Je moet de wereld zelf terug veroveren Nieuwe kamerleden boegbeelden van Turken PZC Twee moderne vrouwen reportage 27 René Diekstra voelt zich geen slachtoffer meer zaterdag 23 mei 1998 Zo'n anderhalf jaar zat hij - zoals hij het zelf noemt - „onder de struik", liet hij niets van zich horen. Maar nu het boek 'O, Nederland, vernederland!' in de winkel ligt, doorbreekt René Diekstra de stilte. Voor het eerst sinds 10 december 1996, de dag dat het College van Bestuur van de Leidse Universiteit zijn „sociale executie" uitvoerde. „Ik heb besloten dat ik moest gaan uitleggen op het moment dat het boek uit zou komen", zegt Diekstra nu. „Ik verwacht niet anders dan dat er nu opnieuw negatieve verhalen over mij worden geschreven. De mensen die op die trom hebben geslagen, zullen dat blijven doen. Zo is het nu eenmaal. Het boek is niet bedoeld als verweer. En in rehabilitatie ben ik niet geïnteresseerd." Aanvankelijk is hij aarzelend, voor zichting. Maar naar mate het gesprek vordert, oogt hij meer en meer ontspan nen. René Diekstra dus. Toen schrijver van een niet aflatende stroom zelfhulp boeken, columns en wetenschappelijke artikelen. Geliefd bij velen, een bekend persoon. Tot in de nazomer van 1996 de storm opstak. Diekstra werd beschuldigd van het overschrijven van teksten van an deren zonder hun naam te noemen, van plagiaat, van wetenschappelijk wange drag. Hij bekende schuld wat betreft de eerste aanklacht maar werd tijdens een curieus proces veroordeeld voor de laat ste. De affaire had een diepe val tot ge volg. Hij moest ontslag nemen als hoogle raar Klinische Psychologie, werd uit de academische gemeenschap verbannen. Hij kreeg levenslang, zo voelt hij het zelf. ,,Net zoals er in de Middeleeuwen voor de pest geen genezing bestond, zo bestaat er voor de beschuldiging van plagiaat in de twintigste eeuw geen genezing: geen pil, geen gunstige prognose. Uit het land van plagiaat keert niemand terug. Niet echt", schrijft hij in zijn boek. Misschien is het zo, dat de straf vele malen hoger is dan het vergrijp rechtvaardigt. Maar Diekstra weet dat hij daar niets aan kan verande ren. Zuiver Voor ons zit een man, die veel heeft verlo ren. Maar zijn diepe val heeft ook wat op geleverd. „Ik heb geleerd dat je dit soort dingen kan overleven. Bovendien maak ik mezelf nu veel minder afhankelijk van de waardering, respect en kritiek van ande ren. Niet dat ik er onverschillig voor ben maar het telt minder. Ik weet nu dat het erom gaat wat ik belangrijk vind, en niet wat anderen vinden. Wat ik zelf wil weten is of mijn verhouding en uitwisseling met René Diekstra: „Ik had een tamelijk roze beeld van mijn verleden en vond het pijnlijk mijn eigen interne geschiedenis te moeten herschrijven." foto Hielco Kuipers mijn directe omgeving klopt, of ik goed en zuiver omga met de mensen om me heen. Ik ben geïnteresseerd in de authenticiteit van relaties." Maar dat kostte tijd, veel tijd. Veel van de vrienden, kennissen en collega's waren voor de psycholoog op de loop gegaan. Diekstra ging door een hel na zijn verban ning uit de wereld, toen hem niets anders restte dan 'een gedwongen verblijf in de woestijn'. Hij raakte in een depressie, slikte kalmeringsmiddelen, had nacht merries en concentratieproblemen. Ook het vertrouwen in mensen die hem dier baar waren en die hem bleven steunen, was zoek. Hij heeft in die eerste maanden van de af faire vaak nagedacht over de dood. Het is nu geen optie meer. „Zoiets zou ik niet doen met mijn leven, er vrijwillig uitstap pen. Ik wil geen 'vlucht naar voren'. Maar in het begin heb ik regelmatig met de ge dachte aan zelfmoord gespeeld." Juist die enorme lawine aan schimpscheuten, aan vallen en vernederingen maakten voor de psycholoog dat hij het idee om er uit te stappen definitief uit zijn gedachten ver bande. Hij zocht hulp bij een psychotherapeut. Een collega die niet de door Diekstra be leden 'Rationeel Emotieve Therapie (RET') aanhing - emotionele zelfcontrole gericht op het hier en nu -, maar in het ver leden ging spitten. De psychoanalyse die hij zelf altijd had verafschuwd en bekriti seerd. Graven in iemands verleden, oude pijn opzoeken, opnieuw beleven en ver werken, noemde Diekstra spottend 'psy- cho-archeologie'. „Het was een hele wor steling", geeft hij toe. „Ik moest voor een deel ongelijk bekennen, toegeven dat je verleden er wél toe doet en verwerkt moest worden. Ik heb daar veel met hem over gestoeid. Ik had ook een tamelijk 'ro ze' beeld van mijn verleden en vond het pijnlijk om mijn eigen interne geschiede nis te moeten herschrijven. Daar zat ik niet op te wachten maar het was goed dat het gebeurde." Diekstra was tot zijn val 'blind' voor zijn eigen fouten en tekortkomingen, be schrijft hij in zijn boek. Blind voor zijn tomeloze drang om via zijn werk 'onvoor waardelijk' te worden gerespecteerd, aardig gevonden te worden, blind voor zijn onzekerheid en onvermogen om 'nee' te zeggen. Hij voert die houding terug op zijn jeugd, het kwam door een vader die hem niet zag staan, hem niet onvoorwaar delijk liefhad. Maar hij legt de schuld ook bij zichzelf: hij had zijn eigen 'leugens' veel eerder had moeten zien, zijn geschie denis moeten kennen. „Door zoveel in de schijnwerpers te gaan staan, berokkende ik anderen schade. Ik gaf collega's te wei nig aandacht en zij kwamen daardoor in de schaduw terecht. Ik ging steeds harder werken, wilde immers respect en bewon dering afdwingen. Ik werd onzorgvuldi ger, vergat dingen te regelen zoals een goede bronvermelding en auteursrech ten." Judas Collega Ad Kerkhof was de 'judas' in de kringen waarin Diekstra verkeerde. Diekstra's leerling was het, die naar de onderzoekscommissie stapte met de be schuldiging dat Diekstra ook in zijn we tenschappelijk werk zich aan plagiaat had schuldig gemaakt. Zonder Diekstra eerst zelf aan te spreken. „Ik begrijp de manier waarop, het 'hoe' volstrekt niet. Of eigenlijk, ik begrijp het 'hoe' volstrekt wél en volstrekt niet. Ik begrijp zijn mo tieven - hij is er beter van geworden, uit mijn schaduw gekomen - maar aan de an dere kant heb ik nog steeds zoiets van: hoe heeft hij het kunnen doen?" Wat zou hij doen als hij zijn vroegere leer ling nu op straat zou tegenkomen?.Door lopen", is het korte antwoord. En als hij samen met hem in de lift zou staan, als doorlopen niet mogelijk zou zijn? „Zwij gen. Het is voor mij volstrekt over, Er is niets meer mogelijk. Ik hoop niet de in druk te wekken dat ik in verbittering of haat blijf hangen. Zo is het niet. Soms zijn dingen op een extreem punt gekomen. Dan houdt het gewoon op." ,Ik heb me lang slachtoffer gevoeld, maar dat is nu voorbij. Ik wil niet meer denken: In deze meedogenloze wereld wil ik niet leven. Ik kies ervoor te geloven dat wat mij is overkomen tot iets zinvols kan lei den. Ik kies voor de vertwijfeling als le venshouding. Vandaag vind ik iets goed, morgen kan ik daar anders over denken. Op die golfslag laat ik me meedrijven. In dat opzicht ben ik bescheidener gewor den." Bescherming De band met zijn gezin is hechter gewor den. „Mijn vrouw en kinderen hebben de plagiaat-affaix-e van het begin af aan ge definieerd als een probleem van de héle club en niet van mij alleen. Ze hebben me teen een beschermende muur opgetrok ken. Het moeilijkste had mijn gezin het met het gedraai van de universiteit. Bij voorbeeld de beschuldiging van het colle ge van bestuur dat mijn vrouw berichten over mijn op handen zijnde ontslag naar kranten lekte, teiwijl de rector daarvoor vera/itwoordelijk was. Het was alsof de buitenwereld een wig wilde drijven tus sen mijn gezin en mij „Vorig jaar vlak voor moederdag zei ik te gen mezelf: Verdorie René, je kunt nu best even naar een winkel in de Haarlemmer straat stappen en daar iets kopen. Maar in de winkel kwam er meteen iemand naar me toe die vroeg: 'Hoe is het nu met u?' Er kwam meteen een groepje om me heen staan. Ik schrok me rot en dacht: Ik moet hier weg! Je moet de wereld voor jezelf te- rugveroveren. Belangrijk voor mij is of het slijt. Ik ben niet meer bang", hoewel het wel pijn doet als ik weer een afwijzing krijg. Je moet zelf een innerlijke grens overstappen. Ik fiets nu weer gewoon door de Breestraat." Met Leidse collega's samenwerken en pu bliceren doet hij nog steeds. Maar een uit nodiging om voor een psychologievak- groep in Leiden een lezing te geven, heeft hij afgewezen. „Ik had er geen zin in. Maar dat betekent niet dat ik het nooit zal doen." Zo hard werken als vroeger, „zeven keer 17 uur per week", doet hij niet meer, „Als ik de helft haal, is het al veel. En dat vind ik prettig. Uitvoerig de tijd nemen voor de dingen waar ik zelf mee bezig ben, dingen die ik zelf kies, die ik graag doe. Ik heb nu meer aandacht voor mijn gezin. Ook geef ik veel psychotherapie en dat doe ik graag." Roman „Ik schrijf columns voor drie kranten en ik publiceer wetenschappelijke artikelen in internationale tijdschriften. Op dit mo ment doe ik onderzoek naar partnerrela ties. Samen met collega's probeer ik een instrument te ontwikkelen om te voor spellen wat de kans is dat een relatie bin nen een aantal jaar misloopt. Ik leer daar veel van. Ik ben nu bezig met de behande ling van pathologische verliefdheid: erg boeiend. En ik werk aan een historische roman, dat is mijn persoonlijke ambitie. Het speelt zich af in de adellijke kringen van Frankrijk in 1830 en gaat over de psy chologie van de liefde. „Wat ik heel lastig heb gevonden, is dat er geen enkel spoorboekje beschikbaar was voor mensen in mijn positie. Hoe moet je dit soort dingen het hoofd bieden? Je kunt in je wanhoop nergens te rade gaan. Er be staat geen wetenschappelijke publicatie over wat er gebeurt met mensen die ver zeild zijn geraakt in de kaken van het pu blieke monster. Of mijn boek hulp biedt? Ik weet het niet. Ik kreeg wel een brief van iemand die toevallig de drukproeven las. Zij schreef: 'Het was alsof ik mijn eigen dagboek las'." Annet van Aarsen en Caroline van Overbeeke Er waren in de afgelopen weken niet veel Turkse media die zwegen over de uitverkiezing van twee Turkse vrou- i; wen in het Nederlandse parlement. De j Rotterdamse Nebahat Albayrak (Sivaz, 1968) en de Schiedamse Fadime Osrgü (Karaman, 1968), die dinsdag als kamer- leden voor PvdA en WD tot Kamerleden werden beëidigd, zijn de langverwachte I boegbeelden van de Turken in Neder ig land. En dat beseffen ze. „Als wij goede 1 Kamerleden worden, betekent dat een i grote stap voor alle etnische minderhe- 1 den in Nederland." I Een gesprek met twee moderne vrouwen i met een dubbele nationaliteit, die nu al de trots van de Turken zijn. Anonieme Rijnmonders zijn ze voorgoed niet meer. Nebahat Albayrak: „Ik kan J; geenTurkmeervoorbijlopen. Sommigen ij klampen me direct aan. Anderen lopen 1 eerst met een bocht om me heen. Kijken nog eens goed naar me. En komen me dan alsnog feliciteren." Tijdens de gesprek ken in de Rotterdamse bibliotheek ge beurt het weer. Een Turkse man komt 1 uitgelaten aangelopen. Schudt hen uit- bundig de hand. De trots straalt van zijn gezicht. De Kamerleden van Turkse af- jj komst zijn al beroemdheden. Wat wil je ook. Ze stonden in de afgelo- pen weken in alle Turkse kranten. Waren jj te zien op TV-stations. Moésten met ca- meraploegen uit Istanbul de stad in. Ze waren even bezit van de media uit hun moederland, p De argeloze Nederlandse televisiekijker, i die uit gewoonte al zappend de kanalen af ging, zag op de zender TRT dat het nieuwsprogramma Aksama Dogru gro- tendeels aan Osrgü en Albayrak gewijd was. Je hoorde de stem van Albayrak in j onnavolgbaar Turks wat korte vragen j beantwoorden. Ondertussen werden fo- I to's getoond. Foto's van Albayrak. Thuis op de bank. Met gitaar, zonder gitaar. Fo- i to's van Osrgü met familie, zonder fami- I ^e- Huiverig De Turkse gemeenschap heeft de vrou- wen, al sinds hun eerste kinder jaren woonachtig in Nederland, in het hart ge- j sloten. Dat vinden ze best leuk, daar niet van. Maar een tikkeltje huiverig voor al le aandacht en daaruit voortvloeiende verwachtingen zijn ze ook. Want in de eerste plaats willen ze volksvertegen woordigers zijn voor alle Nederlanders. Albayrak: „De meest gestelde vraag van Turkse journalisten luidt: 'Wat ga je voor ons doen?' Maar als ik dan zeg dat ik niet per se voor de Turken aan de slag ga, vergt dat veel uitleg. Want anders den- 1 ken ze al gauw van: 'Die meid heeft haar De Schiedamse Fadime Osrgii (VVD): „Het is belangrijk dat de Kamer een afspiege ling van de samenleving vormt." foto Jaap Rozema De Rotterdamse Nehabat Albayrak (PvdA): „Als wij het goed doen, betekent dat een flinke stap vooruit." foto Cees Kuiper schaap j es op het droge en gelooft het ver der wel'." Ze willen een balans zien te vinden. Ze willen dus best - heel graag zelfs - ook vertegenwoordigers zijn van de Turkse gemeenschap in Nederland. En ze zullen oog houden voor de verantwoordelijk heid die ze ongevraagd hebben meege kregen. Ze beseffen dondersgoed dat van hen veel verwacht wordt, bepaald niet in het minst door hun Turkse achterban. Albayrak: „Tot nu toe richtte die ge meenschap zich nog volledig op de poli tiek in Turkije zelf. Maar nu er Turkse Kamerleden zijn gekomen, is er iets ver anderd in de hoofden van de mensen. Ik zie een toenemende belangstelling voor de Nederlandse politiek. Wij zijn het middel om de Turken in Nederland te in teresseren voor puur Hollandse aangele genheden als Schiphol of het nieuwe be lastingstelsel. Als wij het Kamerwerk goed doen, betekent dat een flinke stap vooruit voor de etnische minderheden in Nederland." Fadime Osrgü: „Het is zo belangrijk dat de beeldvorming wijzigt en dat de Ka mer werkelijk een afspiegeling van de samenleving wordt. Tijdens de campag ne merkte ik al dat er belangstelling was. Na een spreekbeurt op een school kwam een groepje Turkse meisjes naar me toe. 'Abla' - dat betekent 'zus' in het Turks - zeiden ze, 'Welke studies moeten we vol gen om ook in de Kamer te komen?' Dat vond ik mooi. Goh, dacht ik, Ze gaan er dus naar leven." Albayrak: „Er verschijnen nieuwe men sen op het toneel. Onze ouders, de eerste generatie gastarbeiders, zijn hier niet gekomen met het idee dat ze zouden blij ven. Nu treden er Turkse mensen op de voorgrond die puur Hollands zijn, niet meer in een achterstandspositie zitten, maar zich wel bewust zijn van de proble men van hun ouders, die ooit naar Ne derland zijn getrokken. Osrgü: „In mijn jeugd waren er nauwe lijks Turken die niet in een fabriek werk ten. Werd het al als bijzonder gezien als een meisje het tot caissière schopte. Dat is nu anders. Nu beseffen de Turkse jon geren in Nederland dat zij óók ooit de Kamer kunnen halen. Als wij het kun nen, kunnen zij 'took." Nou ja, Albayrak en Osrgü zijn niet de eerste de besten. Hun start als kinderen van de eerste ge neratie gastarbeiders - ter illustratie: de vader van Albayrak was steigerbouwer bij Shell - was dan wel vanuit een achter standspositie, hun cv's liegen er niet om. Albayrak studeerde in Leiden en Parijs Europees recht, kreeg een puike baan op het bureau van de secretaris-generaal van Binnenlandse Zaken en werd uitein delijk beleidsmedewerker integratiebe leid op dat departement. Op de verkie zingsdag stemden uiteindelijk bijna 7500 Nederlanders op haar, een aantal dat maar door zeven andere PvdA'ers werd overtroffen. Spottend: „De PvdA zal wel blij met me zijn. Ilc ben alloch toon, jong en ook nog vrouw, Een lot uit de loterij OSrgü kreeg een kleine tweeduizend stemmen, maar heeft ook een cv dat tot de verbeelding spreekt. Het nieuwe WD-Kamerlid studeerde Duits en En gels in Rotterdam en Kiel, werkte in het onderwijs in Engeland, maakte in haar vroegere woonplaats Vlaardingen deel uit van migranten-adviescommissies en was jarenlang in de weer voor interna tionale jongerenorganisaties. Ze is bo vendien al weer wat jaartjes journaliste bij de Nederlandse Moslimomroep. Het lijkt erop dat in Nederland een al lochtone elite aan het ontstaan is. Een klein 'ons kent ons'-wereldje van jonge, ambiteuze, intellectuele Turken en Ma rokkanen, die actief zijn in allerlei ad viescommissies, overheidsorganen, hun afkomst niet verloochenen en zo werke lijk een soort voorhoede zijn geworden van een grote bevolkingsgroep in Neder land. Osrgü: „Ik denk dat 't goed is dat er voor beelden zijn. Dat is goed voor het imago van de derde generatie migrantenjonge ren." Albayrak: „Er is een groep van bewuste mensen ontstaan. Bewust van de rol die ze kunnen spelen voor een bevolkings groep. Maar 'we' zijn geen uitzonderin gen. Wij zijn door ons publieke optreden zichtbaar. Maar er zijn er nog veel meer. Ga maar na: wat als ik jaren geleden had gekozen voor die baan bij een Brussels advocatenkantoor? Dan was ik nu uit het blikveld verdwenen." Voorlopig blijven ze in beeld. Tenminste vier jaar lang ho pen ze hun ei kwijt te kunnen, iets te be reiken en wat te kunnen veranderen aan de Nederlandse samenleving. Bolwerk Maar wat bezielt ze om zitting te willen nemen in de Tweede Kamer? Een bol werk dat, zo wordt wel gezegd, is vastge roest, barst van de sluwe politici die het ale een groot goed beschouwen om wat quotes te krijgen in Den Haag Vandaag. Osrgü: „Als dit beeld klopt. Als de Kamer een vastgeroest instituut is, dan is het te meer een reden om er zitting in te willen nemen. Dan moet je die gebruiken door breken. Het is belangrijk dat er verschil lende leef tij dsgroepen in de kamer verte genwoordigd zijn. En verschillende bevolkingsgroepen." Albayrak haalt de beroemde sketch van Arjan Ederveen nog eens aan, die de ge bruiken uit de Kamer persifleerde. Het was een weergaloze 'nepdocu' over een WD-dame die uit alle macht in Nova 'bij Maartje' terecht probeerde te komen. „Ik zal weigeren me te laten leiden door dat soort gebruiken. Noem het de moed van de naïeve nieuweling, maar ik denk niet dat een systeem mij kan leven. Ik hoop mezelf te blijven," Wessel Penning

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 27