De batterij valt mc 4 moeilijk uit te bannen Wachten op gele velden b li it e n g ebi e ei 29 Kippenhouderij inColijnsplaat. door A. J. Snel De batterij kip ligt niet lekker in dit land. De Nederlander wil wel eieren eten maar de productie ervan houdt hij liever uit de buurt. Nadat het imago van de varkenshouderij in een jaar van varkenspest forse krassen heeft opgelopen door beelden over gedode dieren, ligt nu het pluimvee onder vuur. Er is vrees voor een te zware belasting van het milieu en er wordt gediscussieerd over het welzijn van de dieren. In Zeeland wordt een herziening van het streekplan voorbereid op basis waarvan de mogelijkheden voor de pluimveehouderij sterk worden begrensd. De politiek voelt de geest van de tijd aan: veel mensen worden overvallen door tegenzin als ze geconfronteerd worden met beelden van duizenden kippen die in legbatterijen over beperkte ruimte beschikken en geen gelegenheid hebben om te doen wat een kip wil: heen en weer hollen en stof baden nemen. Intussen eet de Nederlander per jaar wel 176 eieren. Daarvan gaan er 46 in voedingswaren als cakes en gehaktballen. De andere 130 worden direct genuttigd. Voor het grootste deel zijn die eieren afkomstig uit legbatterijen. Nederland huisvest ruim 30 miljoen legkippen die samen meer dan 9 miljard eieren per jaar leggen. Daarvan wordt 85 procent geproduceerd in legbatterijen. De rest van de eieren komt uit scharrelstallen waar de hennen gedeeltelijk op een rooster en gedeeltelijk op strooisel rondlopen. En dan zijn er de volièïestallen waarin plateaus op verschillende niveaus zijn aangebracht en waar de kippen meer bewegingsruimte. Tenslotte worden eieren geproduceerd in stallen met een vrije uitloop. Praktijk De batterijen kunnen en zullen niet snel worden beschouwd als behorend tot een af te danken systeem, schat ir. G.W.H. Heusinkveld, directeur van Praktijkonderzoek Pluimveehouderij, dat - gefinancierd door de rijksoverheid en het bedrijfsleven - wetenschappelijk, praktijkgericht onderzoek verricht op het gebied van pluimvee-, nertsen- en konijnenhouderij. In de complete pluimveesector, inclusief vlees-, opfok-en vermeerderingsbedrijven, werken 11.000 mensen en in de toeleverende industrie 2.500. De export van de pluimveeproducten draagt 2,3 miljard gulden bij aan de Nederlandse handelsbalans. Daarvan komt een aanzienlijk deel van de export van eieren, met name naar Duitsland. In het instituut dat Heusinkveld leidt, wordt gekozen voor een integrale benadering. Het onderzoek richt zich op een reeks vragen over de hoeveelheid ruimte voor een kip, de aanwezigheid van een legnest en een zitstok, het klimaat in de stal, het water en de voeding, de controleerbaarheid en toegankelijkheid, de gezondheid, de uitstoot van ammoniak, de hoeveelheid stof, de bewegingsmogelijkheden. En er is aandacht voor de economische kant van de zaak. Heusinkveld: „Wij kijken natuurlijk ook naar de gedragingen van de dieren naar beschadigingen die ze oplopen. Maak je een vergelijking tussen de verschillende stalsystemen, dan scoort de legbatterij op vrijwel alle punten het beste. De dieren zitten er inderdaad met vijf stuks in een kooi van 500 tot 600 vierkante centimeter, maar hun gezondheid is goed, de klimatologische omstandigheden ook. Ze krijgen goed te eten en te drinken en ontvangen weinig prikkels om elkaar te pikken. Uit milieu-oogpunt bezien biedt de legbatterij ook nog altijd de beste mogelijkheden; je kunt de mest goed en snel indrogen en de ammoniakuitstoot laag houden." 'Maar kippen willen op een stok kunnen zitten, een kuiltje in de grond kunnen draaien, een stofbad nemen en hun eieren in en nest leggen,' voeren tegenstanders van de batterij aan. Heusinkveld kent die opmerkingen, maar naar zijn inzicht ligt het ingewikkelder dan men op het eerste gezicht zou k# v woensdag 26 augustus 1998 foto's Pieter Honhoff aannemen. „Je zit als pluimveehouder altijd tussen meer vuren. Als je het welzijn van de kip verbetert, verslechter je het milieu. En andersom. In scharrelstallen kun je de uitstoot van ammoniak veel minder goed beheersen dan in de legbatterij. Volièrestallen scoren wat de beheersing van ammoniak tussen de batterij en de volièrestal in. Ook het begrip welzijn moet naar het oordeel van de onderzoeker niet te gemakzuchtig worden gehanteerd. „Laat je kippen in grotere aantallen samen scharrelen, dan pikken ze elkaar. Er treedt kannibalisme op. Omdat te voorkomen worden nu de snavels gekapt. Dat is voor het welzijn van een dier niet bevorderlijk. Doordat kippen die op strooisel kunnen rondlopen veel meer dan batterijkippen met mest in aanraking komen, zie je bij die eerste groep veel meer gezondheidsproblemen. Ook een welzijnsaspect. Die gegevenheden moet je allemaal in ogenschouw nemen om tot een oordeel te komen." Welzijnskooi Onderzoekster ir. Th.C.M. van Niekerk ziet al die aspecten regelmatig in de stallen. Ze toont een welzijnskooi waarin een aantal traditionele kooien aan elkaar gekoppeld is om de dieren meer bewegingsvrijheid te geven. „We proberen hier ook uit hoe het gaat als je de kippen een matje van kunststof geeft waarop ze een schijnstofbad kunnen nemen. Je kunt niet zo heel vlug conclusies trekken over alternatieve stalsystemen. Het heeft altijd meer kanten. Uit onderzoek is gebleken dat het kappen van snavels voor kippen leverfslang onaangenaam kan zijn. Er kan een soort fantoompijn blijven zoals mensen die hebben na amputatie van een ledemaat. Kap je de snavels niet, dan pikken de dieren elkaar als ze met een groot aantal in één ruimte vertoeven. Ze hebben dan wel meer ruimte, maar hun welzijn wordt op andere punten geschaad. Je ziet wel dertig procent uitval. Het probleem van het pikken is niet zomaar op te lossen. We hebben geprobeerd kerstbomen in de stal neer te zetten om ze iets anders te doen te geven, maar dat werkt maar tijdelijk. Nu hangen er metalen spiegeltjes: ik weet nog niet of dat voldoende afleidt. Ik weet wel dat je de omstandigheden waaronder kippen worden gehouden met te eenzijdig moet benaderen. Als het gaat om ruimte: ook op een flat kunnen mensen uitstekend naar hun zin wonen. Welzijn is geen makkelijk te definiëren begrip, er zitten heel veel kanten aan. Een kip die in een volière wormen krijgt en langzaam ziek wordt, voelt zich niet lekker. In een batterij blijven hennen gezond. Daar staat tegenover dat zij hun gedrag niet goed uiten. Smalle marges Dan is er de economische kant van de zaak. De marges zijn smal. Het gaat om centen. Heusinkveld: „Een boer die 30.000 kippen houdt die per jaar elk 300 eieren leggen kan een investering doen waardoor der productiekosten van een ei met één cent omhoog gaan. Dan heb je het dus meteen over 90.000,- extra kosten op jaarbasis. Dat is ongeveer een arbeidsinkomen binnen zo'n onderneming En kwestie van to be or not to be. Als er nadere regels komen over de huisvesting van pluimvee dan zullen die om te beginnen toch in iedergeval in het verband van de Europese Unie moeten worden genomen. En dan nog hebben we te maken met een wereld waar de markten vrijer worden. In de Verenigde Staten ligt de kostprijs van een ei op 60 procent van die in Nederland. Hier komt die op 11 cent, daarop 6 tot 7 cent. Het transport van Amerika naar hier kost 6 cent per stuk. Het ligt voor de hand dat de Amerikanen de markt zullen overspoelen met eieren op het moment dat de productieprijs hier met een paar cent omhoog gaat. Die belemmering van de transportkosten valt weg. Het resultaat is wel dat de eieren aangerold komen uit een land waar het welzijn van kippen nog nauwelijks een onderwerp is en waar de omstandigheden voor de dieren veel minder zijn dan hier in Nederland. Dat zijn dingen waarmee dieren- en milieubeschermers toch ook rekening mee moeten houden. Wij zijn hier verder." Volgens Heusinkveld is de beduchtheid voor de vestiging van pluimveebedrijven niet helemaal terecht, ook met als het gaat om het milieu. „Er is nu geen goede afzetmogelijkheid voor mest maar als collega-EU-landen willen meerwerken is die binnen EU- verband wel te krijgen. En de techniek van verwerking wordt steeds beter: de belasting van het milieu is aanzienlijk terug te dringen. Wij doen hier onderzoek naar alternatieven waarbij we met allerlei aspecten rekening houden. Waarbij we ook naar de markt kijken. Als ik het geheel overzie, is een massale omschakeling van de legbatterij naar alternatieve systemen economisch gezien niet te doen. Een groot deel zou verdwijnen uit Nederland en vervolgens zouden wij hier eieren gaan consumeren die onder veel minder gunstige omstandigheden zijn geproduceerd." Kippen willen op een stok kunnen zitten, kuiltjes in de grond kunnen draaien en hun eieren in een nest leggen. door A. J. Snel Een kale boel is het geworden. De ruim drie weken mooi weer zijn voor de boeren voldoende geweest om het graan van het land te halen. De combines zijn in hoog tempo over de akkers gegaan voor het grote knippen en scheren. Wat naast de velden met bicten, uien en aardappels, rest zijn stoppelvelden. Het landschap ziet er voor de voorbijganger plotseling een stuk minder feestelijk uit. Boeren kijken daar anders naar: de oogst is immers mooi droog binnengehaald. De wat saaie aanblik van dit moment is niet van lange duur. Voordat de aarde in de winter zwart zal zijn, kleuren in de tweede helft van oktober en in november nog heel wat percelen geel. In de stoppelvelden is in een aantal gevallen wikke, bladramenas of een grasmengsel, maar veel vaker gele mosterd gezaaid. Kees Bierens heeft in de afgelopen week weer herhaalde malen iedere vierkante meter van een aantal van zijn percelen gezien. Hij heeft de stoppelvelden met behulp van de cultivator losgewerkt, daarna is hij met de kunstmeststrooier over zijn land gegaan om en mengsel van kunstmest en geel mosterdzaad te verspreiden en tenslotte heeft hij dat met de rotor-eg ondiep onder de grond gewerkt. Op een deel van zijn akker heeft hij het zaaien van de gele mosterd gecombineerd met de injectie van dierlijke mest. Hij kan dat niet overal doen, omdat hij anders de fosfaatnorm zou overschrijden. Voeding Wat Bierens ditmaal heeft gezaaid, zal hij niet oogsten. In november ploegt hij de gele mosterd onder. Het gewas dient als groenbemesting voor het land waarop volgend jaar weer aardappelen, bieten of uien geteeld worden en die hebben voeding nodig. Veel meer dan graan waarvan de opbrengst in tonnen uitgedrukt aanzienlijk lager is. Het mag wat Bierens betreft de komende tijd best droog blijven, maar de regen van de afgelopen tijd is hem en veel van zijn collega's welkom geweest. Het mosterdzaad dat hij vorige week in zijn akkers werkte, is al ontkiemd en bij voldoende temperatuur zal volgende week al en groen waas over het stoppelveld liggen. Zinnebeeld In de Bijbel worden de minieme zaden van de gele en bruine mosterd aangeduid als zinnebeeld van iets heel kleins dat groot wordt en indachtig die wijsheid is menige christelijke jongerenvereniging gesierd met de naam 'Het mosterdzaad'. Wie dat symbool voor snelle wasdom wil toetsen aan de werkelijkheid moet de komende weken maar eens goed om zich heenkijken. Als het goed gaat zal de gele mosterd op veel plaatsen de grond uitschieten en tot zo'n meter hoog komen. Meerdere doelen Bierens belicht de teelttechnische kant: „De groenbemesting dient meerdere doelen. Je bindt er stikstof mee in de grond en die komt heel geleidelijk weer vrij als voeding voor nieuwe gewassen. Verder is het goed in de herfst de grond bedekt te houden. Die is dan beter bestand tegen extreme droogte en nattigheid. Het gewas neemt water op waardoor de grond droger wordt. Als je een groenbemester vervolgens onderploegt, is dat goed voor de structuur van de grond. Daar versta je onder dat er een juiste verhouding is tussen lucht en gronddeeltjes. De grond moet rul zijn en goed te bewerken. Je Akkerbouwer C.J. Bierens uit Grijpskerke doet in deze rubriek weke- werkt altijd voor morgen." lijks verslag van zijn werk en wederwaardigheden.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 29