kunst cultuur Alexandrië kon wedijveren met Athene en Rome 13 16 Petit Palais toont glorie van een verwoeste beschaving vrijdag 5 juni 1998 Aya Zikken en Kees Ruys in ons Indië Eau-de-vie: Mao Zedong Wereldpoëzie van Arjen Duinker Paul Biegel bewerkt Vergilius' Aeneas Kunstgras over sportliteratuur Kooiman kan niet boeien Charles den Tex in de Gouden Strop Jeugdboek schiet A A onhoudbaar in het doel I f* Hedendaagse beeldhouwkunst in Zwolle Ger Dekkers, chroniqueur van landschap in wording Utrecht in de ban van Saenredam Atlanta wordt het Mekka van de zwarte muziek Jacques Doillon filmt wreedheid Eerste Nederlandstalig album van Anita Meyer Twee acteurs waaraan vanaf 290 v. Chr. een jaar of veertien gebouwd is. Ongeveer te zelf der tijd werd de Bibliotheek gesticht die zevenhonderdduizend boekrollen zou gaan bevatten, en het Museum, dat ook zijn gelijke niet schijnt te hebben gehad. De toenmalige wereld stond perplex. En alles ging verloren, werd verwoest, en wel zó grondig dat men tot op de dag van vandaag niet eens weet waar de Bibliotheek en het Museum gestaan hebben. Het langst hield de vuurtoren het uit, die werd pas in de 14de eeuw vernietigd. Opgravingen Alexandrië bleef bestaan, maar alle mensen die het in deze eeuw bezochten zagen tot voor kort enkel een moderne stad, althans een helemaal door de 19de en de 20ste eeuw gestempelde stad waar alle herinneringen aan de oude glorie zo goed als uitgewist waren. Niemand heeft dat mogelijk beter beseft dan de Alexandrijnse, Griekstalige dichter Kavafis (1863-1933)die over de Hellenistische glorietijd van zijn stad een reeks prachtige gedichten schreef. Pas de laatste tientallen jaren is Harpokrates men begonnen aan opgravingen (net als overal uiterst moeizaam in oude binnensteden waar elke vierkante meter schatten kan verbergen) en ook aan het duiken in de havens, vooral in de buurt waar de Vuurtoren heeft gestaan. Daar werd onder andere in 1995 dat kolossale beeld van een farao (waarschijnlijk Ptolemeus I Soter) opgevist, dat dus mogelijk deel heeft uitgemaakt van het Pharos- complex. En tegelijk is de cultuurperiode van de Lagiden systematischer en intensiever bestudeerd. Vooral Frankrijk heeft zich in dat opzicht zeer onderscheiden, vandaar dat Parijs de eer te beurt is gevallen de eerste overzichtstentoonstelling van 'La gloire d'Alexandrie' te tonen. Het is, zonder meer, een grootse gebeurtenis, die niemand zich mag laten ontgaan. Honderden objecten, vanaf prachtige munten en gesneden stenen tot metershoge beelden worden getoond, en de tentoonstelling wordt begeleid door een catalogus die vol interessante artikelen en gegevens staat. Wie denkt dat hij het ondertussen allemaal wel zo'n beetje weet, heeft ongelijk. Je leert van zaal tot zaal, van hoofdstuk tot hoofdstuk. In het bestek van een korte bespreking kun je slechts enkele facetten noemen. Ik wijs op de mozaïeken, vooral op nr. 177, een zittende hond naast een omgevallen 'askos', een bronzen kan. Men weet niet of het tafereel soms een fabel illustreert, maar het is zó levendig dat je je er moeilijk van los kunt rukken. Of Hond, mozaïek, 2e eeuw voor Christus. Ptolemeus I en Berenike I, 3e eeuw voor Christus. Wie dezer dagen in Parijs door de Avenue Winston Churchill rijdt, zal waarschijnlijk voor de ingang van het Petit Palais een lange rij wachtende mensen zien staan. Boven hen torent een kolossaal, deerlijk verminkt beeld van een Egyptische farao die met uitgekrabde ogen over dat gewemel uitstaart. Laat u, als u er heen wilt, niet afschrikken: de rij passeert vrij snel een veiligheidscontrole. En dat ondanks zijn gigantische afmetingen (tien meter, zonder benenniet bepaald mooie brok graniet is niet representatief voor de kwaliteit van het gebodene op de expositie: een ware schatkamer, een onvergetelijke afglans van de fabelachtige glorie van het Alexandrië uit de Oudheid. Het is begonnen in 331 v .Chr. De Macedonische wereldveroveraar Alexander de Grote (356-323) zoekt een plaats van waaruit hij de oostelijke Middellandse Zee kan controleren en kiest daarvoor de kust even ten Westen van de Nijlmonding uit. Zelf heeft hij de naar hem genoemde stad die daar ontstond nooit gezien. Wel wordt, na zijn ontijdige dood acht jaar later, zijn gebalsemde lichaam erheen gebracht, met veel pomp en statie. Zijn sarcofaag is nog nooit gevonden, al is er wel veel gespeculeerd. Die onverwachte dood had meer grillige gevolgen. Zo was er niets geregeld over de opvolging. De satrapie Egypte viel verbeelding gesproken, van iedereen. Het einde van die beschaving was echter letterlijk bedolven onder stof, zand, puin en water. Deze prachtige tentoonstelling brengt weer veel aan het licht, zodat het begrijpelijk wordt dat Alexandrië eens met Athene en Rome vergeleken werd. Terwijl ik liep te genieten dacht ik vaak aan Kavafis. Wat zou hij verrukt geweest zijn, hij die schreef: Mijn stad, de opvoedster, de panhelleense spits, de meest begaafde vi elke wetenschap en elke kunst. Hans Warren Expositie: La gloire d'Alexandrie, t/m 26 juli in het Musée du Petit Palais in Parijs, dagelijks 10.00 tot 17.40 uur, maandag gesloten; toegang 45 FF, ca talogus 340 FF. dat prachtige beeldje van een sluierdansei'es (206) dat eerder uit de Jugendstiltijd dan uit de Oudheid lijkt te stammen. De koddige toneelspelers van terracotta (216), beiden vermomd als oude mannen, maar de ene graait naar de nepbuste van zijn maat. Heel boeiend is het ook te volgen hoe de traditionele Egyptische kunst de invloed van het Hellenisme onderging. Koningsbeelden De héél vroege Griekse 'kouros', het jongelingsbeeld, stram staand met langs het lichaam gestrekte armen, één voet voor de andere, was duidelijk beïnvloed door de Egyptische koningsbeelden. In Griekenland ontwikkelde de gestalte zich geleidelijk tot de sierlijke, bevallige houding met gedraaid bekken en andere zwenkingen. Nu gebeurt het omgekeerde, zie bij voorbeeld nr. 187, een bronzen beeldje van Harpokrates of misschien Herakles-Somtous. Je schrikt er eigenlijk even van, het is of zo'n altijd stokstijf staande Egyptenaar gebarend aan de wandel gaat. Zijn 'némès', de grote koningsmuts, is opeens een vreemd voorwerp geworden, of Sluierdanseres toe aan een zekere Ptolemeus, zoon van Lagos, ook een Macedonisch edelman, die onder Alexander had gediend. Deze Ptolemeus I Soter stichtte in 305 de dynastie van de Lagiden. Het einde van de Ptolemeïsche tijd kwam in 30 v. Chr met het innemen van de stad Alexandrië door de Romeinen en de zelfmoord van Kleopatra VII, de laatste heerseres. Daartussen liggen drie eeuwen van een onwaarschijnlijke bloei waarin Alexandrië uitgroeide tot een intellectueel en cultureel brandpunt, wedijverend met Athene en Rome. Aan de ingang van de haven, op het eilandje Pharos, verrees de beroemde vuurtoren, een van de 'Zeven Wereldwonderen', een toneelspeler hem opgezet heeft. Je moet denken aan het begin van de film waarin Liz Taylor als Kleopatra uit de mat komt rollen om veelbetekenend naar Caesar op te kijken. Kleopatra (69-30 v.Chr.) is dus het einde, en natuurlijk wordt er ook aan haar, de vrouw met zo'n bewogen leven en zo'n belangrijk na-leven, veel aandacht besteed. Was ze mooi? Volgens Plutarchus, die wel haar betoverende geest en persoonlijkheid prijst niet. En ook niet als je afgaat op de beeltenis van de munten, die tijdens haar regering, van 51 tot 30, geslagen werden: grote haakneus en spitse kin. Op busteportretten heeft die neus het lot ondergaan van haast alle neuzen uit de Oudheid: half of helemaal eraf. Doet het ertoe? Zij houdt haar mysterie. Haar diep tragische levenslot zal nog veel komende geslachten blijven boeien. Egypte heeft altijd tot de

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 11