kunst cultuur
Het was de smart zelf die
zong achter een glimlach
19
Federico
Garcia
Lorca
im
18
21
23
PZC
vrijdag 1 mei 1998
Vrijdag 5 juni is de viering van de
honderdste geboortedag van de
Spaanse dichter Federico Garcia
Lorca die in augustus 1936 door de
zioarte brigades van Franco iverd
vermoord. Geboorte, leven en dood
van de schrijver worden wereldwijd
herdacht. In Nederland zijn er ma
nifestaties op het gebied van het
muziektheater, toneel, film, lezin
gen, tentoonstellingen. De Nieuwe
Kerk in Amsterdam presenteert in
november een expositie over de
Spaanse Burgeroorlog. Uitgeverij
Meulenhoff brengt de Lorca-biogra-
fie van Ian Gibson (1989) nu in Ne
derlandse vertaling (Auke Leistra).
Voorts verschenen, in de vertaling
van Bart Vonck, Liedjes, Zigeuner
romances, Het gedicht van de cante
jondo, De suite van de droom; in de
vertaling van Dolf Verspoor, Dich
ter in New York, Bloedbruiloft, Yer-
ma, Het publiek, Het huis van Ber-
narda Alba; in de vertaling van
Barber van de Pol, Impressies van
Spanje (prozaschetsen).
Het daglicht aarzelt na een maanloze
nacht en zet het olijfblad in mat zilver.
Zes uren later zal de vlakte gloeien.
Granada mengt ook deze nazomer de
geuren van kruiden, amandelbomen en
kleine druiven. De Guadalquivir neemt er
een aanloop naar zee, vindt de vrije loop in
de moerassen waar de flamingo's hun
snelle schets maken, stroomt uit in de
oceaan. De sneeuw wacht nieuwe eeuwen
op de toppen van de Sierra Nevada.
In de nacht van 18 augustus 1936 schokt
een auto over de smalle bergweg, daglicht
en dood tegemoet. Pijnbomen, rotsen en
stof. Voorbij de Grote Bron wordt gestopt.
Geweren kraken. Vier geketende mannen
vinden hun dood langs de weg der olijven.
De stierenvechters Joaquin en Francisco
en de onderwijzer met het houten been
Dióscoro zijn meteen dood. De vierde man,
de dichter Federico, wacht een
genadeschot. Een gat in de stenige grond,
een doffe plof, gebluste kalk, een
bloedspoor. De ochtend vordert, het wordt
een mooie dag. De olijfgaarden rond
Viznar geuren naar dood. De Spaanse
Burgeroorlog is een maand oud. Elke
nieuwe dageraad komt met terreur.
Federico Garcia Lorca, dichter en thea
terschrijver, heeft gekozen. In de
strijd tussen een nieuwe en de oude we
reld heeft hij, met het woord als wapen,
pal gestaan voor de belangen van een
nieuw concept. Rechtvaardigheid en
waardigheid zijn de doelen. Hij heeft niet
geaarzeld onder de rode banieren. Geva
ren doen er weinig toe. De kortstondige
roes die de vernieuwing brengt, heeft ook
de beroemde dichter overmoed bezoi'gd.
Zo kan de man die niet gezegend is met
grote fysieke dapperheid, de hoogste drei
ging aan.
De zwarte hand slaat terug. Behoudzieke
fascisten beuken elke droom aan scher
ven. De revanche vindt plaats onder het
oog van de wereld. Als de huiver toeslaat,
zijn veel doden geteld. Duizenden zullen
volgen. De dichter leeft in zijn gedichten.
Van de. vele naamlozen zijn geen regelen
bekend.
Zwier
Hij is de grootste moderne dichter van
Spanje genoemd en - hoewel 'grootst'
noch 'modern' de dichter passen - Garcia
Lorca beheerde voldoende ijdelheid om
daar met enig genoegen naar te luisteren.
Zijn korte leven heeft nauwelijk het floers
van de gangbare dichtersromantiek ge
kend. Er was een ruime mate van orde en
netheid in zijn bestaan. In zijn keurig
warme nest werd over honger niet ge
klaagd. Drank en droge drugs kregen
geen vat op de adolescent die schreef,
rechten, letteren, filosofie en muziek stu
deerde, tekende en schilderde. Iets van
ongewone zwier was er wel. Hij droeg mo-
dische kostuums, vlinderdasjes en fou
lards, een zonnehoed in de zomer, een ge
klede in herfst en winter.
Er groeide iets flamboyants met zijn mu
ziek mee, als hij speelde, de liederen zong
van Andalucia, als hij op het kleine vier
kant de flamenco danste, de verhalen
hoorde klinken van de cantaores bij het
raadsel van de gitaar. Er ontstond vervoe
ring als zijn passie voor het theater bezit
nam van het pubhek dat hem volgde naar
zijn 'verre landen van smart'. Zo staat de
dichter van Andalucia in zijn volk en is hij
schilder met de schilders, muzikant onder
muzikanten, een verteller in de kring van
verhalers.
De familie Garcia behoort tot de nettere
kringen van de Granadijnse middenklas
Federico Garcia Lorca.
se. Het dorp Fuente Vaqueros, nu een mie-
zerstadje met wat industrie, is een eeuw
geleden in sterke mate afhankelijk van de
fabriek en het Engelse landgoed van
waaruit de kleine gemeenschap wordt be
stuurd. Kerk en autoriteiten zijn er niet
zeer geliefd. 'Een bolsjewistisch zootje',
noemt de rentmeester het. De familie
Garcia is er groot, op verdergaande ver
menigvuldiging gericht en leidt een voor
namelijk muzikaal gekleurd bestaan. De
jonge Federico groeit in dit familiebol-
werk op tussen meer dan veertig neven en
nichtjes. Een vleugje Garcra-vrijzinnig-
heid houdt hem, drager van de voornaam
Federico del Sagrado Corazón de Jesüs,
uit de katholieke school maai- ontkomt
niet geheel aan de greep van de kerk. In de
prozaschets Mi Pueblo/Mijn Dorp herin
nert hij zich: 'Als het orgel begon, was
mijn ziel in extase en richtte ik mijn ogen
teder op het kindeke Jezus en de Maagd
van Goede Liefde, altijd lachend en een
beetje onnozel met haar tinnen stralen
krans, sterren en lovertjes. Als het orgel
begon, wonden de wierook en het getinkel
van de belletjes me op en sidderde ik bij de
gedachte aan zonden die me tegenwoor
dig geen angst meer inboezemen.
Kolk
In 1909 verhuist de familie naar de cen
trumstad Granada, de levende ruïne rond
het oude paleis Alhambra, het renaissan-
ceslot van Karei V en de vervallen tuinen.
Daar belandt Lorca op de snijpunten van
de verstoorde islamitische en joodse cul
turen. Hij noemt Granada, waar het
christendom op een actieve vorm van in
quisitie heeft kunnen steunen, 'een ver
pauperde, gekoeioneerde stad, een schra
persparadijs'. Gelukkig klinkt ook daar*
muziek, zelfs zo dat Federico meent dat ze
alleenbepalend voor zijn leven zal moeten
zijn. De familie eist evenwel de degelijk
heid van de universiteit. Hij gaat en vindt
de nieuwe wereld van de letteren, de kun
sten, de dichters en schilders, hun cafés,
stx-ijdbladen en sociëteiten. Hij is één van
hen en wordt als zodanig herkend en er
kend. De dichter Federico Garcx'a Lorca is
geboren.
De vroege jaren '20 staan voor een Euro-
pa-brede turbulentie. De kunstwereld
verkeert ixx een kolkend stroomgebied
waar de bewegingen elkaar in razend snel
tempo opvolgen. Niet alleen de wereld
centra duiken onder in deze roes van ac
tie, x-eactie en vernieuwing. Madiïd kookt
en ook in de kleinere studentensteden
komt stoom vrij. Lorca drinkt het in: mu
ziek, een andere poëzie, theatex-, een nieu
we beelding, een nieuwe wereld.
Het Verschrikkelijke wordt ontsloten:
zijn homoseksualiteit vindt vervulling en
een vooralsnog verdoken bloei. Hij sluit
vriendschappen. Hij deelt vele uren met
de twee jaren jongere Luis Bunuel die dan
nog vaker over toneel dan over film
spreekt. De twintig jaren oudere Manuel
de Falla, de componist van El amor brujo,
sluit een vei'bond met 'dit vroegi-ijp kind
vandepoëzie' en wijst op Parijs. Het voor
lijke kind is dan al beroemd in de vlakten
van Granada en de cafés van Madrid.
Daar wordt hij in één adem genoemd met
de gevierde dichtex-s van Spanje, Juan Ra
mon en Antoxxio Machado. Parijs lijkt
plots dichtbij. Hij geeft zich over aan 'het
Catalaans genie', de schilder Salvador
Dalx'. Het symbolisme van Lorca vex-groeit
met het surréalisme. Beeld en taal ont
wikkelen snel. De wederzijdse genegen
heid x-oept een romance op. De zes jaren
jongere Dali ontmoet in de charismati
sche Lox-ca een veeleisende minnaar. Dalx'
getuigt dat zijn olijftak veel stormen, wil
de en ordeloze vlammen heeft gedoofd-
Lorca vond zijn Sint Sebastiaan en
stuuxt zijn pijlen.
Op 19 juni 1929 zegt Federico Garcx'a Lor
ca de oude wereld vaarwel. Hij gaat op
weg naar Nueva York, ver van Andalucia,
ver van Granada, de woestenij der machi
nes tegemoet. Zijn vriend Philip Cum-
mings heeft de papieren die Lorca hem ter
hand stelde, gauw gelezen en gauw ver
brand. Daarin heeft hij de drijfveer ge
vonden voor Lorca's vertrek uit Europa:
'een bijtende, harde aanklacht tegen
mensen die probeerden hem kapot te ma
ken, zijn poëzie kapot te maken, en te
voorkomen dat hij beroemd werd. Op een
nogal verwarde manier viel hij mensen
aan in wie hij eerder vertrouwen had ge
steld, en die dat niet verdienden. Ik heb de
indruk, dat hij zich fysiek en emotioneel
verraden voelde'. Hij voelde zich belache
lijk gemaakt door Dalx' en Bunuel, verra
den in zijn homoseksualiteit en verkoos
de vlucht vooruit.
Vulgair
Op New York volgt Cuba, waar hij zxjn
wilde haren laat krullen. Als hij kort
daarna de Verenigde Staten verlaat, stel
len zijn vrienden vast: 'Het was onze Fe
derico niet meer, hij was een ander mens
geworden. Een en al man, en zeer vulgair*.
Die ommekeer was een geschenk van Cu
ba.' Op 30 juni 1930 is Loi'ca, wijzer, terug
in Spanje. Het avontuur is voorbij.
Garcx'a Lorca vindt een ander Spanje. Ko
ning Alfonso wankelt, de dictator Primo
de Rivera is zeer dood en de democratie
lijkt in opmars. Vx*ije verkiezingen zijn
toegezegd- Ze lopen korte tijd later uit op
een overwinning van de Republikeinen.
De tijd is rijp voor een culturele schoon
maak. Spanje bouwt weer scholen. Prela
ten en militairen moeten inleveren. In
kerken, paleizen en kazernes wacht hun
wraak.
Lorca vindt opnieuw het theater. De Pe
dagogische Missies van de nieuwe rege
ring voorzien in de mogelijkheid het
reizend volkstoneel met eigentijdse di
mensies op te tuigen. Het zal onder leiding
van Lorca een univex*siteitstheater wor-
den dat op de kleine marktpleinen van het
land Cervantes, Lope de Vega en Calderón
de la Barca terug naar het volk zal bren
gen. De Bax*raca is daar. Het duurt niet
lang of naast de klassieken krijgt de ei
gentijdse kunst licht en lucht. Lorca diiï-
geei*t de Baracca met groot enthousiasme.
Hij krijgt er assistentie van de twintigja
rige Rafael Rodriquez Rapün. De dichter
verliest zich aan de student mijnbouw
kunde. En omgekeerd? Voor Rafael Rapün
zijn de zaken niet te kex*enEr is een diepe
liefde gegroeid tussen de jongen en el nxa-
riocón de la pajax*ita, de flikker met de
vlinderdas. Er worden plannen gesmeed
om uit te wijken. Naar Mexico, bijvoor-
beeld. Het is er niet van gekomen.
Bloedstorm
Over Spanje trekt de bloedstorm. De fa-
langisten trekken op: het land zal behoed
worden voor een x*ode revolutie. Het
Volksfront moet boeten voor de hervor
mingen. Rechts heeft terrein teruggewon
nen en gerestaureerd. De comxxiunistische
Internationale zet de toon: bij de verkie
zingenvan februari 1936 moet na twee ja-
x*en rechtse heex*schappij de beslissing
vallen. Het Volksfront wint en de staats
greep staat voor de deur. De reactie is ver-
schrikkelijk.
Door Spanje loopt een breed bloedspoor*.
Lox*ca wordt radicaal en radicaler*, schuift
naar links en wordt een boegbeeld van het
front. Hij moedigt aan via krant en radio.
Als de Falange terugslaat, is hij een veel-
gezocht man. Hij verkiest Granada als
schuiloord boven het door zijn vrienden
veiliger geachte Madrid. De stad van Lor
ca is een stad van terreur geworden:
straatgeweld, aanslagen, roof en plunde
ring zijn er aan de orde van de dag. Het le
ger, de kerk en de bezittersklasse herove
ren hun plaatsen. Granada is een stad van
barricades.
Op 16 augustus 1936 wordt Federico Gar
cx'a Lorca door een mensenjager gearres
teerd. De aanklacht is drieledig: de dich
ter is een dichter, hij is een rode hitser en
hij is homoseksueel. Hij is ten dode opge
schreven.
Bij de Fontein der Tranen valt in de vroege
augustus-ochtend in verwonderde wan
hoop de dichter, neergeschoten door vrij
willigers, het grauw dat er prat op gaat
deze afstotelijke tegenstander van dë
bourgeoisie te hebben geliquideerd. Een
uur* later tracht de oude componist De
Falla die het gerucht van de arrestatie
heeft vernomen, zijn vriend vrij te krij
gen. Hem wacht een doodsbericht. De of
ficiële verklaring luidt slechts: 'overleden
aan oorlogswonden'.
Stil
Twee maanden later ontmoet Maria Tere
sa León de jeugdige vriend van de ver
moorde dichter 'Niemand kan zo geleden
hebben als die stille jongen leed', schrijft
ze in haar mémoires. Op de slagvelden van
het Noorden zoekt Rafael Rapün naar
herenigingmet Federico. In 1937 komt hi]
te staan tegenover het moordende vuur
van de Franquisten. Hij schiet zijn geweer-
leeg en weigert dekking te zoeken. Op 18
augustus 1937, precies een jaar na de
moord op Lorca, sterft hij temidden van
de verschrikkingen van de Burgeroorlog
op de kustvlakte voor de stuivende Golf
van Biskaye. Daar wacht geen tweede be
slissende Reconquista. Rapün heeft geen
acht geslagen op de kreten van zijn kame
raden en blijft achter, verschroeid, uit
eengerukt door* een granaat. Hij heeft
zojuist zijn vijfentwintigste verjaardag
beleefd.
Terwijl de wereld op de poorten van Fran
co beukt om de dood van Lorca te wreken,
wordt het verwoeste lijf van Rafael begra
ven in Santander, onder de gebiedende
stilte van de kalm geworden zee.
De dichter leeft in zijn gedichten. Zijn ge
boortedag wordt elke vijfde juni gevierd.
In Fuente Vaqueros stopt af en toe een rei
ziger die, op zoek naar het Alhambra van
Granada, aan Lorca heeft gedacht. Er
staat een beeld voor het witte huis dat een
museum is. Een opschrift op het monu
ment maakt duidelijk, dat het hier een ge
schenk van het Spaanse volk betreft Het
museum biedt muziek, foto's, koelte en
uitzicht op de Sierra Nevada. Op de vlak
te staat de hitte. Ze gloeit in de ravijnen,
op de aanloop tot de bergen waar de olijf
boom zijn bladeren sluit boven de harde
grond.
Andreas Oosthoek
Aanbevolen: Ian Gibson, Federico Garcia Lor
ca, een biografie, 560 pp.
Voorts: FGL, Impressies van Spanje (proza);
FGL, Gedicht van de cante jondo (poëzie);
FGL, Zigeunerromances; FGL, Dichter in New
York Alle uitgaven: Meulenhoff, Amsterdam.
Voorts - Maria Teresa León, Memoria de la me-
lancolia, uitg.Laia/Picazo, Barcelona
Zie: Fuente Vaqueros, Casa Museo Garcia Lor
ca; Granada, Casa Museo Garcia Lorca (Huer-
ta de S. Vicente).
Activiteiten: Utrecht, Lorca-dagen (juni 1998);
Universiteit van Amsterdam, Lorca-seminar
(november 1998).
Verwondering
Dood bleef hij liggen op straat
met een dolk in zijn borst.
Niemand die hem kende.
Wat huiverde de lantaarn!
Moeder.
Wat huiverde het lantaarntje
op straat!
Bij dageraad. Niemand
kon nog in zijn ogen kijken,
ze staarden in de harde lucht.
Dood bleef hij liggen op straat,
dood
en met een dolk in zijn borst
en niemand, niemand die hem
kende.
(In: Gedicht van de cante jondo)
H. M.van den Brink
herdenkt de oorlog
buitengewoon
geserreerd.
De dichter Georg Trakl
stapelde beelden en liet
de kleuren spelen.
Een gecompliceerd
karwei geklaard:
Heidegger in vertaling.
Met haat valt niet te
leven, gesprekken met
G. L. Durlacher.
Kunstgras tennist.
Hl
Riccardo Chailly
dirigeert Puccini's Tosca
in Amsterdam.
Rockformatie Toto
bestaat twintig jaar.
Ozric Tentacles levert
psychedelische muziek.
Indische schilderkunst
uit de schaduw in
Amsterdamse
Tropenmuseum.
Actrice Annet Malherbe
zeult niet maandenlang
met een rol rond.