Romantiek heeft ook zwarte kant Jeremiëren, jammeren, schelden en Schrijven PZC Optima onbeteugeld nieuwe lente in kunst cultuur 24 Pakkend debuut van Christie Hofmeester eau-de-vie letterkundige kroniek L.-F. Céline vrijdag 22 mei 1998 Kun je letterlijk gek van liefde worden? Wanneer we de jonge debutante Christie Hofmeester (geb. 1976) mogen geloven wel. In haar autobiografische roman Meestal vergaat de wereld om 9.00 uur schrijft ze over haar obsessionele liefde en haar vrijwillige opname. Het lijkt haast een rage in de Nederlandse literatuur: schrijvers die openhang vertellen over hun krankzinnigheid. Eerst hadden we Geerten Meijsing die over zijn zelfmoordpogingen en psychiatrische behandeling schreef in Tussen mes en keel. Toen kwam Rogi Wieg in zijn dagboek Liefde is een zwaar beroep vertel len hoe verschrikkelijk hij in de war is. En nu bericht Christie Hof meester, studente aan de School voor Journalistiek in Utrecht, over haar waanzin in Meestal ver gaat de wereld om 9.00 uur. Deze boeken hebben allemaal een zeke re therapeutische inslag: ze zijn óók geschreven met het oog op ge nezing, om inzicht te verwerven in wat er mis is gegaan, om voortaan aan de veilige kant te kunnen blij ven van de grens tussen gek en normaal. De schrijvers hebben al le drie een diep inzicht in zichzelf. Misschien is dat juist het probleem met bijvoorbeeld Christie Hof meester. Ze wil zichzelf zo graag tot op de bodem 'van haar ziel doorgronden, ze zoekt zo wanho pig naar een diagnose van haar mentale kwaal dat wie weet daar ergens de reden ligt voor de ont sporing. In sommige potjes kun je immers beter niet gaan roeren. Opname Ze heeft, zo lezen we in haar ro man, haar leven van een eigen tijd rekening voorzien. Ze heeft het over zoveel maanden vóór O. en zoveel maanden na O. Die O. staat voor Opname. Als meisje van ne gentien liet ze zich opnemen op de psychiatrische afdeling 'Riet broek' van een groot ziekenhuis in Utrecht. Ze kwam er vrijwillig en ging er na betrekkelijk korte tijd ook weer vrijwillig weg. Het was voor haar een periode van 'een doelloos zweven en geleefd wor den'. Men kon er haar niet of nau welijks helpen. Dat zou ze zelf moeten doen, met de steun van haar ouders die in een dorp bij Breda wonen, met de hulp van een psychiater, én met het schrijven van dit boek. Dat mag dan als een roman de wereld in zijn gestuurd, tussen auteur en personage ligt waarschijnlijk net zo weinig ver schil als tussen hun voornamen Christie en Chris. De schrijfster lijkt zelf het onderscheid onbe langrijk te vinden. Ze vat op een van de eerste bladzijden haar re laas aldus samen: ,,Een jongen en een meisje houden van elkaar en stuiten daarmee op hun principes. Ze geloven namelijk in volstrekte individualiteit. Dom, dom. Het meisjes neemt dat zo letterlijk dat ze krankzinnig wordt. Haar indi viduele wereldbeeld kan ze niet verenigen met haar obsessie voor de jongen. Ze belandt in een gek kenhuis Het meisje ben ik, zeg maar. Jij bent de jongen." Het lijkt trouwens een te simpele gedachte om de gekte helemaal vanuit haar vergeefse liefde voor Seim te verklaren. Het wordt tu- sen de regels en soms gewoon uit de regels duidelijk dat het eerder een kwestie van aanleg is. In elk geval markeert dit boek haar af scheid van Seim en het einde van haarziekte. Ze schrijft ergens: 'Nu Christie Hofmeester....eigen tijdrekening.... rest mij zwelgen in zelfmedelij den, mijn favoriete hobby.' Dat valt enorm mee. Christie Hof meester zet juist alles op alles om zich niet in zelfmedelijden te ver liezen. Ze wapende zich met een ironische, sarcastische, zelfs cyni sche stijl. Om haar overgevoelig heid te verbergen doet ze graag stoer. „Ik haat jeugdherinnerin gen in boeken, ze zijn altijd zo soft altijd zijn het de stakkers die over hun jeugd schrijven", laat ze weten. En ze voegt eraan toe: „Ik was zelf de terrorist op school, heb manier intiemer kennen dan haar beste vriend of haar eigen moeder. Het bijzondere van Meestal ver gaat de wereld om 9.00 uur is dat het boek niet alleen een respecta bele confessie werd, maar ook een tamelijk overtuigende debuutro man. Zonder al te veel inspanning had het boek nóg beter kunnen worden: het had, onder meer door herhalingen te schrappen, gerust een bladzijde of vijftig korter ge kund. Veel indruk maakte Christie Hof meester op mij met haar verslag vaak iemand een tand door de lip geslagen en kinderen van school gepest." Zo te zien lijkt ze graag iemand anders dan ze in werkelijkheid is. Want valt er iets romantischers te verzinnen dan een meisje dat gek van liefde wordt? Roze romantiek mag dan in dit boek ontbreken, ro mantiek heeft ook een zwarte kant en die komt nadrukkelijk aan bod. Chris en natuurlijk ook Christie worden het slachtoffer van hun ontredderde gevoelens. De lezer wordt - ondanks de dappere po gingen van de schrijfster om niet zielig over te komen - in die gevoe lens ingewijd. Je leert haar op die over de gang van zaken op de psy chiatrische afdeling. De verhalen doen niet alleen vanwege hun in houd, maar ook vanwege hun af standelijkheid denken aan die van Meijsing in Tussen mes en keel. Een ander sterk onderdeel van het boek zijn de sènes uit de verhou ding tussen haar en Seim. Nou ja, verhouding is een groot woord. De relatie blijkt namelijk 'maagde lijk' en komt voornamelijk van één kant. Het meisje mag nog zo ver liefd zijn op de jongen, hij heeft slechts vriendschappelijke gevoe lens voor haar. Wat is er met hem aan de hand? De schrijfster meet het allemaal niet breed uit, maar Een nieuwe lente, maar niet helemaal een nieuw geluid: dat belooft de redactie van het literaire tijdschrift Optima in het eerste nummer van de zestiende jaargang. Het blad heeft een andere uitgever, voortaan wordt het door Prometheus op de markt gebracht. Er is ook een vernieuwde redactie: naast Arjan Peters en Michaël Zeeman hebben de bij de uitgeverij werkzame Plien van Albada en de schrijver Hafid Bouazza er zitting in genomen. „Jonge, nog onbeteugelde geesten", belooft het persbericht. Dat is precies wat een letter kundig blad nodig heeft. Het gaat immers niet goed met de lite raire tijdschrijften in Nederland. Domweg omdat ze niet lezens waardig zijn. worden ze niet gele zen. Bij heel wat tijdschriften lijkt een nieuw nummer een herhaüng van een vorige aflevering. De Re visor, Maatstaf en andere bladen bestaan nog wel, maar ze konden evengoed niet bestaan. De pas verschenen aflevering van Optima nodigt in elk geval tot le zen uit. Met om te beginnen een Haags verhaal van Helga Ruebsa- men: „In deze door zand bestoven stad worden wij allemaal begra ven, levend of dood. Wij zijn hier met de doden altijd entre nous, ook wij, de levenden, gedra gen ons beleefdheidshalve als lij- Optima-redacteur Michaël Zeeman, hier in gesprek met Jeanette Win- terson. ken, stijf en ontoegankelijk, zwijgzaam en koud." Opvallend zijn ook de zes ongepubliceerde gedichten van de twee jaar gele den overleden Joseph Brodsky, vertaald door Peter Zeeman. Voskuil Drie van de vier redacteuren laten - hoe jong en onbeteugeld ze ook mogen zijn - in deze aflevering niets van zich horen. Maar Arjan Peters redt de eer, hij leverde twee bijdragen. Hij publiceerde het vraaggesprek met J. J. Voskuil, een paar maanden geleden afgenomen in de Zeeuwse Bibliotheek in Mid delburg. De schrijver van de cy clus Het Bureau vertelt onder an dere over de werkelijkheid achter zijn roman. In het boek spot ie mand wanneer Anton Beerta een beroerte heeft gekregen:Anton is Plankton geworden." Eigenlijk heette hij Piet Meertens en werd er gezegd: „Piet is kanariepiet ge worden." Zo ging toch de fantasie werken van de auteur die zo'n af- Hij heeft zijn eenzaamheid gepantserd en verpakt in de uniform van de cuirassier. Wat zal hem aangetrokken hebben? De glanzende helm, de vederbos, laars en sporen, de chargesabel? Waren het de paarden die voor het twaalfde regiment zwaarder telden dan hun berijders? Het vaderland? Op 3 oktober 1912 verdwijnt Louis Destouches, achttien jaren oud en met wat aarzelend dons op de bovenlip, in het leger. Vrijwillig. De kurassier Destouches is gegrepen door een roemrucht verleden. Zijn Frankrijk hongert, door de eeuwen heen, naar bepluimde helden. Louis-Ferdinand voelt veel voor zo'n rol. Hij leert snel af, hij leert snel bij. De hardheid van het paardenvolk, de slem- van alledag en het ontbreken van elke vorm van respect, verdrijven het droombeeld van roem in verre landen en het heroïsche avontuur. Louis Destouches krijgt, op de drempel van een wereldoorlog, een spoedopleiding tot schietschijf. Hij leert de sabel gebruiken en mag oefenen tegen boze arbeiders in de straten van Parijs. Er verschijnt een galonnetje op zijn mouw en niet veel later tooit een heuse medaille wegens betoonde dapperheid zijn koningsblauwe jas. Op 27 oktober 1914, de Grote Oorlog is enkele maanden oud, meldt de jeugdige wachtmeester zich aan voor een niet ongevaarlijke opdracht. In een pandemonium van geweervuur, ontploffende granaten, steigerende paarden, modderfonteinen en brandende bomen snelt hij door de linies. Een kogel slaat hem uit het zadel. De slagvelden van Poelkapelle in Vlaanderenland leveren Frankrijk een nieuwe held. Ze leveren bovendien de schrijver van de verschrikking: Louis Destouches wordt er, in eerste aanleg, Louis-Ferdinand Céline. De wereld zal nader van hem vernemen. foto Mark Prins suggereert dat het aan Seims ge aardheid ligt. Hij is zich er zelf nog nauwelijks van bewust, maar hij houdt meer van jongens dan van meisjes. Ze kennen elkaar al vanaf de middelbare school en trekken dikwijls met elkaar op. Wanneer hij voor zijn studie naar Nijmegen gaat en zij voor haar studie naar Utrecht verliezen ze elkaar niet uit het oog. Maar Chris lijdt er steeds meer on der dat zij geen duidelijkheid krijgt van hem. Ze beseft boven dien dat ze slecht bij elkaar pas sen: „Wif zijn twee puzzelstukjes, wij. Stukjes die je honderd keer aan elkaar probeert te leggen om er keer op keer achter te komen dat deze niet passen." Het gaat slechter en slechter met haar. Uit eindelijk laat ze zich dus opne men. Een professor, twee psychia ters, vier arts-assistenten, een twaalftal co-assistenten en een le gertje verpleegsters buigen zich over haar geval en komen met be lachelijk povere conclusies. „Het is hier echt een gekkenhuis", ver zucht de patiënt. Onze gekke schrijvers lijken allesbehalve gek. Hans Warren Christie Hofmeester: Meestal vergaat de wereld om 9.00 uur - 256 pag./f 34,90 - Podium, Amsterdam. keer heeft van fantasie. Peters re kent in zijn andere bijdrage af met Huub Beurskens. Het is, als het ik het goed uitreken, een reactie op een reactie op een reactie. Deson danks blijkt het een verrissend stukje polemiek, in de stijl van Gerrit Komri j 's Daar is het gat van de deur. In het tijdschrift wordt ook op een heel andere manier over literatuur geschreven. Met aanstekelijk en thousiasme brengt August Hans den Boef het werk van de bijna vergeten Judicus Verstegen onder de aandacht, en dan vooral het destijds na een dreigend proces uit de handel genomen De koekoek in de klok en zijn debuut Legt uw hart daarop. Je gaat met Den Boef hopen op een herdruk en dus een herkansing. Verder in Optima proza van Henk Pröpper, Russell Artus, Frank Bleker en Ruud El- mendorp, en poëzie van Raphaël Lachaud, Peter Holvoet-Hanssen, Hugo Pos en Walter Palm. Nu maar hopen dat het in dit blad niet te gauw herfst wordt. H.W. Optima. Literair tijdschrift - jaargang zestien, nummer 1, mei 1998 - 88 pa g./f 17,50/abonnement 4 nummers 60,- - Uitgeverij Prometheus, Post bus 1662, 1000 BR Amsterdam. De dapperheidsmedaille lijkt een stempel van ge voeligheid te drukken op het leven van deze schrijver. Tot het einde toe is er in al zijn geschriften die mengeling van trots en spot. Hij vindt dat het va derland hem heel wat verschuldigd is en plaatst het kleine ereteken als een groot schild tussen hemzelf en het - in zijn ogen - in de drek verzonken Frankrijk. In korte tijd ontwikkelt de zilversmid, cavalerist en me dicus zich tot de schrijver van de verontrusting, de medogenloze criticus van mens en samenleving. Niets en niemand uit zijn leefwereld ontkomt aan de scherpte van zijn pen. De kracht van zijn werk wordt goed begrepen, maar er wordt matig mee omgegaan. Ze valt niet al te best, die lawine van karikaturen en scheldpartijen die mensen terugbrengt tot wanstalti ge gedrochten. De schrijver laat zijn figuren zelfs de keuze niet tussen een voortbestaan als mensgevaar lijk tuig of meelijwekkend creatuur. De veelkoppige tegenpartij bedient zich, tot lang na zijn dood, over vloedig van dezelfde kwalificaties. Waar uitersten samenkomen, spreidt Céline verwarring. In het leven van Louis-Ferdinand Destouches (1894- 1961) zijn rust en gelijkmatigheid ver te zoeken. Na zijn oorlogsavontuur krijgt hij een bescheiden, zeer kort lopende baan bij het Franse consulaat in Lon den. Hij zit er lang genoeg om zich bezig te houden met de inreisdocumenten en de beddepret van Mata Hari. Louis trekt vervolgens door koloniale winge westen, huwt een keertje, studeert en weet - het is in middels 1924 - te promoveren tot doctor in de medi cijnen. Hij wordt arts bij de Volkenbond en doorkruist in die hoedanigheid de wereld. Terug in Parijs geeft hij leiding van de kliniek van Clichy. Daar vindt hij tijd om te schrijven. Hij adopteert een voornaam van zijn moeder, Céline, en laat deze druk ken op de omslag van Reis naar het einde van de nacht, het boek dat hem op slag beroemd maakt. Destouches gaat een schaduwbestaan leiden, Céline staat gestijfd in de frontlinie. Een verblijf in de Sowjet-Unie (1937) luidt een zo veelste keerpunt in het leven van de schrijver in. Hij ziet er veel vijanden: communisten vooral. Terug in het Westen schrijft Céline een anti-communistisch pamflet waar het etiket 'ultra-rechts' aan kleeft. Hij ziet ook in Frankrijk meer en meer vijanden: joden vooral. Zelfs in het voor 'juiverie' zeer gevoelige va derland vallen zijn schotschriften op als hard en ruw. Bij het uitbreken van weer een wereldoorlog meldt Destouches zich - met medaille - aan voor de dienst, maar de 45-jarige held blijkt niet gewenst en leeft met pen en lancet verder als Céline. Opmerkelijke ge schriften verlaten zijn schrijftafel, fel anti-joods, fel anti-frans met als voorlopig 'hoogtepunt' Les Beaux Draps (1941). Voor velen staat vast dat Céline als vaandeldrager van de anti-democratie blij met een totalitair regiem en 'dus' pro-duits moet zijn. In feite wil de schrijver niets anders dan een reinigende or kaan, een verbluffend grote schoonmaak, zodat Frankrijk vrij kan zijn van alle vreemde smetten of die nu joods, zwart, bruin, duits, geel of bloedrood zijn. Het neemt niet weg dat de bezetters volgaarne tegen hem aanleunen. Ook Céline kruipt wat dichter naar 'de Gott met de laars' en zoekt enige beschutting bij de Duitsers die hij liever als moffen dan als vrien den ziet. Het gebeurt pas als La douce France hem wat te heet wordt. De geallieerden zijn dan geland in Normandië, er wordt op hem gejaagd, mensen uit zijn omgeving worden slachtoffers van aanslagen. Hij vlucht richting Duitsland en vindt aansluiting bij de groep Vichy-getrouwen, collaborateurs en ander menselijk wrakhout dat is aangespoeld aan de oever van de damals schóne und blaue Donau. Kurassier Destouches, mei 1914. Circa 1952 In Si(e)gmaringen huist het Pétain-bewind in het vorstelijke slot van de roomse Hohenzollern-tak. Céline vindt er, in zijn beschrijvingen die autobiogra fische elementen steeds verbinden met de edele kunst van de overdrijving, alle tekenen van de apocalyps. Het is voor de schrijver ook te grandioos om waar te zijn. Hij treft zijn stijl die hij zijn 'deuntje' noemt: ...de realiteit, dat was die doodsbange mensenstroom uit Straatsburg, die aartsreservisten van de Land- sturm, de vluchtelingen van het leger van Vlasoff, de weggebombardeerde hordes uit Berlijn, de van af schuw vervulde Litauers, de uit de ramen gesmeten Königsbergers, de vrije arbeiders van overal van daan, de ene stoot na de andere, Tataarse dames in avondtoilet, artiesten uit Dresden...dat alles kam peerde in de nissen en de grachten van het Slot... ook op de oevers van de Donau... plus nog de bevende re fugiés uit Frankrijk, Toulouse, Carcassone, Bois-Co- lombes, verdreven door de maquis.plus nog de fami lies van de miliciens en de verse recruten van de NSKK die naar Denemarken waren gestuurd om bo ter te halen... plus nog de Cochepot-fans die erop wachtten te worden ingescheept op het Donau-flot tielje... plus allerlei vreemde snuiters van Zwitsers die zogenaamd Duitse partizanen ivaren... met stam men gelijk kwam dat aan, met kinderen van alle leef tijden, enorme balen, batterijen aan vaatwerk, on derdelen van ovens, en geen snars te vreten... Met zijn vrouw Lucette en de kat Bébert weet Céline te ontsnappen aan de oprukkende geallieerde legers. Zes jaren lang zal hij de Deense regeling danig verve len met zijn verblijf in ziekenhuis, gevangenis en zo merhuis. In deze zelf gekozen ballingschap schrijft, scheldt, jammert en jeremieert Céline. In Frankrijk wach ten verguizing en de dood. De Deense regering wei gert uitlevering. De processen stapelen zich op. In tussen wordt zijn mensbeeld er niet zachter op: ...al dat schorem van masochisten, eczeemlijders, ei witpissers, stinkers, bibberaars, vaginalijdsters, be rouwvolle dunpoepers, de hele mesthoop!... Het lijkt alles, buiten de samenhang van boek en idee, grof en laag-bij-de-gronds ordinair. Deze visioenen van hellevaart en verdoemenis kennen evenwel een raffinement dat de basis is van een voorbeeldloze stijlkunst. In een reeks van indrukwekkende boeken keert de wereld zich binnenste buiten. In zo'n her haalde beweging kan de oplettende lezer wel eens wat tegenkomenen dat zowel het gerief als het onge rief dient. Een vooruitziende blik heeft Louis-Ferdinand Destouches al in de jaren '20 op het goudspoor ge zet. In Den Haag sloeg hij honderden gouden tientjes op 'voor barre tijden' en ook in Denemarken liet hij een vriendin gouden munten in haar tuintje begra ven. De voorziene barre tijden worden werkelijk heid. Tot 1951 leeft de balling in viezige lompen op de vlakte van Klarskovgaard. Dan blijkt de amnestie wet voldoende licht te bieden voor een retour. Frank rijk is niet zeer blij met zijn landing op het vliegveld van Nice. Het ene proces volgt op het andere. De grote collegae wijzen Destouches af maar benadrukken het uitmuntende schrijverschap van Céline. Handen af, maar toch... Op tegenkanting volgt steeds ver weer. Céline geeft grimmig toe dat zijn uitingen van antisemitisme fout waren. Fout, nietten opzichte van de vervolgde joden, maar fout voor hemzelf omdat zijn hitsende beweringen zich tegen hem hebben ge richt. Hij had de tijd niet mee: alles is weer eens ver keerd uitgepakt... De schrijver schrijft. In enkele jaren ontstaan in Meudon acht belangwekkende boeken als neer slag van de bewogen dagen in Londen, Parijs, Sigma ringen en Kopenhagen. Deze Europese rondrit van de ultieme hallucinatie vindt een abrupt einde. Zater dag 1 juli 1961 wordt Céline getroffen door een her senbloeding. Uren ligt hij op bed, wil geen prutsende arts en reist gelaten naar het einde van zijn nacht. De ontboden priester verschijnt niet. Het regent als de schrijver die geen warme mensenvriend was, in Meu don wordt begraven. De kring is klein. Louis-Fei'di- nand Céline/Docteur L.-F. Destouches/1894-1961 staat er gebeiteld in zijn lijksteen. Die steen draagt ook het beeld van het gedroomde, verre avontuur: een schip dat raast en trilt als de wind in de zeilen zoeft. Voor alle leed is er een kruis. Avontuur en lijden, twee jaartallen en een dubbel leven. Eens had hij laten we ten dat zijn naam beter niet vermeld kon worden:.ze moesten er eens op spugen... Andreas Oosthoek Aanbevolen: Frédéric Vïtoux, Het leven van Céline, uïtg Ar beiderspers, Amsterdam; Werken L.-F. Céline, vertaald door Frans van Woerden, uitg. Meulenhoff, Amsterdam; Louis- Ferdinand Céline, Les Beaux Draps, uitg. N.E.F., Parijs, 1941; L.-F. Céline, Sterven of liegen, brieven, vertaalden be zorgd door Jan Versteeg, uitg. Arbeiderspers, Amsterdam; Cola Debrot, Wie was Céline, uitg. MeulenhoffAmsterdam; Frans van Woerden, Klein scheldwoordenboekjevan Céline, uitg Meulenhoff, Amsterdam; Bzzlletin-215, uitg Bzztöh, Den Haag.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 24