Met haat valt niet te leven Heidegger geeft taal om onze tijd te begrijpen Vertaling van het onmogelijke Forty-love krijgt wrange betekenis Haarlem olie taalteken kunst cultuur vrijdag 1 mei 1998 19 Gesprekken met G.L.Durlacher kunstgras Theo Joekes Twee jaar geleden overleed G. L. Durlacher, de auteur van onder meer Drenkeling (1987) en Quarantaine (1994). Waarschijnlijk zou hij nooit zijn gaan schrijven wanneer hij de verschrikkingen van Auschwitz niet had beleefd. Hij heeft er heel lang mee ge wacht om de herinneringen vast te leggen aan de dingen die hij liever was vergeten. In 1982 werd hem gevraagd een recensie te schrijven over onder meer Auschwitz and the Allies van de Engelse historicus Martin Gil bert, een boek waarin nadrukke lijk de vraag werd gesteld waarom de Geallieerden het ver nietigingskamp niet hadden ge bombardeerd. Het was, zoals ie mand eens opmerkte, alsof bij Durlacher een schijndode vul kaan tot leven werd gewekt. Of in zijn eigen woorden: „Het werd geen recensie, het werd iets heel raars. Ik kon niet meer ophou den, het was net of je in een var kensblaas prikte, het stroomde maar door. Ik zag mezelf ineens in de geschiedenis, in een stroom van gebeurtenissen. En dan krijg je het gevoel dat je het tot op de draad moet uitzoeken." Bijzonder Zo ontstond zijn debuut Strepen aan de hemel, verschenen in 1985, het jaar dat hij zevenen vijftig zou worden. De Neder landse literatuur had er ineens een bijzondere schrijver bij. Mei vorig jaar werd zijn Verzameld werk uitgegeven. Nu is een interessante aanvulling gepubliceerd: Met haat valt niet te leven, een bundel met vier arti kelen die Durlacher aan ver schillende bladen bijdroeg en twaalf vraaggesprekken die hem tussen 1985 en 1995 werden afge nomen. We kunnen bijvoorbeeld nalezen wat hij in een zaal zonder publiek aan Adriaan van Dis ver telde, maar er is ook een inter view met een blad voor leraren over het onderwijs dat hij kreeg. Het zijn stuk voor stuk indrin gende en onthutsende gesprek ken. Zelfs z'n tijdsbesef is hem ontstolen in het kamp: „Je leefde als beest van moment tot mo ment, je wist niet meer wanneer het dag of nacht was, wanneer het zondag was Je wist al leen: om vier uur 's nachts werd je met stokslagen gewekt." En dan is er die verschrikkelijke beken tenis: „Ik word nog altijd om vier uur 's nachts wakker." Breder verband Durlacher is nooit een man van grote woorden geweest. Zelfme delijden ontbreekt in zijn werk. Hij probeerde juist objectief te zijn en de dingen in een breder verband te plaatsen. Over de erg ste gruwelen besloot hij zelfs te zwijgen in zijn literatuur Maar misschien zijn meest bewonde renswaardige eigenschap - die ook in dit nieuwe boek duidelijk G. L.Durlacher.....geen grote woorden, geen zelfmedelijden.... naar voren komt - was dat hij ei genlijk liever naar de toekomst dan naar het verleden keek. Al te optimistisch was hij niet over de toekomst, maar de hoop is bij hem nooit gedoofd. Met haat kon hij niet leven, liet hij het publiek tijdens een lezing in Duitsland weten: „Ik kan geen heel volk haten. Ik haat sommi gen misschien, omdat ze mijn fa milie hebben vermoord. Maar waarom zou ik wildvreemden moeten haten." Zelfs in de ellen digste omstandigheden ont moette hij mensen die hun fatsoen hooghielden. Die éne rechtvaardige af en toe gaf hem moed, niet alleen om te overleven maar ook om verder te leven. Durlacher was niet alleen een groot schrijver, maar ook een groot mens. H.W. Met haat valt niet te leven. Kranten stukken door G. L. Durlacher Gesprekken met G. L. Durlacher - Samenstellitig Anneke Durlacher- Sasburg en Tilly Hermans - 200 pag- ,/met foto's/f39,90/gebonden f 55 - Meulenhoff, Amsterdam foto Klaas Koppe Is het kunst of is het sport of is het beide? Waar ligt de grens, wie gaat daar overheen en waarom gebeurt dat. In de rubriek Kunst gras gaan we op zoek naar raakvlakken en snijpunten van deze op het eerste gezicht zo verschillende culturen. In deze aflevering gaat het over een tennisgedicht van de dichter Jacob Hiegentlich (1907-1940). „Niks voor het Melkhuisje?' Heideggers Sein und Zeit is eindelijk in het Nederlands vertaald. Een historisch moment. Gesprek met de vertaler over dit bijna onbegonnen werk. Filosoof-vertaler Mark Wild schut zegt het voorzichtig, maar hij meent het welAls je niet vertaalt en citaten in hun oor spronkelijke taal in je eigen werk opneemt, is dat vaak een andere manier om te verhullen dat je niet precies begrijpt wat daar staat." Geen hedendaagse wijsgeer is waarschijnlijk drukker becom mentarieerd dan de hevig bewon derde én bestreden Martin Hei degger. Het is twijfelachtig of die commentatoren steeds precies be grepen wat zij citeerden. Voor het eerst in de geschiedenis verschijnt Martin Heideggers be langrijkste werk Sein und Zeit in Nederlandse vertaling. Een ge beurtenis die vergeleken kan wor den met de eerste vertaling in het Nederlands van Joyce' 'Ulysses'. Wildschut werkte, met onderbre kingen, acht jaar lang aan de ver taling van dit moeilijke, maar veel geciteerde en invloedrijke boek dat in 1929 verscheen. „Ik vond", zegt Wildschut, die ook de veelgeprezen biografie van Heidegger door Rudiger Safranski vertaalde, „dat je als Nederlands cultuurgebied ge woon aan je stand verplicht bent dit klassieke standaardwerk in je eigen taal beschikbaar te hebben. Dan kunnen anderen er uit cite ren, zonder dat zij van het Neder lands opeens in het Duits over moeten gaan." „Heidegger vertalen is echt ont zettend moeilijk. Je stuit voortdu rend op de grenzen van je eigen taal. Heidegger moet je woordelijk vertalenniet alleen naar zin of be tekenis. Dan kom je met een woor denboek niet ver. Heidegger gebruikt de woorden zelf als ver trekpunt en ontvouwt dan in de loop van zijn betoog allerlei bete kenissen. In het Nederlands heb je het geluk dat j e'D a-sein'kunt ver talen met 'Er-zijn'. Heidegger zal zich namelijk afvragen: 'Wat is Da-sein? Dat is het zijn van het Da'. Zo gaat dat dan verder. Met het Engelse 'being' of het Franse 'être' kom je er nooit." Wildschut schat dat in Heideggers werk zo'n 150 compleet nieuwe woorden staan. Had hij een noten apparaat bij zijn vertaling ge voegd dan zou dit waarschijnlijk ruimschoots de omvang van het toch al dikke werk zelf overtroffen Neem een lepel Haarlem olie, maak een wandeling in het Den Haag bos. richting Leiden universiteit, met 'Het Amsterdam Concertgebouw'- op zijn Engels uitgesproken - als bestemming. Op wie zijn dergelijke kromme re clameteksten toch gericht? Je ziet pas hoe gek ze zijn als je, zoals bo ven, wat voorbeelden uit je duim zuigt. Plaatsnamen kunnen nu eenmaal in het Engels wel. maar in het Nederlands niet zonder meer als bijvoeglijk naamwoord ge bruikt worden. Wel London Bridge, niet Rotterdam haven. Ook de afgelopen maand leverde weer een mozaiek van eigenaar digheden op. Tijdens de verkiezin gen was er natuurlijk weer iemand die smalend zei: „Ze willen alleen maar op het pluche blijven zitten". Zelfs de beeldspraak is verouderd. Ik wil wedden dat u niet precies weet wat pluche is. „Een zware fluweelachtige stof met hoge pool", niet aangenaam om op te zitten dus, in de dunne kleren en de verwarmde ruimten van van daag. Ik wil dan ook wedden dat er geen raadszaal in Nederland is, waar de zetels met pluche bekleed zijn. Aan het Binnenhof al hele maal niet. Was het valse beeldspraak of een subtiele hatelijkheid? „Je verge lijkt knollen met citroenen", aldus een commentaar op de uitslag van de gemeenteraadsverkiezingen. De gebruikelijke beeldspraak ver gelijkt appels met peren: ongelijk maar gelijkwaardig. Met knollen en citroenen is het heel anders ge steld. Als u citroenen bij mij koopt en ik lever u knollen, die immers veel minder waard zijn, dan pro beer ik u te bedotten. En dat is een bezigheid waarmee politici en journalisten zich wel eens onledig houden. Sensationeel was in maart de sa menloop van de economische cri sis in zuidoost Azië. en de presi dentsverkiezing in Indonesië. Chaotische toestanden noden tot vaag taalgebruik. Bij voorbeeld 'de vrije val van de rupiah'. Het klinkt dramatisch maar het bete kent niets. De vrije val van een voorwerp duurt géén dagen of we ken maar seconden. En het tempo waarin een valuta minder waard wordt, speelt voor alle betrokke nen een belangrijke rol. Beeld spraak moet verhelderen niet ver doezelen. Wie niet scherp kan definiëren, zo als de verslaggever in het vluchte lingenkamp, bedient zich van een vaagheid. Schuif twee vaagheden in elkaar en je krijgt een zin als: „Procedures en wat al niet meer zij", a. 'En wat al niet', b 'En wat dies meer zij'En zo' betekent het zelfde maar is waarschijnlijk niet gewichtig genoeg. Er zijn mensen die haast niet kun nen laten hetzelfde twee keer ach ter elkaar te zeggen. Maar dan wel met een 'elegante variant', zoals de Engelse taalgeleerde Gowers dat noemde. „Waar de meeste au to's rijden' wat toch een hogere po pulatie van auto's is'. Aldus een politieman over autodiefstallen. hebben. Overigens heeft Heideg ger in zijn testament vast laten leggen dat vertalingen van zijn werk zo kaal mogelijk moesten zijn, dus zonder noten en com mentaren. In Sein und Zeit wordt voor het eerst in de geschiedenis van de fi losofie een visie op het menselijk bestaan ontworpen, die de mens niet als ding, als object ziet. De mens kan daarom ook niet in vast omlijnde begrippen beschreven worden die wij voor dingen heb ben gereserveerd. Heidegger ont wikkelt daarom een taal waarin het zijn als gebeuren (tijd) aange duid wordt en niet als een vast be grip. Gegrepen Volgens Wildschut is de belang rijkste betekenis van Heidegger voor ons „dat je via hem kunt be grijpen wat er in onze tijd aan de hand is. Veel mensen grijpen te genwoordig terug op oosterse godsdiensten als tegenwicht tegen het snelle, materialistische leven van nu. Maar het is natuurlijk vooral Heidegger die daar, vanuit een westerse oriëntatie, altijd al mee bezig is geweest." „Hij is intens gegrepen geweest door het vraagstuk van de tech niek. Heidegger geeft je de taal om de bedreiging van de wereld door de techniek, het totale gebrek aan spiritualiteit en de steeds maar voortjakkerende versnelling van ons leven, te formuleren. En zo be ter te begrijpen." Misschien mede om die reden is Heidegger de laatste jaren weer populair. De denker is na de oorlog een tijd lang vrijwel taboe ge weest, omdat de 'meester van het Zwarte Woud' een zeer onfris, Na zi-vriendelijk verleden achter zich heeft. In 1933 heeft hij Hitier en zijn misdadige vrienden om helsd. Ook zijn joodse leermeester Husserl heeft hij later min of meer verraden. Een jaar later kwam hij er achter dat de nazi-ideologie heilloos en gevaarlijk was. Maar echt gedis tantieerd heeft hij zich nooit van Hitlers leer van de haat. Ook Wild schut herkent in Tijd en Zijn ele menten in het denken van Heideg ger die het nationaal-socialisme niet onwelkom waren. „Hij heeft altijd gevonden dat de Duitse cul tuur dichter bij de Grieken stond (en dus bij de waarheid, de oor sprong van onze beschaving, jhb) dan de Romaanse. Dat merk je overal." Heidegger meende dat zijn eigen werk eigenlijk onvertaalbaar was. Toen de Frans-Chileense filosoof Victor Farias bij Heidegger kwam om te praten over de Spaanse ver talingvan 'Sein und Zeit' kreeg hij dat ook botweg te horen. Farias heeft later een sterk anti-Heideg- ger boek geschreven, waarin hij betoogt dat het nationaal-socia lisme tot diep in zijn werk is door gedrongen. Volgens Wildschut heeft de botte afwijzing destijds een sterke rol gespeeld in de moti vering tot dat anti-Heidegger boek. „Maar", merkt Wildschut later op, „je moet niet vergeten dat Heideg ger eigenlijk ondanks zijn genie altijd een soort boer is gebleven. Hij was onvoorstelbaar beperkt. Dat is zijn kracht en zijn zwakte. Door zich helemaal te concentre ren op zijn eigen filosofische on derwerpen, sloot hij zich van alle andere zaken af. Als iemand hem een boekje van Kafka gaf te lezen, zei hij gewoon 'dat begrijp ik niet'." Jan-Hendrik Bakker 'Zijn en Tijd' verschijnt 7 mei. Uitge ver: Sun. Bij intekening vooraf: f 65,-. Daarna f 79,50. Mark Wildschut: „Heidegger vertalen is echt ontzettend moeilijk." Sport en literatuur. Serveer die combi natie aan een would- -be intellectueel en hij zal er een gezicht bij trekken alsof hij ha ring met slagroom krijgt voorgezet. Dom, want de 'beweging' in de literatuur houdt, niet op bij het knielen voor de onderste schappen in de boek winkel. Literatuur, goede literatuur, heeft alles te maken met het leven en daarvan maakt sport nu een maal deel uit. Ook zijn niet alle schrijvers per definitie onsportief. Een dich ter als Anton Korte- weg rent elke week langs het Noordzee strand, Maarten Bies heuvel heeft getennist, Cees Buddingh' heeft gevoetbald, Tim Krab be was een behoorlijk goede wiel renner, noem maar op. Maar ook de vechtsporten zijn onder schrij vers vertegenwoordigd. De oude Karei van het Reve heeft A Moo- nen nog eens van het toneel gesla gen en een schrijver als Armando bokst nog dagelijks tegen zijn ei gen spiegelbeeld. Je ziet het eigen lijk al aan die Lee van Cleef-achti- ge blik van hem: die jongen kan niet alleen schrijven, hij kan ook nog aardig uit de voeten. Armando woont het grootste deel van het jaar in Berlijn en ik heb een keer het genoegen mogen sma ken hem daar te interviewen. Hij liep met opgeslagen kraag over de Kurfurstendamm als een penose- -jongen tegen wie je geen ver keerd woord hoefde te zeggen. Ar mando bokst dus. En een dichter als Nijhoff deed dat ook. Pom, zo als hij in de wandeling werd ge noemd, heeft nog eens een keer een criticus een flitsende rechtse hoek gegeven na een slechte recensie, zo luidt het verhaal. Bloemlezingen Boksen, wielrennen, speerwer pen, tennissen - al die sporten hebben zowel in het proza als in de poëzie hun neerslag gevonden. Toch vind je in de poëzie-bloemle- zingen van Komrij en Warren maar weinig gedichten over sport. Natuurlijk is er het bekende gedicht van Tom Lanoye over wielrennen, getiteld 'Gent-Wevel- gem', maar dat is al zo vaak geci teerd dat we het hier maar laten rusten. In Komrij 's bloemlezing staat eigenlijk maar een sportge- dicht en dat is van de dichter Ja cob Hiegentlich (1907-1940). Hiegentlich kwam uit een joodse familie en was leraar te Naarden. Zijn literaire werk, zo meldt de en cyclopedie, was veelal anti-fascis tisch van strekking. Acht dagen na de Duitse inval benam hij zich in Richard Krajicek in Monte Carlo. Amsterdam in wanhoop het leven. Wie zegt dat hij zelfmoord gaat plegen, doet het niet, zo wordt vaak gezegd. Jeroen Brouwers heeft in zijn boek 'De laatste deur' aangetoond hoe mis die opvatting is. Jacob Hiegentlicht lijkt in het gedicht in Komrij 's bloemlezing vooruit te wijzen naar de zelf moord. Hij laat alleen een ander die zelfgekozen dood ondergaan. Ik citeer het gedicht in zijn geheel: Gij zaagt hem met zijn vrienden zich vermaken,/hoe bruine Tadzio op ranke benen snel,/ zich repte in 't opwindend tennisspel/ opdat de racket toch terecht mocht raken. Hij miste nooit de kleine, wilde bal./ Wie dorst zijn bateloze schoonheid laken?/ O'sierlijk spel, dat niet lang duren zal,/ hoe wan kel is de staat van aardse zaken. Want wie daar in de avond voor zich heen/ stil zat te staren op 't hoog terras,/ zag hoe 'n moedeloze knaap alleen,/ voorovemeigend in de branding was./ Als blind liep Tadzio van 't lege strand/diep in der golven gruwelijke brand. Hiegentlich refereert in dit ge dicht aan Thomas Mann's bekende roman 'Dood in Venetie, waarin een oude componist liefde opvat voor Tadzio, een telg van een adel- lijke Italiaanse familie. Vooral de laatste regel van dit gedicht laat zien hoe teder de componist over de jongen denkt. Het is of Hiegent lich heeft willen zeggen: sport, al lemaal leuk, maar er is een spel dat alle andere sporten overtreft en dat is de liefde. De tennisterm: for ty-love, krijgt als je dit gedicht hebt gelezen ineens een wat wran ge bijbetekenis. Niks voor het Melkhuisje, dit vers van Hiegentlich? Cees van Hoore

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 19