Huis van stro en leem Zeeuws Woordenboek krijgt eindelijk vervolg ito PZC buitengebied cf^EK\ 24 woensdag 5 augustus 1998 door Richard Hoving Honderden strobalen en duizenden kilo's leem vormen de belangn j kste bestanddelen van het huis dat Jan Sonneveld aan de rand van het Schouwse dorp Ouwerkerk bouwt. Het is een unieke woning. Ondanks alle twijfels over de duurzaamheid van zijn onderkomen blijft de 66- jarige Rotterdammer razend enthousiast. Stro als bouwmateriaal? Het onbegrip dat in deze vraag doorklinkt, komt Sonneveld bekend voor. Menig passant heeft de afgelopen weken halt gehouden bij zijn strohuis in aanbouw en om opheldering gevraagd. „Onbekend maakt onbemind. Stro is perfect bouwmateriaal, maar wordt nog nauwelijks gebruikt", aldus Sonneveld De meerwaarde is divers. Milieuvriendelijk en goedkoop zijn voor de hand liggende voordelen van stro boven bakstenen. Toch zijn het juist de minder bekende voordelen die voor Sonneveld de doorslag hebben gegeven. „Stro ademt goed. Dat betekent dat er constant verse lucht van buiten naar binnen komt." De isolerende werking noemt hij eveneens een belangrijk pluspunt. Ruim twee maanden geleden, op een van de eerste warme en zonnige dagen van dit jaar, werd de eerste strobaal gelegd. Sindsdien zijn ongeveer vijfhonderd balen gebruikt om de muren van het woonhuis, de garage en de berging op te trekken. Alleen de verbindingsmuur tussen het woongedeelte en de garage is een stenen muurtje geworden. „Voorschrift van de gemeente in verband met de brandveiligheid", zegt Sonneveld een tikkeltje teleurgesteld. De balen, afkomstig van een landbouwer uit Zierikzee, worden als stenen gestapeld. Door het stro voor gebruik stevig samen te persen verdwijnt nagenoeg alle zuurstof. Dit maakt dat de stromuren niet beter of slechter branden dan de muren van een doorsnee woning. Het stapelen en aan elkaar vastklinken van de balen heeft Sonneveld tijdens een workshop van de in Duitsland geboren Martin Oehlmann onder ARCHITECTUUR I de knie gekregen. „Oehlmann is de expert op het gebied van strobouw. Hij weet als geen ander hoe je met stro moet omgaan. Daar heb ik veel van geleerd." Huwelijksreis De ongeveer 60 centimeter dikke muren zijn inmiddels voor de tweede keer met een laag leem bestreken De komende weken wordt de derde, laatste laag aangebracht. De leem moet bescherming bieden tegen vocht en ongedierte. De duizenden kilo's leem zijn afkomstig van de Betuwe en uit Duitsland. Sonneveld is niet helemaal toevallig in Ouwerkerk neergestreken. De eerste kennismaking met het Schouwse dorp dateert van 38 jaar geleden. „Op de tweede dag van mijn huwelijksreis streken we neer op de camping de Vierbannen even verderop. Ik was meteen verkocht en heb toen al gezegd als ik met pensioen ga, wil ik in Ouwerkerk gaan wonen.Zes jaar geleden was het zover. Op zoek naar een woning stuitte Sonneveld op een huis aan de rand van het dorp. Geen onaardige woning, maar net niet wat hij helemaal wilde. „Toen ik weer naar buiten kwam zag ik een klein bordje met te koop staan op het braak liggende stuk grond naast de woning die ik zopas bekeken had. Ik dacht daar ga ik bouwen." Aanvankelijk wilde Sonneveld Jan Sonneveld bouwt aan de rand van het Schouwse dorp Ouwerkerk een woning van stro en leem. „Als we al les goed hebben gedaan blijft dit huis met gemak een paar honderd jaar staan." fotografie Marijke Folkertsma een 'gewoon huis met een verdieping bouwen'. Dit idee liet hij echter al snel varen. Gezien zijn leeftijd gaf hij de voorkeur aan een woning zonder een verdieping. De gedachte dat hij een stenen onderkomen wilde laten verrijzen verdween nadat hij een cursus leem- en strobouw had gevolgd. ,Ik geef toe dat ik er nog nooit van had gehoord, maar na het volgen van de cursussen ben ik verschrikkelijk enthousiast geworden. Het is origineel. Niet iedereen woont in een huis van stro en leem." Op een aantal plaatsen in Nederland staan vakantiewoningen van stro. Permanente woonhuizen van stro bestaan er nog niet. Ontwerp Sonneveld vroeg de Rotterdamse architect J. W. van Dort om een ontwerp voor zijn woning te maken. Van Dort ontwierp een rechthoekig woonhuis met een ronde uitbouwen op drie van de vier hoeken. De indeling van het woonhuis had Sonneveld voorgeschreven: woonkamer, slaapkamer, keuken, toilet, douche en twee logeerkamers. In het verlengde van het woonhuis ligt de garage. Bij de berging die achter de woning staat, overheersen eveneens ronde vormen. Het schuin oplopend dak steekt aan alle kanten ongeveer een meter over het huis. De vorm van het dak heeft alles te maken met de stromuren. „Het dak dient te voorkomen dat de regen vat krijgt op het stro", verduidelijkt Sonneveld. Regen en vocht zijn de grootste bedreigingen van zijn huis. Sonneveld heeft voorzorgsmaatregelen genomen. Om het optrekken van vocht tegen te gaan liggen onder en rond het huis schelpen en kleikorrels. Om dezelfde reden rusten de stromuren op een stenen funderingsmuurtje. Sonneveld hoopt voor het eind van dit jaar een deel van het huis te kunnen gaan bewonen. Tot die tijd overnacht hij in een caravan, die aan de rand van de ruime tuin staat. In de loop van volgend jaar moet het huis definitief klaar zijn en worden ingericht. De inrichting wordt modern, verzekert Sonneveld. „Net als elk ander huis komen er gewoon luxe vooi-zieningen in." Omdat hij het milieu hoog in het vaandel heeft staan, komen er wel een aantal extra voorzieningen. Het toilet wordt met regenwater doorgespoeld en op het dak komen vetplanten. Sonneveld heeft er alle vertrouwen in dat het goed komt. „Bedenkingen en twijfels zullen er altijd wel blijven bestaan, maar als we alles goed hebben gedaan blijft dit huis met gemak een paar honderd jaar staan." Dr. Ha. C.M. Ghijsen gaf zelf de aanzet tot aanvullend onderzoek naar de Zeeuwse taal. door Marco Evenhuis "SöeSMÉS Enkele weken geleden kon u in deze rubriek lezen over de cd- rom versie van het Woordenboek der Zeeuwse Dialecten, die momenteel in de maak is. Door heel Zeeland werken op dit moment tientallen mensen mee aan het inspreken van voorbeeldzinnen. Het oude Zeeuwse woordenboek zal zo'n 35 jaarna het verschijnen in 1964 gaan praten. En daarmee is direct het grootste manco van dat woordenboek weggenomen: geschreven dialect is best aardig, maar benadert het gesproken dialect bij lange na niet. Naast die cd-rom van het bestaande Woordenboek der Zeeuwse Dialecten (kortweg WZD), loopt in Zeeland echter nog altijd een ander project. Een veel minder spectaculaire, maar niet daarom nog niet minder belangrijke aanvulling op bestaande publicaties over de Zeeuwse taal: het langverwachte supplement bij het WZD. Dat supplement zou nog voor het jaar 2000 moeten verschijnen, hoewel de oorspronkelijke streefdatum ooit al eind 1997 was(!). Toen in 1964 het WZD verscheen, wist onderzoekster en redacteur dr. Ha. C. M. Ghijsen het zelf eigenlijk al: zelfs in de meer dan twaalfhonderd pagina's die dat woordenboek telt, zijn lang niet alle Zeeuwse dialectwoorden en - uitdrukkingen opgenomen. Ghijsen gaf in de twaalf jaar die lagen tussen het verschijnen van het woordenboek en haar overlijden in 1976 zelf de eerste aanzet tot aanvullend onderzoek naar de Zeeuwse taal. Er moesten hiaten worden gevuld. Die onderzoeksijver resulteerde in de jaren tachtig en negentig onder meer in een serie zogenaamde regioboeken. Per regio werd een thematisch boek geschreven, waarin de woordenschat van de streek werd opgetekend. Maar ook die serie boeken (in totaal bijna zestienhonderd pagina's waardevol dialectmateriaal) bleek niet genoeg. In 1989 kwam de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek met een plan voor het schrijven van een supplement bij het woordenboek naar buiten. Voor de klus, die volgens de Vereeniging minstens vier jaar zou gaan duren, zou meer dan twee ton nodig zijn. De Zeeuwse Taele Een paar jaar later, in 1991kwam de speciaal voor het Supplement project in het leven geroepen stichting De Zeeuwse Taele met een gedetailleerd plan. Het benodigde budget werd opgeschroefd tot zo'n vier ton en de voornaamste taak van de stichting was dan ook het werven van fondsen. Dat viel niet mee. In de PZC van 1 april 1992 lezen we dat de Provincie aanhikte tegen een subsidie van twee ton, verdeeld over vier jaar. Geldzorgen waren daar de oorzaak van. Voorzitter J. I. de Regt van De Zeeuwse Taele stelde zelfs: „Als we binnen een half jaar tijd de financiering niet rond krijgen, zullen we ons ernstig over een stopzetting van het onderzoek moeten beraden." Zover hoefde het gelukkig niet te komen. De stichting wist uiteindelijk toch voldoende middelen bijeen te sprokkelen om begin 1994 een wetenschappelijk medewerker aan te trekken. De Provincie Zeeland was toen ook overstag en betaalde volop mee aan het Supplement in wording. Drs. Martin Adler ging vol goede moed aan het werk. Hem wachtte een enorme klus: de vele duizenden woorden en uitdrukkingen die tussen 1964 en 1994 in kaartenbakken zijn verzameld, moesten in de computer ingevoerd worden. Adler ging voortvarend te werk en via Omroep Zeeland deed hij regelmatig verslag van zijn vorderingen en vroeg hij aanvullende informatie aan. Eind 1996 kwam er echter een kink in de kabel: er bleken onvoldoende financiële middelen om Adler nog veel langer te kunnen betalen. Begin 1997 moest stichting De Zeeuwse Taele dan ook besluiten om het roer om te gooien: Adler, een full-time academicus, was te duur en werd vervangen door een free-lance redacteur, die nu nog steeds op parttime basis aan het Supplement werkt. Tegenvaller Vrijwel tegelijkertijd met de financiële problemen volgde nog een tweede tegenvaller voor de stichting: de verschillende computerbestanden die Adler opgebouwd had, bleken niet op elkaar aan te sluiten. Er moest een enorme hoeveelheid informatie worden omgewerkt, opnieuw worden ingevoerd of domweg worden doorgestreept omdat bepaalde woorden meerdere keren in de bestanden voorkomen. Inmiddels is dat tijdrovende karwei grotendeels achter de rug en concentreert de redacteur zich op het schrijven van de tweeëntwintig hoofdstukken van het supplement; voor elke letter één. Dat het er geen zesentwintig zijn, komt doordat het Zeeuws geen c, q, x of y kent. Dat scheelt. Onlangs is het werk aan de letter d afgerond. De kopij van de redacteur gaat per geschreven letter naar een redactiecommissie van de Zeeuwsche Vereeniging voor Dialectonderzoek. Die commissie, die uit ongeveer tien mensen bestaat, buigt zich niet alleen over de spelling, de algehele inhoud en de juistheid van de gegevens. Ook het schrijven van liefst zo beeldend mogelijke voorbeeldzinnen behoort tot haar taken. Juist die voorbeeldzinnen maakten het oude WZD tot een groot succes. En juist die voorbeeldzinnen schrijven vergt veel tijd van de commissieleden. Want kom maar eens spontaan op een leuke zin met woorden als achterciermen (onderdeel van een menwagen), aerrebolle (golfbreker) of blaeikonter (bromvlieg). Andere woorden zijn zo beeldend, dat een voorbeeldzin gauw gevonden zal zijn. Wat te denken van brie:seme(n) (schuimbekken), afflotsen (sloffen, sjokken) of arroefele(n) (iemand een pak slaag geven). Om van het gemak waarmee een voorbeeldzin voor bieiouuf (maitresse) zal kunnen worden verzonnen nog maar te zwijgen. Als de voltallige commissie zich door de kopij van een hoofdstuk geworsteld heeft, is het weer aan de free-lance redacteur om een en ander te verwerken. Vervolgens kan er een illustrator worden ingeschakeld en kan de kopij drukklaar worden gemaakt. Al met al kan het dus nog wel even duren voordat het supplement daadwerkelijk in de winkels ligt. Veel hangt nu af van de inzet van vrijwilligers, waarvoorheen een full-time beroepskracht aan het werk was. Logisch natuurlijk, dat er dan moeilijk met een strak t ijdsschema kan worden gewerkt. Maar de verantwoordelijke stichting De Zeeuwse Taele hoeft in elk geval niet meer zo bang te zijn voor financiële problemen. Reacties op deze rubriek zijn welkom. Indien u wilt reage ren,of wanneer u een tip voor ons heeft, kunt u schrij ven of faxen naar de PZC, Postbus 18, 4380 AA Vlissin- gen, fax 0118-470102, onder vermelding van Streektaal.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 24