buiten aebie
De mens is er
slechts te gast
Markt in perspectief
PZC
Pijlstaart leeft in het donker
Inlagen en
karrevelden
natuurjournaal
weerwoord
Logeren in
Zierikzees
paleisje
28
Fruitteelt met
ontzag voor
de natuur
29
Terug in 't
waaien van
uw volle
zomer
30
Klein Rome
in Brabant
31
27
woensdag 3 juni 1998
De inlagen en karrevelden
zijn uitgeroepen tot eerste
Zeeuwse Monument van het
moment. Het betekent dat deze
gebieden boordevol
cultuurhistorie en natuur, in
de schijnwerpers staan. Er is
een boek verschenen, er
worden excursies gehouden.
De inlagen en karrevelden
vormen een goed begin van de
Monument-reeks. Ze zijn net
zo Zeeuws als krentenbrood
met krukels en ze hebben alles
te maken met de strijd tegen
het water. Vooral aan de
noordkust van Noord-
Beveland en de zuidkust van
Schouwen-Duiveland zijn
veel inlagen en karrevelden te
vinden. Net als de meeste
landschapstypes in Zeeland
staan inlagen en karrevelden
onder druk. Verdroging,
verzuring en vermesting eisen
hun tol. Er zijn vergevorderde
plannen om daar wat aan te
doen en het brakwater-milieu
in ere te herstellen. De extra
aandacht in het kader van Het
Zeeuwse Monument is dan ook
mooi meegenomen.
door Rinus Antonisse
Honderd jaar geleden stond in
het tijdschrift De Gids een
beschrijving van de inlaag die
voor de Noordbevelandse
Thoornpolder was aangelegd.
„Somber zweeft stilte over dien
door hooge aarden dammen veilig
aan alle zijden afgeschutten
dommelende rietpias. Het is geen
vleiend portret, maar het klopt
prima. In inlagen overheerst de
stilte. De rust is er bijna
oorverdovend. Ovei'al zijn
nadrukkelijk sporen van
menselijk handelen aanwezig,
nochtans hebben de gebiedjes
ingeklemd tussen twee dijken iets
onthaastends. Ze noden tot
meditatie. Hier is zwijgen troef en
als het niet anders kan spreekt
men zachtjes. De mens is slechts te
gast. Inlagen zijn er voor de
vogels. Die laten zich wél horen en
zien. Bijvoorbeeld de visdiefjes,
die zich als kamikaze-piloten te
weer stellen als ze hun nesten
bedreigd wanen.
Provinciaal bioloog drs. John
Beijersbergen woont zelf dichtbij
een van de mooiste inlagen van
Schouwen. Dat verklaart
misschien zijn enthousiasme
wanneer hij over dit type
natuurgebied praat. Volgens hem
breken 'na een halve eeuw ellende'
goede tijden aan voor de inlagen
en karrevelden Hij is erg blij met
de plannen om het ernstig
aangetaste brakwater-systeem
weer gezond te maken. Succes
Flauwersinlaag, Schouwen-Duiveland.
fotografie Lex de Meester
verzekerd. „Zeker in brakke
systemen heb je in een paar jaar al
resultaten. Bij een bos of hoogveen
moet je veel langer wachten
voordat herstel optreedt. De
inlagen zijn dan ook heel wat
natuurlijker dan menig bos- en
hoogveengebied", zegt
Beijersbergen. „De brakke natuur
is in, dat speelt ook in Europees
verband. Er komt lucht en ruimte
voor de opbloei van dit soort
systemen. Niet meer peuteren op
de vierkante millimeter. Terecht,
want brak is beautiful."
V oorbehoedmiddel
Inlagen zijn een
voorbehoedmiddel. Ze
ontstonden op plaatsen waar het
hardst gevochten is tegen de zee en
met name tegen schurende
stromingen waardoor de zeedijk
in de diepe stroomgeul vlak langs
de kust dreigde te verdwijnen. Om
de schade zoveel mogelijk te
beperken werd alvast van tevoren
een nieuwe dijk achter de oude
gelegd: de inlaagdijk. De grond
ervoor werd tussen de door dijkval
bedreigde zeewering en de nieuwe
dijk weggegraven. Als de zeedijk
brak en het water vervolgens de
inlaagdijk bedreigde, werd
daarachter weer een nieuwe
inlaag gemaakt. Zo is heel wat
land onder water verdwenen.
Tegenwoordig is dit systeem van
terugtrekken als de zee opdringt
niet meer nodig. Met
steenstortingen kunnen
dijk vallen grotendeels worden
voorkomen.
Het karakter van de inlagen is
afhankelijk van de hoogte.
Meestal zijn het brakke, drassige
terreinen, waarin plassen water
en wat hoger liggende stukken
grond elkaar afwisselen. Als ze
niet te laag liggen kunnén ze als
bouwland gebruikt worden,
anders als grasland met
beweiding. Er zijn ook veel
inlagen die grotendeels uit water
bestaan. Veel inlagen worden
gevoed met zoute kwel: zeewater
dat onder de zeedijk doordringt.
Dat zorgt in combinatie met
regenwater voor het brakke
systeem. Op een aantal plekken is
klei achter de zeedijk weggekard,
zonder dat een inlaagdijk wei'd
aangelegd. Daar liggen nu natte
graslanden met langgerekte
plassen, karrevelden genaamd
(langs de zuidkust van Tholen
bevinden zich de mooiste).
Verdroging en gebrek aan
doorstroming hebben er voor
gezorgd dat de kwaliteit van veel
inlagen is aangetast, vertelt John
Beijersbergen. Algensoep in
plaats van helder water, minder
zeldzame planten en miezerige of
helemaal geen paling. Door een
andere waterhuishouding - met
hoge peilen en water dat in
beweging is - moet het
oorspronkelijke milieu weer
terugkeren. In de'Cauersinlaagbij
Zierikzee is dat dankzij diverse
maatregelen gebeurd.
Beijersbergen: „Heel leuk, de
inlaag is weer helemaal helder en
gezond. Een hoog zoutgehalte,
bijzondere planten en hoge
voedselproduktie. Dat is fijn voor
de vogels en ook voor de paling,
die groeit er 'n ons per jaar."
In het boek Inlagen en
karrevelden verhalen Chiel
Jacobusse en Jan Kuipers over het
ontstaan van de inlagen, de vaak
vergeefse strijd tegen de
dijkvallen (tussen 1800 en 1980
zijn er langs de Zeeuwse oevers
meer dan 1.100 opgetreden) en de
natuurwaarden van de kwetsbare
levensgemeenschappen tussen
water en land. Per regio worden de
inlagen (op Noord-Beveland
heten ze kupen) en karrevelden
besproken. Tekeningen maken
duideli j k dat er veel zij n opgeslokt
door de Ooster- en Westerschelde.
Langs de zuidkust van Schouwen
gingzo'n 3.200 hectare polderland
verloren, maar ook bij Vlissingen
moest de kust honderden meters
terugtrekken. En de Hooge Platen
in de Westerschelde behoorden
ooit tot de Hoofdplaatpolder.
Inlagen en karrevelden
verzachten het contrast tussen het
binnendijkse cultuurland en het
buitendijkse water. Door hun
eigen waterhuishouding zijn ze uit
botanisch oogpunt bijzonder en ze
Inlaag Keihoogte, Wissenkerke.
illustratie Adri Karman
Rond het buitenlicht vliegt elke avond een opvallend grote vlinder. De vlucht gaat zo snel dat je
nauwelijks kleuren of vormen kunt zien, maar het gaat je natuurlijk steeds meer intrigeren welke
soort het nu eigenlijk is. Op een ochtend begin juni zat de vlinder op de schutting, weggedrukt tegen een
van de hockpalen, als een vrijwel onzichtbaar grijsbruin hoopje. Een kleine aanraking was genoeg om
het dier even de voorvleugels te laten optillen en toen was het meteen onmiskenbaar: de avondpauwoog
of pauwoogpijlstaart. De familie van de pijlstaartvlinders is in onze provincie met verschillende soorten
vertegenwoordigd. In ligusters leven de rupsen van de ligusterpijlstaart en op wilgen en populieren
komt behalve de pauwoogpijlstaart ook de populierenpijlstaart dikwijls voor. Op wilgeroosje leeft de
fraaie, maar weinig algemene olifantsvlinder of Avondrood, terwijl in linden en iepen vaak de
lindenpijlstaart te vinden is. In sommige zomers komen immigranten vanuit het zuiden, zoals de
windepijlstaart, de doodshoofdvlinder en de oleanderpijlstaart. Omdat ze alleen 's nachts rondvliegen
krijgt men pijlstaarten niet zo snel te zien. Een uitzondering is de onrust of meekrapvlinder, die in een
pijlsnelle vlucht op de bloeiende phloxen in de tuin afkomt.
zie ook pagina 30
door Rinus Antonisse
In de tweede helft van de
negentiende eeuw deed
Middelburg verwoede pogingen
een echte fabrieksplaats te
worden. Er werd een kanaal
gegraven, uit Twente kwam
textielnijverheid, de spoorlijn
kwam tot stand. Tevergeefs,
hoewel er tussen 1851 en 1901 toch
37 fabrieken actief waren,
waarvan nu alleen de Vitrite en de
Schelde Gieterij nog bestaan. De
provinciehoofdstad werd wat
inwonertal betreft zelfs
voorbijgestreefd door aartsrivaal
Vlissingen. Middelburg groeide in
vijftig jaar van 15.811 naar 18.949
inwoners; Vlissingen daarentegen
kwam van 9.324 op 19.227 zielen.
In 1901 telde Middelburg 587
fabrieksarbeiders, tegen alleen al
bij de Schelde in Vlissingen 1.211
arbeidsplaatsen.
Waarom lukte het niet? Het is
waarschijnlijk vooral een kwestie
van mentaliteit. In de zeventiende
eeuw was Middelburg zeer
welvarend en speelde de stad
landelijk mee. In de achttiende
eeuw begon de achteruitgang, die
in de negentiende eeuw niet kon
worden gekeerd. Er was onder de
burgers van de stad sprake van een
traditionele instelling en een
aversie tegen een moderne
industriële ontwikkeling. In de
stad woonden nog wel
vermogende personen, maar die
benutten dat geld nauwelijks voor
industriële initiatieven. In de
periode 1860/1870 begon de
uittocht van de Zeeuwse
aristrocatie en daarmee verdween
ook de upper middle class.
Middelburg had (en heeft) het
nadeel van het ontbreken van een
achterland, zoals Rotterdam dat
wel heeft. De stad ligt niet
centraal ten opzichte van overig
Nederland en ze ligt niet aan open
water, zoals Vlissingen. De aanleg
van kanaal en spoorweg brachten
geen economische opbloei. De
Middelburgsche Courant zag dat
in 1872 haarscherp: 'Het ligt niet
in Middelburgs toekomst om ooit
een echte fabrieksplaats te
worden'. Dat besef wilde maar
niet doordringen tot de
verantwoordelijke bestuurders.
Aan hoogmoed heeft het nooit
ontbroken.
Sociale aspect
In het boek Van alle markten
thuis, geschiedenis van markt en
nijverheid te Middelburg, geeft E.
van Wijk in zijn bijdrage Stoom en
Gas een gedetailleerd overzicht
van de pogingen om Middelburg te
verheffen tot industriestad. Van
jaar tot jaar geeft hij aan wat er
aan fabrieken kwam en verdween
en hoe de bestaande
ondernemingen reilden en
zeilden. Het is vooral een
feitenrelaas en daardoor geen
levendige schets van de sociaal-
economische ontwikkeling in de
tweede helft van de vorige eeuw.
Van Wijk baseert zich vooral op de
verslagen van Burgemeester en
Wethouders aan de gemeenteraad.
Over het sociale aspect van de
industriële ontwikkeling kon hij
weinig vinden en daaraan is dan
ook helaas geen aandacht besteed.
Aanleiding voor de uitgave van
het boek is de opknapbeurt van de
Markt. Zonder blikken of blozen
stelt binnenstadwethouder M.
Strous dat iedereen in Nederland
die plek in Middelburg kent. Dat
komt volgens hem door de
Aêvendrood
d'r is gin nóód;
ochtendrood is
waêterin deslööt
Nieuwe weerspreuken zijn
welkom bij de redactie PZC,
postbus 18, 4380 AA,
Vlissingen, fax 0118-470102,
e-mail redactie@pzc.nl.
kennen een rijke vogelstand
(onder meer kustpioniers) en
andere zeldzame diersoorten
(zoals de noordse woelmuis en de
rugstreeppad). Elke inlaag is
bovendien anders. Zout of zoet,
zandige of kleiige bodem, pias
dras of steeds onder water staand.
Dat portret brengen Jacobusse en
Kuipers helder over.
Inlagen en karrevelden. Door Chiel
Jacobusse en Jan Kuipers.Deel 1 van
Het Zeeuwse Monument Uitgave De
Koperen Tuin te Goes. ISBN 90-72138-
85-6.
aanwezigheid van het mooiste
stadhuis van het land.
Gemeentearchivaris R Sijnke
beschrijft kort de ontwikkeling
die de markt in de loop der eeuwen
doormaakte. Hij voorspelt dat de
nieuwe inrichting niet de laatste
zal zijn. Sijnke vindt het jammer
dat er met de restanten van de
Westmonsterkerk die tot 1575 op
de Markt stond, niets is gebeurd.
„Archeologisch onderzoek bracht
heel wat aan het licht. Zo werden
diverse grafkelders blootgelegd
en vervolgens weer onder zand en
grind bedolven. De historie blijft
onder de oppervlakte sluimeren:"
Straatnamen
In Van alle markten thuis verhaalt
J. Louwerse over de vele markten
die Middelburg kende en die nu
veelal nog in straatnamen te
herkennen zijn. De huidigfe Markt
was veel meer een
ontmoetingsplek dan
handelsplaats. Het verkopen van
handelswaren gebeurde op
speciale vaste plaatsen. Elke
markt had zijn eigen specifieke
aanbod. Louwerse heeft heel wat
aardige gegevens boven tafel
gehaald, niet alleen over prijzen,
maar ook over gebruiken. P.J.
Smallegange beschrijft de
opkomst en ondergang van de
calicotnijverheid. Een vorm van
weverij bedoeld om de vele armen
onder de bevolking aan het werk
te zetten. Dat gebeurde onder
weinig verheffende
arbeidsomstandigheden.
Van alle markten thuis. Geschiedenis
van markt en nijverheid te
Middelburg. Door P. W. Sijnke, J.
Louwerse, P. J. Smallegange en E. van
Wijk. Uitgave ADZ te Vlissingen, prijs
24,95 gulden ISBN 90-72838-21-1.
Buitengebied is een ivekelijkse
bijlage over natuur en landschap,
land- en tuinbouw, streektaal en
streekcultuur, architectuur en
stedenbouw, recreatie en vrije tijd.
Vragen, opmerkingen en
suggesties zijn welkom bij de
redactie van de PZC, postbus 18,
4380AA, Vlissingen, fax 0118-
470102, e-mail redactie@pzc.nl