Delta onafhankelijk
door warmtekracht
Amerikaans
AES gedraagt zich
weinig
Buurman
Dow de
grootste
afnemer
van Elsta
Nutsbedrijf hoeft minder stroom in te kopen
Elsta
Overname
Destec een
tegenvaller
dossier
donderdag 11 juni 1998
De warmtekrachtcentrale van de
Electricity and Steam
Associatioan - Elsta bv dus -
voorziet uiteraard in een
belangrijke behoefte. Buurman
Dow Benelux is is een belangrijke
klant en als zich straks op de
Mosselbanken aan Dow gelieerde
bedrijven vestigen groeit het
percentage van vijfentwintig
procent, dat Dow nu gaat afnemen,
ongetwijfeld nog met vele
procenten. Dow zelf doet daarover
nog geen uitspraken; 't is te vroeg.
Maar mensen 'rond Dow'
bevestigen dat de Elsta-centrale in
de nabije toekomst meer energie
over de heg pompt dan nu
contractueel is vastgelegd. „Maar
dan moeten er wel nieuwe
contracten worden afgesloten met
partner Delta Nutsbedrijven."
Dow is de belangrijkste klant. In het
verleden verzorgde de
chemiegigant zelf een deel van de
electriviteitsvoorziening. Maar
omdat de centrale, zegt een
woordvoerder van Elsta, sterk
verouderd was, werd een andere
oplossing gezocht. Elsta ontstond
uit een samenwerkingsverband
tussen DestecEnergy - ooit een
dochter van Dow uit het
Amerikaanse Houston - Delta Nuts
(25 procent) en de Brabantse
energiemaatschappij PNEM (ook
25 procent). Juli vorig jaar werd het
aandeel Destec in de joint venture
verkocht aan het Amerikaanse
energieconcern Applied Energy
Services (AES), dat werelwijd 82
energiecentrales geheel of
gedeeltelijk beheert. Daarnaast
bouwt AES centrales in China,
Pakistan en Brazilië.
Besparing
De installatie die nu - na veel
aanloopmoeilijkheden - op het punt
staat écht energie te gaan
produceren, levert een hoog
redendement op en bespaart
daardoor energie - en dus ook geld -
en zorgt ervoor dat minder
kooldioxide, wat een belangrijke
veroorzaker is van het
broeikaseffect, in de atmosfeer
terecht komt. Delta Nutsbedrijven
propageert die vorm van
energievoorziening al geruime tijd.
Cerestar in Sas van Gent haakte er
op in, Hydro Agri in Sluiskil
overweegt hetzelfde. De centrale
van Elsta heeft een hoog rendement
(74 procent) en een uitstoot C02, die
beduidend lager ligt (20 procent)
dan die van een aardgas-gestookte
conventionele centrale.
De installatie van Elsta bestaat uit
drie gasturbines die op aardgas
worden gestookt. Elke gasturbine
heeft een vermogen van 125
Megawatt. Naast de drie
gasturbines staat er op het terrein
van Elsta een stoomturbine met een
vermogen van 100 Megawatt. De
vier turbines drijven ieder een
generator aan waarmee electriciteit
wordt opgewekt. In totaal kan
ongeveer 475 Megawatt electrisch
vermogen worden opgewekt.
De uitlaatgassen van de turbines
bevatten een grote hoeveelheid
warmte. Die wordt benut voor het
opwekken van stoom. De totale
stoomproductie bedraagt ongeveer
1350 ton per uur. En daarmee doet
Dow Benelux z'n voordeel. De door
Dow gebruikte stoom wordt
uiteindelijk weer als concensaat -
water dus - teruggevoerd naar
Elsta, waar het opnieuw dient als
voedings water voor de stoomketels.
Van de totale hoeveelheid
opgewekte electriciteit neemt Dow
Benelux ongeveer 25 procent af. De
rest wordt aan het openbare net
geleverd. Daarvoor heeft Delta
Nuts naast de Elsta-centrale een
nieuw transformator-
schakelstation gebouwd. Ongeveer
een derde van de electriciteit wordt
in Zeeuws-Vlaanderen zelf
verbruikt. De rest gaat naar
plaatsen elders in Zeeland en naar
Noord-Brabant.
Een Elsta-woordvoerder: „Dow
verzorgde dit soort dingen in het
verleden zelf. Maar het concern was
toe aan nieuwe installaties. Toen is
gekozen voor deze oplossing."
Wout Bareman
De afwachtende houding die
Delta Nutsbedrijven heeft
aangenomen tegenover de
vorming van een landelijk
productiebedrijf voor
elektriciteit, is voor een deel
bepaald door het belang van het
Zeeuwse nutsbedrijf in de Elsta
centrale. Delta hoeft in de
toekomst maar in beperkte mate
stroom in te kopen, omdat de
nieuwe centrale bij Terneuzen
grotendeels in de basisbehoefte
aan elektriciteit in Zeeland
voorziet. Dat wil zeggen, de
supergrootverbruikers Pechiney
en Thermphos in Vlissingen-Oost
buiten beschouwing gelaten.
Deze ondernemingen hebben een
speciaal contract voor de
elektriciteit die ze nodig hebben.
Bij de oprichting van het
samenwerkingsverband Elsta door
Destec Energy, Delta Nutsbedrijven en
het Noord-Brabantse energiebedrijf
PNEM, zijn afspraken gemaakt over de
verdeling van de 475 megawatt
elektriciteit die de centrale produceert.
Dow Benelux in Temeuzen neemt
ongeveer 100 megawatt af en Delta en
PNEM (dit nutsbedrijf is inmiddels met
de Limburgse zusteronderneming Mega
gefuseerd) elk ongeveer 150 megawatt.
Dit vooruitzicht maakte het Delta
mogelijk in de gesprekken over het
inmiddels al gesneefde grootschalig
productiebedrijf een opstelling te kiezen
die vooral werd ingegeven door de
financiële belangen van het Zeeuwse
nutsbedrijf. Delta ontvangt eik jaar lOtot
15 miljoen gulden als dividend op haar
aandelen in de Elektriciteits
Productiemaatschappij Zuid-Nederland
(EPZ). De exacte hoogte van dit bedrag is
afhankelijk van de geboekte winst.
Behoud van deze inkomstenbron staat
voorop; levering van stroom is bijzaak.
Scheiding
Tot het begin van de jaren 90 hield Delta
zich nauwgezet aan de strikte scheiding
tussen productie en distributie van
elektriciteit zoals die in de
Elektriciteitswet was afgesproken. De
enige kilowatturen stroom die Delta
buitenom EPZ kocht, waren afkomstig
van de zogenaamde zelf op wekkers: een
aantal industrieën, tuinders en
instellingen als ziekenhuizen die over een
eigen (nood)stroomvoorziening
beschikten. Behalve bij de industrieën
ging het om installaties met een
capaciteit, kleiner dan 1 megawatt.
Delta kocht de elektriciteit die deze
zelfopwekkers niet zelf konden
gebruiken.' Naarmate de
warmtekrachtkoppeling zich steeds meer
ontwikkelde tot een rendabele en
betrekkelijk milieuvriendelijke
technologie, ging het Zeeuwse
nutsbedrijf zelf ook de plaatsing van
dergelijke installaties stimuleren; bij
clusters van bedrijven,
onderwijsinstellingen en
kassencomplexen bijvoorbeeld. Delta
zorgt voor de techniek, levert het gas,
neemt het overschot aan elektriciteit op
in het net en de partners gebruiken de
warmte voor hun heetwatervoorziening
en verwarming. De tuinders onder hen
laten bovendien de kooldioxide in hun
kassen stromen.
Ruim vijf jaar geleden constateerde Dow
Benelux dat haar voornamelijk voor de
productie van stoom bedoelde
warmtekrachtinstallatie aan
vernieuwing toe was. De onderneming
wilde zo efficiënt mogelijk gebruik
maken van de warmtekrachttechnologie
en liet een centrale ontwerpen die veel
meer elektriciteit produceerde dan Dow
zelf nodig had. Delta kreeg de vraag
voorgelegd of er misschien belangstelling
was om in de centrale te participeren,
maar het nutsbedrijf verwees, de
afspraken in de Elektriciteitswet
gedachtig, naar haar dochter EPZ. Die
bleek evenwel andere opvattingen te
hebben over de exploitatie van een
centrale dan de door Dow in de arm
genomen ingenieurs. Toen kwam Delta
weer in beeld.
Delta-directeur ir. P. Stoter: „De kwestie
was gewoon: als wij er niet instappen,
doet een ander het. We zagen dat er een
interessante kostprijs voor de
elektriciteit uit zou komen: lager dan de
prijs van de grote
elektriciteitsproducenten. Bovendien
realiseerden we ons dat wij - ook al zou
een ander in de centrale participeren -
fotografie Charles Strijd
verplicht zouden zijn de stroom af te
nemen. Daarom hebben we toch besloten
mee te doen. Omdat wij onmogelijk de
ruim 300 megawatt kunnen afzetten die
Dow niet zelf nodig heeft, is ook de PNEM
erbij gekomen," De mogelijkheid de
centrale te stoken met goedkoop Brits gas
maakt de kostprijs er nog interessanter
op.
Samenwerking
Met veel kleinere warmtekrachtprojecten
dan de Elsta centrale wil Delta haar
onafhankelijkheid van de landelijke
elektriciteitsproductie nog verder
vergroten. Voorbeelden zijn een
samenwerkingsverband met Cerestar
Benelux in Sas van Gent en een contract
met Lamb-Weston/Meijer in Kruiningen
voor warmtekrachtinstallaties van
respectievelijk 12 en 10 megawatt. Er zijn
contacten met andere bedrijven. Stoter:
„Maar we willen in elk geval niet meer
elektriciteit opwekken dan we kunnen
afzetten. Dat betekent dat we altijd een
deel van de stroom die we nodig hebben,
willen blijven kopen."
Ben Jansen
prominente plek op de energiemarkt in te
nemen. Eind 1996 was het Amerikaanse
bedrijf verantwoordelijk voor de bouw en
exploitatie van 34 centrales wereldwijd
met een capaciteit van 11.000 Megawatt.
Een jaar later ging het al om honderd
krachtcentrales met een vermogen van
bijna 31.000 Megawatt in zeventien
landen.
De winst steeg het voorbije jaar van 835
miljoen dollar in het voorgaande jaar
naar 1,4 miljard dollar op een omzet van
8,9 miljard dollar. Op dit moment voorziet
het Amerikaanse concern in de
elektriciteitsbehoefte van 32 miljoen
mensen. De bedoeling van AES is om
tegen 2003 aan de vraag van 60 miljoen
mensen te kunnen voldoen. Met name in
voormalige Sovjet-republieken en
Oostbloklanden.
Inspraak
Het bedrijf onderscheidt zich van andere
Amerikaanse ondernemingen door
bijvoorbeeld bij de bouw van nieuwe
centrales nadrukkelijk de lokale
bevolking in te schakelen. Met die aanpak
wordt - als grote projecten zoals
recentelijk in het Pakistaanse Mahmud
Kot - lukken, binnen de begroting worden
gerealiseerd - in landen waar de
industrialisatie nog in de kinderschoenen
staat behoorlijk wat krediet verworven,
die onmiddellijk te gelde gemaakt wordt
in vervolgopdrachten.
Door zo te opereren is AES al lang geen
echt Amerikaans bedrijf meer. Dat blijkt
ook uit de voertalen van de tienduizend
medewerkers. Slechts acht procent
spreekt Engels, tien procent Portugees,
zeven procent Chinees, 29 procent
Hongaars en 44 procent Russisch. De
ruim dertig Nederlandse medewerkers in
Terneuzen zijn daarbij te verwaarlozen.
AES is dus nadrukkelijk aan het opereren
in ontwikkelingslanden, hoewel dit niet
louter de intentie is. Plet feit dat het
concern - ondanks pogingen - nog geen
vaste voet aan de grond wist te krijgen in
Maleisië en Indonesië werd vorig jaar nog
door de concernleiding betreurd, terwijl
nu in het laatste jaarverslag Bakke een
zucht van opluchting slaakt dat het
'gelukkig nog niet gelukt is".
Hoewel het aandeel van AES op de
Westerse markt redelijk klein is blijven de
Amerikanen ook in onze contreien actief.
Op de Europese elektriciteitsmarkt is veel
beweging. Privatisering en de oprichting
van grootschalige productiebedrijven
doen zich in tal van landen voor. AES
rekent erop bij eventuele
marktherschikkingen een slag te kunnen
slaan.
Conny van Gremberghe
Een on-Amerikaans Amerikaans bedrijf. Zo
omschrijven de medewerkers van de Elsta-
centrale de moedermaatschappij Applied
Energy Services (AES) die in juli 1997 het
aandeel van Dow-dochter Destec overnam in de
met Delta en PNEM opgerichte joint-venture
Electricity and Steam Association. AES werd
met die overname voor 50 procent deelgenoot in
het samenwerkingsverband, dat het plan
opgevat had om op liet terrein van Dow Benelux
bij Terneuzen een warmtekrachtcentrale te
bouwen met een vermogen van 475 Megawatt.
De overname van Destec is tot nu toe
voor het Amerikaanse
energieconcern een bittere tegenvaller
gebleken. De Destec-ingenieurs die de
Temeuzense centrale hadden ontworpen,
bleken behoorlijk wat verkeerde
inschattingen te hebben gemaakt,
waardoor de Elsta-centrale te maken
kreeg met heel veel problemen in de
opstartfase. Boven de slechte project-
engineering kwamen dan ook nog
constructiefouten aan de door derden
aangeleverde installaties, met als gevolg
dat de bouwkosten voor de centrale
inmiddels zijn opgelopen tot circa een
miljard gulden: zo'n honderd vijf tig
miljoen gulden meer dan oorspronkelijk
werd geraamd.
AES draait - omdat het bedrijf Destec
overnam - grotendeels op voor die
meerkosten. Reden voor AES-president
Dennis Bakke om in het jaarverslag van
het concern over 1997 de Destec-aankoop
te omschrijven als 'de economisch gezien
meest teleurstellende acquisitie van de
voorbije jaren'.
AES is sinds het jaar van oprichting,
1981. uitgegroeid tot een van de grotere
Amerikaanse energieproducenten, die
best tegen een stootje kan. Vijftien jaar
terug was Applied Energy Services nog
een klein adviesbureau voor
energiezaken dat opereerde vanuit
Arlington in de staat Virginia. Het bureau
was door acht mannen opgericht die zich
tot doel hadden gesteld om 's wereld
behoefte aan elektriciteit op een zo
sociaal mogelijke manier te vervullen.
Pas in 1986 kregen de Amerikanen de
Condensatorpijpen.
kans om hun dromen te verwezenlijken.
Ze verwierven opdrachten om twee
kolencentrales te bouwen in Shady Point
(Oklahoma) en Thames (Connecticut),
centrales met een vermogen van
respectievelijk 320 en 181 Megawatt.
Internationale markt
Nieuwe opdrachten volgden en tegen
1990 was AES uitgegroeid tot de grootste
onafhankelijke stroomproducent in de
Verenigde Staten. In dat jaar besloot het
bedrijf om de internationale markt op te
gaan en zich met name te richten op de
grotere ontwikkelingslanden, waar de
behoefte aan elektriciteit het grootst was.
Door met name joint-ventures aan te
gaan met energieproducenten
(commerciële, dan wel overheden) in
landen als Argentinië, Brazilië, China,
Pakistan en Kazachstan wisten de
Amerikanen opdrachten in de wacht te
slepen voor de bouw en (mede)exploitatie
van tientallen nieuwe thermische en
hydrokrachtcentrales. Ook in Hongarije
en Noord-Ierland wist AES een
Warmtekrachtcentrale