In de greep van
de Bijlmerramp
I
Voor Engelandvaarder is mazzel meer dan geluk
PZC
Reddingswerker
wil erkenning
reportage
27
zaterdag 9 mei 1998
Onruststokers. Zo omschrijven
officiële instanties het groepje
slachtoffers van de
Bijlmervliegramp dat speurt naar
de waarheid. Vlak na 4 oktober
1992 nog zielenpoten, nu
lastpakken die schermen met
dossiers. André Bos is een van hen.
Hij zoekt door tot aan zijn dood.
Achter de obsessie die
Bijlmervliegramp heet, gaat een
integer en kwetsbaar man schuil.
Een portret.
Tijdens onze derde ontmoeting komt
het hoge woord er uit: André Bos (36),
slachtoffer en reddingswerker tijdens de
Bijlmervliegramp, is op zoek naar erken
ning. „Mensen hebben mij vaak gevraagd
of ik geen lintje zou willen hebben. Jaren
lang heb ik geroepen: 'Nee, ik wil niet als
held worden onthaald'. Ik heb mensen ge
red toen het vliegtuig in brand vloog,
maar dat vind ik zelf niet zo bijzonder, ik
heb gewoon gedaan wat ik kon. Maar nu,
op dit moment, als ik er weer zo uitvoerig
over praat, denk ik: 'Een lintje was toch
een vorm van erkenning geweest'. Dan
had niemand mij zo maar onruststoker
kunnen noemen."
De man die in voorgaande gesprekken ge
dreven en bezeten feiten spuide over kilo's
verarmd uranium en andere schadelijke
stoffen in het vliegtuig, is extreem rustig
vandaag. „Gewone burgers die zich tij
dens de ramp hebben ingezet, hebben
geen lintjes gehad. Alleen officiële hulp
verleners zijn onderscheiden." Even is het
stil. Dan spreekt hij opnieuw zijn wens
uit: „Ja, eigenlijk zou ik ook heel graag
een lintj e willen hebben.
Hij oogt tenger. In 5,5 jaar tijd is André
ruim dertien kilo afgevallen. Een week
nadat hij het vliegtuig voor zijn raam zag
neerstorten, kreeg hij last van concentra
tiestoornissen. Al gauw was hij niet meer
in staat zijn touringcarbedrijf te runnen
en raakte in de WAO. Benauwde luchtwe
gen, pijn in zijn rug en arm, zijn klachten
waar hij nog dagelijks mee kampt. Een
wonderpil die hem geneest van al zijn
kwalen zal hij zeker niet afslaan, maar
dat weerhoudt hem niet van zijn zoek
tocht naar verdwenen vrachtbrieven en
geheime ladingen. „Een pilletje slikken is
slechts symptoombestrijding. Daar ben
ik niet mee geholpen."
Kracht
Op de bewuste avond in oktober 1992,
staat André vooral versteld van zijn eigen
krachten. Op het moment dat hij het
vliegtuig voorbij ziet razen - hij zit achter
zijn computer en is bezig met de admini
stratie van zijn touringcarbedrijf - gaat er
een knop om. Hij belt het alarmnummer
0611 en zegt „dat er een Boeing 747 op de
Bijlmer is gepletterd. De politie zou een
surveillancewagen sturen." Met 'val
dood', gooit hij de hoorn op de haak en
haalt samen met een parkeerwachter, die
hij onderweg tegenkomt, tientallen men
sen uit brandende woningen.
Zijn ontembare energie tijdens deze red
dingsactie begrijpt hij nog steeds niet he
lemaal. „Op het moment van de crash was
menzee waarin slechts een vage contour
vanhet flatgebouw zichtbaar is. „Er is ge
knipt in de band, de meest kwalijke beel
den zijn er uit gehaald", constateert hij
droogjes.
Nog steeds verschijnen er beelden op zijn
netvlies waarin hij mensen als brandende
fakkels uit het raam ziet springen. „Maar
ik raak nooit in tranen, absoluut niet. Wel
voel ik altijd weer die onmacht en kwaad
heid. Vooral als ik bedenk hoe de overheid
omgaat met de huidige slachtoffers van de
Bijlmerramp. Er zijn nog steeds een paar
honderd mensen die psychische en/of li
chamelijke klachten hebben."
Dit getal komt overigens grotendeels
overeen met het onderzoek van prof. B.
Gersons, hoofd van de afdeling psychia
trie van het Academisch Medisch Cen
trum (AMC) in Amsterdam. Hij onder
zocht de geestelijke toestand van
nabestaanden en hulpverleners. Gersons
is ook betrokken bij het nieuwe onder
zoek dat specifiek is gericht op lichame
lijke klachten en wordt uitgevoerd in
opdracht van minister Borst van volksge
zondheid.
Als coördinator van Het Klankbord, een
lotgenoten-contactgroep waar slachtof
fers en nabestaanden regelmatig bij el
kaar komen, heeft André al vanaf de dag
na de ramp intensief contact met mensen
die allerlei gezondheidsklachten hebben.
Hij ziet zichzelf als hulpverlener, maar
wordt niet als zodanig erkend. „Ik ben
nog niet gebeld door het AMC. Als erva
ringsdeskundige zou ik graag meewerken
om mensen over de drempel te halen. Veel
slachtoffers duwen niet openlijk over die
klachten te praten. Ik vind ook dat er een
begeleidingsgroep moet komen. Anders is
het onderzoek psychisch niet verant
woord. Mensen die meewerken zullen de
ramp opnieuw beleven".
Uranium
Al eerder is André, samen met anderen uit
de Klankbordgroep, niet voor vol aange
zien. Het is 4 oktober 1993, precies een
jaar na de vliegrampLaka, het documen
tatie- en onderzoekscentrum kernener
gie, publiceert een rapport waarin staat
dat in de staart van de Boeing 747 ver
armd uranium zit. Slachtoffers en nabe-
Vlak na de Bijlmerramp in 1992.
foto Monique Baan
staanden gaan zich voor het eerst echt
zorgen maken over de mogelijke gevolgen
van gevaarlijke stoffen die zijn vrijgeko
men bij de ramp. Ze schakelen zelf prof.
dr. J. de Goeij in van de Technische Uni
versiteit in Delft.
De radiochemicus geeft aan dat een be
volkingsonderzoek, in samenwerking
met een toxicoloog, zinvolzou zijn. Al was
het alleen maar om ongerustheid over het
verarmd uranium weg te nemen. Maar de
overheid komt niet met geld op tafel. Een
telefonische enquête onder huisartsen in
Amsterdam Zuidoost is dan het enige ant
woord op de aanhoudende gezondheids
klachten. Nu, inmiddels alweer 5,5 jaar
later, wordt het gezondheidsonderzoek
alsnog gehouden.
Onbevredigend
Die afwachtende houding van de over
heid is funest geweest voor mensen als
AndréDat alles wat hij en zij n lotgenoten
mankeren mogelijk helemaal niets met de
Bijlmervliegramp te maken heeft, gaat er
bij hem absoluut niet meer in. Dat station
is gepasseerd. Wel realiseert André zich
heel goed dat zowel het onderzoek van het
ministerie van Verkeer en Waterstaat
naar de vrachtbrieven als het gezond
heidsonderzoek van minister Borst zeer
waarschijnlijk onbevredigende antwoor
den zullen opleveren.
Vindt hij het wel verantwoord om nabe
staanden en slachtoffers nog jarenlang
aan het lijntje te houden? Voor het eerst
reageert André fel. „Ja. Wij zijn toch al
collectief overspannen. De overheid moet
openheid van zaken geven. Eerder zal ik
niet rusten. Al moet ik mij tot aan mijn
dood bezighouden met de Bijlmervlieg
ramp, dat scheelt me niets. Ik heb er de
tijd voor."
Carine Neefjes
Dit verhaal is tot stand gekomen onder begelei
ding van dr. Carl Steinmetz, psycholoog/victi-
moloog, directeur van het bureau Steinmetz
advies en opleiding.
André Bos, eerst reddingswerker, later
slachtoffer van de Bijlmerramp: „Eigen
lijk zou ik ook graag een lintje willen heb
ben."
ik zeker geen fitte man. Sinds mijn acht
tiende krijg ik bij zware lichamelijke in
spanningen last van migraine en verlam
mingsverschijnselen in mijn benen. In die
dagen waren er momenten dat ik - wan
neer ik hardlopend twee trappen opging -
steevast een heftige migraineaanval
kreeg en twee dagen niet meer kon lopen.
Op de avond van de ramp rende ik zonder
problemen tweehonderd trappen op en af.
Ik beschikte over veel meer krachten dan
ik zelf ooit heb beseft. Gek genoeg heb ik
na die vliegramp nauwelijks last meer ge
had van die heftige migraineaanvallen."
„Wat mij sterk is bijgebleven van die
avond, is het gevoel dat ik precies wist wat
waar aan de hand was. Alsof een bewaar
engel mij naar de juiste plekken stuurde.
Ik ging naar woningen waar geen licht
brandde maar waar wel mensen inzaten.
Die heb ik nog naar beneden kunnen ja
gen. Ik heb overigens wel vaker het gevoel
dat ik iets krijg ingefluisterd. Soms lijkt
het net alsof ik word overgenomen en over
ander soort krachten beschik. Dat ik spi
rituele gaven zou hebben, durf ik niet te
beweren, maar soms is het gevoel dat ik
iets bijzonders weet zo sterk, dat ik door
ga. Dat geldt ook voor het vliegtuigonge
luk. Iets in mijn onderbewustzijn zegt dat
ik gelijk zal krijgen.
Als we naar de eerste televisiebeelden van
het neergestorte vliegtuig kijken, toont
André geen enkele emotie. Volgens trau-
matologen lopen mensen die tijdens een
ramp zeer actief zijn geweest, de minste
schade opZe weten van zichzelf dat ze al
les hebben gedaan wat binnen hun moge
lijkheden lag. André kijkt dan ook met
een louter technische blik naar de vlam-
Bij het monument voor de slachtoffers van de vliegramp in de Bijlmer.
foto's Rob Keeris
■Jï.,'öSflBe8s888®Ax-*.-. MnwOwHRK WRWMWKBHÏ
Met twee simpele woorden prijst reder
Hans Kahn zijn vrachtschepen aan bij
potentiële klanten. 'Betrouwbare kracht'.
Door grondzeeën heen en over kalm
deinende wateren brengt de rederij
reusachtige havenkranen, boorinstallaties,
locomotieven, trucks en andere ladingen
naar de verste werelddelen. Kahn heeft zijn
Jumbo Navigation N.V. vanuit het niets
opgebouwd. Hij is een beminnelijke
doorzetter, die als jood aan de nazi's wist te
ontkomen door moed en inventiviteit. In
zijn boek Mazzel en lef, tegen de stroom in,
dat onlangs is verschenen bij uitgeverij
Kwadraat, beschrijft de 75-jarige
scheepsmagnaat op meeslepende wijze zijn
vlucht naar Engeland.
Hans Kahn woont in een hoekhuis aan
de Keizersgracht in Amsterdam,
zo'n huis dat een beetje voorover helt,
alsof het de mensen beneden voor de re
gen wil beschutten.,,Mijn kinderen
hoorden alleen maar fragmenten over
mijn vlucht naar Engeland", zegt hij.
„Ze wilden eindelijk wel eens de hele ge
schiedenis horen. Daarom ben ik zo'n
jaar of tien geleden aan dit boek begon
nen. En na een hoop redigeren is dit het
resultaat geworden. Wat zegt u? Nee, ik
werd niet rustig van dat schrijven. Ik zag
weer allerlei emotionele beelden terug.
Haarscherp, als op een stille foto die het
lot destijds heeft genomen."
Hans Kahn heeft, zoals hij het in een van
de eerste zinnen van zijn boek uitdrukt,
altijd 'zijn eigen zin doorgedreven'. Te
midden van alle ellende wist hij zijn zelf
vertrouwen te bewaren. Toen door de
Weesperstraat lange rijen joden schui
felden, terwijl zij met hun blauw-ver-
duisterde zaklantaarntjes de vertrouw
de Amsterdamse grond beschenen,
joden, die op weg waren naar de Hol
landse Schouwburg, op weg naar het
vernietigingskamp, wist Kahn, opge
groeid in Berlijn, één ding zeker: hém
kregen de Duitsers niet.
Hij wilde naar zee. maar voor hij het zee
gat kon kiezen, rolden de Duitse oorlogs-
golven al aan. Kahn besloot om Enge
landvaarder te worden. Volgens een
wijsheid uit de Talmoed is de langste weg
vaak de beste, dus ging Kahn niet direct
over de Noordzee naar Engeland, maar
via Fx-ankrijk, Zwitserland en Spanje.
Zijn boek Mazzel en lef, tegen de stroom
in verhaalt van de baire tocht die hij
heeft moeten ondernemen. Uit het Fran
se kamp in Vernet, waar hij werd geïnter
neerd, wist hij te ontsnappen door een
bewaker neer te schieten.
Kahn: „Ik weet niet of ik die SS-er heb
gedood. Ik weet niet hoe het hem is ver-
gaan. Zo'n gedachte om iemand te doden
groeit langzaamaan in je, dat gebeurt
niet ineens. We moesten daar in Frank
rijk met zijn tweeën een stuk land om
ploegen. Aan het eind van dat stuk land
was een dicht bos, waarin ik zou kunnen
ontsnappen. Bij de zoom van het bos
hield het paard telkens stil en moest het
een grote draai maken. Die SS-er, die be
waker, stond dan even met de rug naar
ons toe."
„Het was niet zo'n jonge man meer, mis
schien was hij afgekeurd voor de front
dienst, ik weet het niet. Ik had gezien dat
die klootzak zijn pistool niet had geze-
kei-d in zijn holster. Al een paar keer had
ik de gelegenheid gehad om het te pak
ken, maar opeens werd ik zo zenuwach
tig dat ik het ook echt dééd. Ik wilde eei'st
niet schieten, maar hij kwam op me af om
het pistool af te pakken en toen moest ik
wel. Ik heb nog nooit zo hard gerend, nog
nooit. Dat zou ik nu niet meer kunnen.
En u ook niet."
„Uiteindelijk heb ik Engeland bei-eikt.
Enfin, dat weet u. Met mazzel en een gro
te dosis dooi'zettingsvermogenMet
vechten. Ik weet niet wat dat is: ik vecht
graag, dat wil zeggen: met woorden. Ik
heb nooit kunnen begrijpen dat de joden
zich zo weerloos hebben laten wegvoe
ren. Daar ben ik erg boos over. Maar ik
heb daar wel een vei'klaring voor. De
joodse mensen die hier woonden waren
gewoon erg gezagsgetrouw en het gezag
in die tijd dat waren de Duitsers. Maar
dat ze zich zelfs niet passief hebben ver
zet, kan ik niet volgen."
„Kijk, als er hier tien mensen op de brug
staan en iemand ligt in het water, is er#
hooguit een die erin spiingt. Als de dren
keling tenminste duidelijk maakt dat hij
niet kan zwemmen. Als hij niets laat ho-
ren, dan lopen de mensen op een zeker
ogenblik gewoon door. Daarvan ben ik
overtuigd. De joden hebben niet hard ge
noeg gegild. En het water waar ze in la
gen was koud, erg koud."
„En dan heb je natuurlijk nog de Jood-
sche Raad. Sommigen zeggen dat die As-
scher en Cohen enonne stommelingen
zijn geweest. Maar dat waren ze niet, ze
waren beiden hoogleraar. Nee, ze wilden
die leugens van de Duitsers gewoon gelo
ven. En dat terwijl je na één toespi-aak
van Hitier toch al wist welke kant het
opging. Maar misschien was ik argwa
nender dan de joden hier. Ik kwam uit
Duitsland en daar hadden we al het een
en ander gezien."
Kahn voelt zich op en top Nederlander.
Dat hij van Duitse afkomst is, daar kan
hij niets aan doen. „Ik zeg altijd: tja, dat
is de schuld van mijn moedei; Indei-daad,
ik voelde me hier al meteen thuis. Die
vreemde jodenhaat ontbrak hier. In
Duitsland hadden we al behoorlijk wat
voor onze kiezen gekregen. En dat ter
wijl de meeste joden ten volle geïnte
greerd waren in de samenleving. Mijn
vader noemde zich een Deutsche Staats
burger Mosaischen Glaubens, alleen
maar om geen onderscheid op te roepen.
Het heeft niet mogen helpen."
„Waar die jodenhaat vandaan kwam, is
wel duidelijk. Daar is de katholieke kerk
voor een belangrijk deel debet aan ge
weest. Wij hadden Jezus vermoord. De
christenen waren in het begin maar een
kleine splinterbeweging en om terrein te
winnen was zo'n verhaal natuurlijk
prachtig. Men vergeet wel eens dat de
zondag voor de chiistenen pas een gehei
ligde dag werd nadat daartoe in een con
vent rond 300 na Christus was besloten.
Voor die tijd was het de zatex-dag, net als
bij de joden de sabbat."
„Er is een tijd geweest dat joden in
Duitsland geen belangi-ijke ambten
mochten bekleden. En dat gold niet al
leen voor de nazi-tijd. Alleen de zoge
naamd minderwaardige beroepen waren
goed voor hen: ze deden in lompen of me
talen. Baantjes waamn de mensen geen
hoge dunk hadden. Ja, en dan krijg je het
zogenaamde Shylock-type, de sluwe
jood die de boel besodemietert."
Gramstorig
Hans Kahn raakt enigszins gramstoiig
als we, zoals hij dat noemt, „al dat vuil
weer naar boven halen"Hij vindt dat hij
mazzel heeft gehad, echt mazzel en daar
voor is hij dankbaar. „Het joodse begiip
mazzel betekent meer dan geluk. Het
heeft ook te maken met haitstocht, tem-
pei-ament. Dat je klaar bent als het geluk
langs komt. Ik vergelijk het geluk wel
eens met een kat die je op tijd bij zijn
staart moet grijpen, anders is-ie weg."
Kahn moet weg. Hij wil naar zijn jacht,
naar de zee, naar die vrijheid zonder mu
ren. Of, zoals de dichter Jan Eijkelboom
het heeft genoemd, Kahn „wil even een
eeuwigheid om in te leven". Het zij hem
gegund.
Cees van Hoore
Hans Kahn: Mazzel en lef, tegen de stroom in -
Uitgeverij Kwadraat, f 39,90.
Eén ding wist Hans Kahn zeker: hém kregen de Duitsers niet.