Aangespoeld in land van het hart Fietsroutegilde wordt gewaardeerd PZC ouitenggDiec A# Vogels begonnen aan voorbereiding voor de herfsttrek •4Jy zee land natuurjournaal 30 woensdag 26 augustus 1998 door Lou Vleugelhof Soms spoelt er een fles aan op het strand. De eb heeft hem achtergelaten. Velen hebben hem gezien en zijn er achteloos aan voorbij gelopen. Een ondoorzichtige fles met een huid van zeewier en zand. Niemand merkt hem op. Tussen het wrakhout, de plastic bekers en blikjes valt een fles niet op. Wie heeft er nog een boodschap aan een fles? En wat voor boodschap, van wie en uit welk werelddeel zou een fles nog kunnen brengen? In deze tijd van instantinformatie op elke minuut van de dag en uit welk deel van de wereld ook speelt een boodschap in een fles geen rol meer. Eens was er een tijd dat men briefjes schreef met geheimzinnige boodschappen, men rolde het papiertje op tot het door de flessenhals kon en voorzichtig schoof men het tot diep in de buik van de fles, sloot de fles waterdicht af met een kostbare kurk, de kurk van een wijnfles, en liet hem te water waar de stroom naar zee sterk genoeg was. Plechtige tewaterlating van een mini-scheepje, dat jarenlang rond zou dobberen tot hij eens zou mogen uitrusten aan een ver en onbekend strand, waar een opmerkzame toeschouwer hem zou vinden. Wonderen Alleen wie nog geloven kan in wonderen vindt de fles en de boodschap die ontcijferd wil worden. Een vreemde boodschap in de taal van een dichter. De dichter heeft hem ooit losgelaten in een zeldzame taal, op goed geluk, maar altijd in de verwachting dat hij ooit aanspoelt in een land dat even zeldzaam is, het land van het hart.. Gedichten zijn geheime boodschappen in flessen, altijd onderweg naar een hart dat openstaat naar een werkelijkheid die haar aanspreekt. Is niet het doel van alle poëzie om de lezer te vinden die haar boodschap bevrijdt uit de schemer van de fles. Als de dichter het gedicht geschreven heeft, laat hij het los en vertrouwt het toe aan nacht en ontij, aan het blinde toeval en aan het lot of het ooit gevonden zal worden. De dichter van de boodschap: 'Mijn zilte hart.moet al heel lang vertrouwd zijn met de zee. Alleen iemand die met hart en ziel doortrokken is van zee, kan spreken van 'mijn zilte hart'. Een hart dat leeft op het ritme van de zee, haar eb en vloed, en op het ritme van haar krimpende en ruimende wind. Het is duidelijk wat de dichter wil. Hij wil het zout vangen. Zout is vanouds het beeld van duurzaamheid en behoud van smaak, van reiniging, zuivering en foto archief Wim Riemens trouw. In het verleden sprak men wel van een volk dat zout in het bloed heeft, als men Nederland bedoelde als zeevarende natie. Jezus zegt (Math. 5:13) tegen zijn volgelingen: 'Gij zijt het zout dei- aarde.' De geest van zijn volgelingen moet de mensheid doordringen met de kracht van God. Wat zal de dichter anders zoeken dan de kracht en de duurzaamheid van zijn woord. Maarzoeken naar die kracht is vergeefse moeite, want het zout is ogelost in de zee. Het is er wel maar alleen in kristallen is het tastbaar te vangen. Het is de taak van de dichter om het zout van de taal tot kristallen te vormen. Dwaaltocht Zijn zoektocht echter wordt een dwaaltocht. Hij dwaalt langs de zee, bij dood tij op de kentering van eb en vloed, waar de stroom tot stilstand is gekomen. Het dode getij en de afwezigheid van het water zijn de beelden van zijn vruchteloos zoeken. Aan de horizon echter waar water en Mijn zilte hart krimpt en ruimt met de adem van de zee als ik vergeefs het zout wil vangen; dus dwaal ik bij het dode tij tot mijn dromen zijn verwaaid als ijle flarden van de zee; die drijven op de adem mee en vormen, waar de glooiing helt, een zoutkristal dat glanst en zwelt. Anton Derlingen Uit: Zoutkristallen; Saltcrystals met de Engelse teksten, 1998 gepubliceerd in ts. Ballustrada -X. door Harmen van der Werf Stuk voor stuk zijn het fervente vrijetijdsfietsers of wandelaars, de vrijwilligers van het Zeeuws-Vlaamse routegilde. Ze zijn met z'n dertigen of veertigen. Het is maar wie je erbij rekent. Vaak zijn het echtparen die een fiets-, wandel- of ruiterroute onder hun hoede hebben. En ervoor zorgen dat ze goed onderhouden blijven. Terneuzenaar M. J. van Zweden is zo'n beetje de spin in het web van het routegilde. Al wil hij zijn rol niet overdrijven. „Hoeveel tijd ik erin steek?", herhaalt hij de vraag. „Ik hou dat niet bij. Mijn vrouw en ik zeggen altijd: 'het is plezierige tijd' en je doet er anderen een plezier mee." Van Zweden is de magazijnmedewerker van het gilde. Hij runt de opslag van routebordjes en routepaaltjes in Terneuzen. „Veel werk doen de routemeters en - peters zelf, hoor. Als er een bordje weg is, geven ze dat door aan het Toeristisch Bureau Zeeuws-Vlaanderen in Terneuzen. Eén bureaumedewerker woont in Hulst en een ander in Oostburg. Ik breng hen de bordjes in Terneuzen en zij brengen die naar de vrijwilligers." Excuusbrief Zelf doet de oud-elektriscli lasser de 'grotere klussen', zoals het plaatsen van palen. „Vorig jaar was het in de zomer steeds raak op één stukje van de Zwinroute, bij een kampeerterrein. Steeds waren er palen en routebordjes weg. Later hebben ze de daders opgepakt, een groepje jongeren. Die hebben ons een excuusbrief geschreven, als onderdeel van een alternatieve straf bij het Halt bureau." Het Zeeuws-Vlaams routegilde is zo'n twee jaar geleden opgericht, toen Zeeuws-Vlaanderen in één klap acht bewegwijzerde fietsroutes kreeg (plus veertien direct over de Belgische grens). Het Toeristisch Bureau Zeeuws- Vlaanderen had het onderhoudswerk gemakkelijk aan de ANWB kunnen uitbesteden. Maar dat is duurder. En het is wel zo aardig mensen uit de streek bij het project te betrekken. Dat is goed gelukt. Door heel Zeeuws-Vlaanderen zijn mensen gevonden die het routenetwerk in de gaten houden. „Ik kende Tiny Maenhout, de toenmalige directeur van het bureau, via mijn werk bij waterschap Vrije van Sluis", vertelt J. A J. Boekhout uit Breskens. „Zo ben ik erbij M. J. van Zweden, de vrijwillige magazijnmedewerker van het fietsroutegilde Zeeuws-Vlaanderen, bestiert de opslagplaats met routebordjes- en palen in Terneuzen. foto Peter Nicolai gekomen." Boekhout vindt het nuttig werk. „Er is veel geld in al die voorzieningen gestoken. Dan moet je ze ook onderhouden. Anders ben je bezig met kapitaalvernietiging." De opzet is dat de routemeters- en peters, de adoptie-ouders van de vele Zeeuws-Vlaamse toeristische routes, om de veertien dagen hun route controleren. De ervaring heeft Boekhout geleerd dat dit in zijn geval niet nodig is. Eén keer per maand is wel genoeg. „Wij hebben een wandelroute, de Monnikenroute door het dorp Groede, en de Eenhoornroute, een ruiterroute tussen Nieuwvliet, Cadzand en Retranchement. Afgelopen zondag hebben wij de ruiterroute gelopen. Er waren vier bordjes weg. Maar ik heb de indruk dat die route niet zo vaak wordt gereden. Het strand is populairder bij paardrijders dan het binnenland." Zoals wel vaker bij vrijwilligerswerk, doet Boekhout het niet geheel onbaatzuchtig. „Wij lopen elk jaar de vierdaagse in Nijmegen. Het wandelen van onze routes - de Eenhoornroute is 38 kilometer lang - is een mooie training." Op 't gemakje Zo ziet routepeter H. Henry uit Oostburg het ook. Hij is een fervent vrijetijdsfietser, evenals zijn vrouw. „Niet dat wij zo fanatiek zijn, hoor. Wij doen het op ons gemakje. Niet met de tong op het stuur en met oogkleppen voor. Laatst zijn wij in Noord-Brabant geweest. Dan fietsen wij veertig tot zestig kilometer per dag." Eén van de populairste fietsroutes, de Zwinroute, valt onder zijn verantwoordelijkheid. Henry moet nogal eens wat vervangen. „Puur vandalisme kom je erg weinig tegen. Het zijn met name souvenirjagers die bordjes weghalen, voor in huis of bij de tent. Vlakbij kampeerterreinen verdwijnen de meeste. Ze vinden die bordjes blijkbaar een aardige versiering." Het routegilde weet dat het werk wordt gewaardeerd, althans dat is de ervaring van magazijnmedewerker Van Zweden. „Je praat er weieens over met mensen uit de buurt en ook met andere fietsers. En dan vertellen ze dat het in Zeeuws- Vlaanderen goed geregeld is. Dit jaar valt het verlies aan bordjes mij overigens reuze mee." Of het onderhouden van routes door vrijwilligers iets unieks is, weet Van Zweden niet. Elders wordt dit over het algemeen wel overgelaten aan de ANWB. Maar ja, het Toeristisch Bureau verkoopt Zeeuws-Vlaanderen ook niet voor niets als 'een landje apart'. lucht in elkaar overvloeien, zwelt het glanzende water aan tot een hellende glooiing. Het is een luchtspiegeling boven de zee. Een fata morgana van de onbereikbare zoutkristal. De dichter heeft een boodschap in een fles. Zijn gedicht wil een zoutkristal zijn, een zoutkristal als het mogelijk was, maar deze illusie is niet te verwezenlijken. De mens kan niet leven zonder een droom, de dichter zeker niet. Hij droomt van een gedicht in een onbederfelijke taal. Deze zeldzame boodschap vertrouwt hij toe aan een fles. Hij meldt erin dat zijn zoektocht een dwaaltocht is, maar dat de zoutkristal groter en glanzender wordt naarmate hij vergeefser zal blijven zoeken. Dichten is onbegonnen werk, denk ik wel eens. Daarom zijn er maar weinigen die eraan beginnen. De zomertaling; een eendje dat in Nederland sterk achteruit gegaan is. foto Chiel Jacobusse door Chiel Jacobusse Het einde van de zomer nadert. De weersomslag van het afgelopen weekeinde bracht meteen fikse veranderingen teweeg voor de flora en fauna. Veel bloemen zijn aan het einde van hun bloei, en de overvloedige regenval maakte versneld een einde aan hun kleurenpracht. Zo ook met een aantal insekten. Hoewel voor veel soorten het seizoen nog maar halverwege, of zelfs nog maar net aangebroken is, zijner ook tal van insekten die zich tot volgend jaar weer niet meer zullen laten zien. Paddestoelen profiteren van de regenval. De soorten van de vroege herfst, zoals champignons en parasolzwammen verschijnen weer en masse in het weiland, andere soorten, zoals de reuzenbovist, beginnen aan een tweede ronde. Op veel plaatsen verschijnt ook weer de weidekringzwam: een oranjebruin paddestoeltje van een paar centimeter doorsnede dat duidelijk naar bittere amandelen ruikt. Druk Maar vooral aan de vogelstand is het te merken dat de zomer aan het afscheid nemen is. Al een paar weken is het druk met doortrekkende steltlopers in de polders. Witgatjes en groenpootruiters zijn in vrijwel ieder drinkputje te vinden, en ook goudplevieren en watersnippen bevolken de weilanden, terwijl grutto's en tureluurs het binnendijks voor gezien houden. Ze blijven nog wat hangen langs de kust, waar het tafeltje dekje is voor liefhebbers van bodemdieren. Voor hen niet alleen trouwens. Ook viseters vinden er een rijkgedekte tafel. In grote aantallen trekken sterns door langs de Delta wateren, maar het gebeurt allemaal zonder haast. Hoe anders dan in het voorjaar. Dan haasten al de vogels zich naar hun broedgebieden en zijn langstrekkende soorten binnen een paar dagen verdwenen. Ook de roofvogels zijn flink in beweging. Onze eigen buizerden raken weer aangevuld met soortgenoten uit het oosten en noorden en af en toe zijn er een stuk of tien tegelijk te bewonderen. Goed opletten trouwens, want tussen al die passerende buizerden zit ook geregeld een wespendiefDe wat langere staart en snavel en het grijs in het verenkleed onderscheiden de wespendief, maar ook voor ervaren vogelaars is het opletten geblazen. Vooral langs de kustlijn passeert de wespendief geregeld. Dammen en dijken vormen trouwens tijdens de trektijd ideale plaatsen om vogels te observeren. Begin deze week langs de Philipsdam was er flinke trek te zien van klein grut, zoals zwaluwen en kwikstaarten. Af en toe passeerde ook de tapuit; een vogel die vooral tijdens de vlucht opvalt door de fel afstekende witte stuit. Zilverreiger In het Slaak, westelijk van de Philipsdam was een kleine zilverreiger aan het vissen in een getijdegeul op het schor. Dat was nog maar tien jaar geleden een waarneming om voor uit je dak te gaan, maar de kleine zilverreiger is tegenwoordig een tamelijk gewone verschijning geworden. En dat geldt ook voor de lepelaars die ter plekke nog steeds in de omgeving van de kolonie rondhangen. Een groep van twaalf zomertalingen die rondzwemt voor de vogelobservatiehut bij de Plaat van de Vliet is ongetwijfeld ook op trek. Het is een echte buitenkans om een groepje zomertalingen in de kijker te krijgen. Voor dit kleine eendje geldt eigenlijk het omgekeerde als voor de kleine zilverreiger en de lepelaar. Het aantal is ingekrompen tot minder dan een tiende van enkele decennia geleden. Veranderingen in de vogelstand boezemen niet alleen vogelaars belang in. Ze geven aan dat er veranderingen optreden in het landschap. Het ontstaan van grote zoetwatermoerassen als het Krammer, Volkerak en het Markiezaat zorgen ei-voor dat het moerasbewoners als de lepelaar en de kleine zilverreiger voor de wind gaat. Veranderingen in het boerenbedrijf zijn er de oorzaak van dat een uitgesproken weidevogel als de zomertaling steeds meer terrein moet prijsgeven. In de trektijd krijgen vogelwaarnemers ook een beeld van ontwikkelingen elders. Een wespendief gold lange tijd als incidentele gast, en ook voor deze roofvogel is er sprake van een opbloei van de stand. Het spaarzamer gifgebruik en de afgenomen vervolging door de mens zijn daar ongetwijfeld debet aan. Maar ook landschappelijke ontwikkelingen spelen een rol. De grote oppervlakten bos die in de eerste helft van deze eeuw in het oosten van Nederland zijn aangeplant zijn inmiddels volwassen geworden en roofvogels als de wespendief en de havik profiteren daarvan. Aan de hand van een paar van dat soort, voorbeelden lijkt het niet al te moeilijk om veranderingen in de vogelstand te verklaren. In werkelijkheid is dat heel anders. Bij de toe- of afname van een vogel spelen zoveel factoren een rol dat het vaak nauwelijks mogelijk is om de oorzaak te achterhalen. De natuur zit zo complex in elkaar dat wij er in feite maar heel weinig van begrijpengelukkig.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 30