Rijkswaterstaat toont
vormgevende kant
Zeeuws moetje leren
Mooi-weers daegen
PZC
DUJTsn gaoled
^BK\
28
woensdag 17 juni 1998
De vvalradarketen
foto's Lex de Meester
door Richard Hoving
Een week eerder dan in de rest
van het land wórdt in Zeeland
zaterdag de Dag van de
Architectuur gehouden. Een
dienstgebouw van
Rijkswaterstaat op de
Krammersluizen vormt het
middelpunt van de activiteiten.
Het gebouw, dat bestaat uit een
grote, vrijwel lege, betonnen
ruimte, wordt voor de Dag van de
Architectuur tot een virtueel
paviljoen omgetoverd. In het
gelegenheids paviljoen wordt
door middel van beeld, licht en
geluid een doorlopende
voorstelling gegeven over de
vormgevende kant van
Rijkswaterstaat. Dijken,
dammen, bruggen, sluizen en
bijbehorende
becüeningsgebouwen worden
tijdens de multi-media show met
behulp van de modernste
computertechnieken in groot
formaat op de wanden
geprojecteerd. Een begeleidende
tekst informeert de bezoekers over
de achtergronden van het
getoonde.
De ruime aanwezigheid van water
heeft in Zeeland tot een grote
verscheidenheid aan gebouwen en
objecten van Rijkswaterstaat
geleid. Een van de oudste nog
bestaande gebouwen is de
vuurtoren op de Zeedijk bij
Westkapelle. De taps toelopende
gietijzeren toren, die ontworpen is
door Q. Harder, dateert uit 1875.
Naast de ruim elf meter hoge
vuurtoren staat een
kustwachtershuisje dat rond 1920
werd gebouwd.
Ronde vormen
Van meer recente datum (1993) is
de walradarpost bij Wemeldinge
van ir. B. G. Westenburger. Een
gebouw dat opvalt door de
gebogen muren en ronde vormen.
Het gehele ontwerp van de post,
waar vanuit het
scheepvaartverkeer op de
Oosterschelde en het Kanaal door
de Zak van Zuid-Beveland in de
gaten wordt gehouden, roept
associaties op met de romp en een
brug van een schip.
Het ir. Topshuis op Neeltje Jans
Een markant gebouw dat
inmiddels is verdwenen stond
vlakbij het gehucht Vlake. Tussen
twee sporen, vlak voor de bruggen
over het Kanaal door de Zak van
Zuid-Beveland, ontwierp S.
Ravesteyn in de jaren dertig een
bedieningshuisje. Het zogeheten
ARCHITECTUUR
witte huis aan de Prins
Hendrikweg in Vlissingen, dat in
de negentiende eeuw gebouwd
werd als onderkomen voor de
toezichthouders van het Kanaal
door Walcheren, is nu nog altijd in
gebruik als kantoor van de
Meetdienst.
Ir. Ben Gillissen, voorzitter van de
Bond van Nederlandse
Architecten (BNA) kring Zeeland,
stelt dat Rijkswaterstaat met
name door de aanleg van
imposante bouwwerken als de
Zeelandbrug en de
Oosterscheldekering een
onuitwisbaar stempel op de
Zeeuwse buitenruimte heeft
gedrukt. „Hoewel de Zeelandbrug
en de Oosterscheldekering in de
eerste plaats een civiel technische
functie hebben, spreekt de vorm
nog dagelijks tot de verbeelding."
Gillissen is samen met
vertegenwoordigers van de
stichting Het Zeeuws Gezicht en
het Overleg Hedendaagse
Architectuur in Zeeland
verantwoordelijk voor de
organisatie van de Dag van de
Architectuur. In tegenstelling tot
de rest van het land wordt de dag
niet op de laatste zaterdag van de
maand gehouden. Volgens
Gillissen ligt hier een praktische
reden aan ten grondslag. „We
sluiten aan bij de open dag die
Rijkswaterstaat op 20 juni houdt
ter gelegenheid van het
tweehonderdjarig bestaan."
De Dag van de Architectuur wordt
dit jaar voor de dertiende keer
gehouden. Hoewel de
internationale organisatie van
architecten UIA 1 juli als officiële
datum heeft aangemerkt, wordt
de dag in Nederland
traditiegetrouw in het laatste
door Marco Evenhuis
Zeeuwen zijn geen fanatieke
dialectlezers en -schrijvers,
zo lazen we onlangs in deze
rubriek. Er verschijnen hier maar
weinig boeken en de mensen die
die boeken kopen, doen dat vooral
om ze cadeau te doen. In andere
delen van het land bestaat een veel
uitgebreidere traditie van lezen en
schrijven van
streektaalliteratuur. In Drenthe
bijvoorbeeld, verschijnen elk jaar
niet alleen kleine
(cadeau-)bundeltjes, maar zelfs
meerdere streektaalromans van
soms honderden pagina's.
Vroeger deed Zeeland nog volop
mee als producent van
streektaalliteratuur. Eind vorige,
rii dj( x
van lid fruir.sc land
Uitgaven in Zeeuws dialect.
begin déze eeuw werkten hier
bijvoorbeeld meer schrijvers dan
in Drenthe. Later, na de Tweede
Wereldoorlog, raakte Zeeland wat
achterop. In de jaren vijftig en
zestig ontstond hier een wat
geforceerde vooruitstrevendheid
en een daarmee gepaard gaande
afrekening met het eigen,
'boertige' verleden. Een
ontwikkeling die tot in onze tijd
zijn sporen nagelaten heeft.
De geringe productie van Zeeuwse
streektaalliteratuur en ook het
weinige geschreven dialect dat in
de regionale dagbladen verscheen
(en vex-schijnt), zorgen ervoor dat
maar weinig Zeeuwen vertrouwd
zijn met geschreven dialect.
Zeeuwen vinden dialect lezen
moeilijk. Hardop lezen helpt wel
wat, maar vaak blijkt de extra
inspanning algauw teveel
gevraagd. De vele verschillende
spellingen (elke schrijver heeft
zijn eigen spelling) zorgen voor
extra moeilijkheden.
Iemand die lange, serieuze
verhalen en novellen in het
Zeeuws schreef, is de
Middelburger Henri Beunke
(1851-1924). Hij had al snel in de
gaten, dat zijn werk maar in
beperkte kring gelezen werd en is
daarom begonnen met
voordrachten. Toen hij daarmee
stopte omdat hij vond dat zijn
werk, dorpsvertellingen die prima
passen in de Romantiek,
verouderd was, gingen anderen
daar nog vele jaren met veel succes
foto Ruben Oreel
mee door. Beunke sprak zelf
overigens plat Middelburgs, maar
maakte zich het Dom'ourgs min of
meer eigen. Hij schreef zelfs in dat
negentiende-eeuwse
plattelandsdialect. Toch is zijn
Middelburgse afkomst goed terug
te zien aan zijn woordkeus.
Beunke schrijft worre', waar men
in Domburg oore' zegt, gebruikt
Middelburgse vormen als lópe,
ögen, röke en ok (in Domburg net
als in het Nederlands lope, ogen,
roke en ook) en leide en zeide
wordt bij hem lee en zee.
Er zijn nog veel meer opvallende
dingen aan Beunke's dialect. Maar
die moet de geïnteresseerde lezer
er zelf maar uithalen. Want
hieronder is het verhaal
Mooi-weersdaegen' (1883) van
Beunke afgedrukt. Om eens te
oefenen in het lezen van Zeeuws
en om eens kennis te nemen van
een stukje klassieke Zeeuwse
streektaalliteratuur. Plezierig
weekend van juni gevierd. Buiten
Zeeland vinden de meeste
activiteiten dan ook plaats op
zaterdag 27 en zondag 28 juni. Het
volledige programma verschijnt
morgen (donderdag) in een
speciale Dag van de
Architectuurkrant met een oplage
van 50.000 exemplaren. Een blik
op het programma leert dat het
landelijke thema Torens weinig
aanknopingspunten biedt.
Debat
De enige Zeeuwse activiteit die in
de gratis krant vermeld staat (en
het thema volgt) is het debat dat de
stichting Het Zeeuwse Gezicht
woensdag 1 juli houdt. In het oude
stadhuis van Zierikzee wordt
vanaf 20.00 uur gediscussieerd
over de vraag 'Hoeveel
verticaliteit kan Zeeland nog
verdragen'. De beantwoording
van deze vraag is actueel. Voor- en
tegenstanders van hoogbouw in
Zeeland vliegen elkaar de laatste
tijd met enige regelmaat in de
haren. De verschillen van mening
rond de bouw van een woontoren
in Middelburg liepen zo hoog op
dat de rechter er aan te pas moest
komen. Het voornemen van de
provincie om nog meer
windmolens in het open Zeeuwse
landschap te plaatsen, heeft tot
protesten geleid van zowel
gemeenten als van natuur- en
milieuoi'ganisaties.
De multi-media show tijdens de
open dag van Rijkswaterstaat en
het debat in Zierikzee zijn volgens
BNA-voorzitter Gillissen
nadrukkelijk bedoeld om de
interesse van het grote publiek
voor de architectuur te vergroten.
Gillissen: „Iedereen komt
dagelijks ongemerkt in aanraking
met architectuur. De beleving is
vaak niet groot, omdat het gebouw
waar in je woont en werkt als
vanzelfsprekend wordt ervaren.
Met de Dag van Architectuur
hopen we het beperkte zicht iets te
verruimen."
Het programma overzicht van de Dag
van de Architectuur is behalve in de
gratis Dag van de Architectuur-krant
ook te vinden op de website van de
BNA, www.bna.nl
De Oosterscheldekering
Het witte huis aan de Prins Hendrikweg in Vlissingen.
door Henri Beunke
D'r binnen van die daegen,
waerin aolles mooier liekt te
wezen as aors, de zunne
vrooilijker schient, de blommen
lekkerder ruken en aole zurgen
vor 'n stuitje opouwen. Ielkendeê
-of ie mot al 'eêl kniezerig en
brommerig uutgevaollen zien- eit
wel 's van die daegen beleefd en er
laeter dikkels mi plezier an
teruggedocht.
Zö'n dag was 't op Landmin. Kiek,
dae zit de joenge baes mi z'n puupe
inz'nmond, mit 'n wezen da
blienkt van pelzier bie de besteê
van z'n vrouwe, daer ie vlee jaer
mee getrouwd is. Aogje ziet er mae
bleikjes uut, mae da 's geên
wonder ok; wan as je 'n bitje
varder kiekt, zie je 'n wiegjes
staen, en voor ienkelde uren is dae
vö 't eêst 't joengetjeingekommen,
dae ze aollbeie zó 'ard nae
verlangd 'èn. Grötemoeder zit bie
't wiegje en ze eit zö'n schik, asof 't
eur kind is. Een stuitje geleeën ei
ze tegen d'r zeune gezeid: Ik kan ik
merken da 'k oud worre, Gerrit; a
grötemoeder van 'n joengen!'. Mae
ze aod er stille bie gelachen en zö
groös gekeken, asof t'r in de
wèreld niks beters was te
bedienken, as om grótemoeder te
wezen. Gerrit aod ok gelachen en
gezeid: En ikke a vaoder van 'n
dikken stevigen joengen! Ik kan 't
nie begriepen, moeder: ikke
vaoder!en ie kreeg zö'n lachbuue
dat ie nae buten liep om 't kind nie
wakker te maeken; wan da zou
zonde wezen, zö lekker lee 't dae.
Ie kwam wi gauw terug en goeng
wi bie de besteê zitten, bie z'n
eigen zeiende: Ikke vaoder!'. En
nest 'm lee z'n Aogj e, mit een
wezen nog straelender as 't ziene,
as da kos, en ielke keer keek ze van
Gerrit nae't wiegje en van 't wiegje
nae Gerrit en lee a te verlangen dat
'r kleintje wakker wier, wan dan
moch ze 't 's bie d'r 'èn.
't Was 'nkappetaole vrouwe, dat
Aogje, doch Gerrit, en ie lee z'n
puupe op taefel, vaegde z'n mond
verscheie kéren mi z'n 'and af en
gaf z'n vrouwe 'n kus, zö as ie ze
nog nooit ao gekust, zö zachte en
toch zö goed gemeênd. 't Was 'n
kappetaole vrouwe, dat Aogje,
moeder van zö'n wolke van 'n kind
-grötemoeder zee da ze nog nooit
zö'n schoon kind gezien ao, en ze
ao recht van spreken, zou 'k
dienke: tien kinders gróót
gebrocht- en ie was vaoder van da
kind! Ie moch weer 's nae buten
lopen om te lachen en z'n ögen af te
vaegen, wan de traenen liepen d'r
uut.
Toen ie wi binnen kwam, 'aelde
grötemoeder 't kind net uut de
wiege en Aogje keek d'r ögen 'aest
uut om 't te zien en stak d'r ermen
uut om 't beet te nimmen. Mae
grötemoeder riep: Ouw jie je noe
mae stil in bedde, bedeên za 'k je
'm geen, maer eêst mot ie z'n
vaoder g'ndag zeien.En uut
bangigeid dat ie 't ki nd soms mi z'n
gróte 'anden beet nimmen en zeer
zou doee, 'ieuw Gerrit ze op z'n rik
en kwam op z'n teêën dichter bie
om 's evetjes te kieken. Mae
grötemoeder was dae nie mee
tevree: Kom Gerrit joengen, pak
Door veel lezen wordt het geschrevene in dialect makkelijker toeganke
lijk. foto Willem Mieras
an en da je vee plezier an je zeune
meuge beleven!'Eêl vözichtig
aod ie 't in z'n ermen genommen, 't
was net een pluumpje, zö luchte,
mae toch de groöste schat op de
wèreld vor 'um en z'n Aogje. En
toen ie zö 'n 'élen tied't kleine
rooie gezichtje ao bekeken, brocht
ie 't zachtjes nae de besteê en le 't
nest z'n vrouwe, die 't in d'r ermen
nam en 't lee an te kieken tot de
traenen in d'r ögen sproenge. 't
Was 'n mooi gezicht, von Gerrit,
die tweê dae bie mekaore in bedde
-grötemoeder von 't ok en stoeng
'n endje varder mï gliensterende
ögen nae d'r kinders te kieken.
Lang bleef Gerrit zö zitte, mi z'n
'oöd binnen 't gordien van de
besteê, tot eindelienge moeder en
kind in slaep gevaolle waeren.
Toen stoeng ie op en goeng in den
'of op een banke zitte röke; maer
ielke keer was z'n puupe uut en
moch ie wi van nieuws af an vier
slae.
En ie docht nae over 't geen
gebeurd was en over 't geen da nog
gebeure moch. In z'n
verbeêldienge kos da pluumpje al
allênig staen en lopen en ie goeng
zei vers a mee nae kerke, 't Zeuntje
vorop en ie mi z'n vrouwe
achteran. Iekendeên sprak ulder
an en zee: Bel, bel, wat een schóón
kind is da toch!-en ikke bin z'n
vaoder, ze ie dan-. En as 't dan nog
een bitje ouwer wier, goeng 't nae
schoöle en de meêster zee: Ik 'èn
nog nooit zö'n knappen joengen
g'aod. Je kan er net mee doen wa je
wil, a wou je 'r 'n gunneraol van
maeken!Mae neê, ie moch boer
worren, net as z'n vaoder en ie aod
aolles zö gauw beet, dat ie 't werk a
gauw net zö goed kos as vaoder
zeivers. En zonder z'n eigen er op
te laeten voorstaen: Gerrit stoeng
z'n man, 'oor, op 't land en in de
schuure, da gloof ik! Kiek, en van
't joentje groeiden 'r 'n man, en 'n
endje varder weunden 'r een
meisje, uren in de rondte ao je 'r zö
gin, en da meisje ao zinnigeid in
'um en ie in 't meisje, en
Zö docht Gerrit maer aol deur en ie
lachten in z'n eigen van de leute
tot eindelienge grötemoeder
kwam zeien dat 't tied was om te
eten en nae bedde te gaen.En toen
de maene een stuitje laeter
vriendelijk deur de ruten keek,
zag ze dae binnen niks as
slaepende mensen, die a lachende
droomden van 't joenge vintje,
b'aolve 't joenge vintje zeivers, da
wis nie 'oevee d'r wè nie om 'm te
doen was, mae stille lee te slaepen
nest z'n moeder, die 'm zeivers in
d'r slaep nie losliet.
Uit: li. E. Beunke, Walcherse
vertellingen, Den Haag: Kruseman,
1978. Oorspronkelijk verschenen als
Walcherse novellen, 's Gravenhage
1883. Hier gespeld volgens de Zeeuwse
Schriefwieze(r)'.
Reacties op deze rubriek zijn
toelkom. Indien u wilt reage
ren, of wanneer u een tip
voor ons heeft, kunt u schrij
ven of faxen naar de PZC,
Postbus 18, 4380 AA Wissin
gen, fax 0118-470102, onder
vermelding van Streektaal.