Symbool van de
strijdbare kerken
Opkomen voor ieders rechten
PZC
29
Desmond Tutu
Mary Robinson
Stéphane Hessel: een
leven als een roman
dinsdag 28 april 1998
Laat ons eerst bidden. Aartsbisschop Desmond Tutu vouwt de handen, sluit de
ogen en buigt het hoofd. Ik zit stil, een beetje overvallen door dit onverwachte
begin van ons gesprek. In Zuid-Afrika begint weliswaar vrijwel iedere openbare
bijeenkomst met een gebed, maar een persoonlijk gebed met de aartsbisschop...
Dat blijkt ook collega's nooit overkomen te zijn. Aan de andere kant, het past bij
het gespreksthema: godsdienstvrijheid.
Tutu op zijn beurt reageert ver
rast op de eerste vraag. Nu het
werk van de Zuid-Afrikaanse
Commissie van Waarheid en Ver
zoening (TRC) op zijn einde loop,
geeft hij als voorzitter aan de lo
pende band interviews over
vraagstukken als verzoening en
wraak. Over godsdienst komt te
genwoordig nog maar zelden ie
mand met hem praten, zegt hij in
zijn werkkamer in het hoofdkan
toor van de TRC in Kaapstad.
Het is een bescheiden vertrek,
maar dat past bij Tutu, een man
die ondanks zijn wereldfaam nog
steeds beleend staat vanwege zijn
vriendelijkheid en eenvoud. De
ruimte is amper groot genoeg voor
zijn bureau en een kleine, halfron
de vergadertafel tegen de muur.
Daarop staan een paar foto's van
zijn kleindochter en van de aarts
bisschop samen met Evita Bezuy-
denhout, de Afrikaner dame die de
laatste jaren alle toppolitici op de
thee heeft gehad en die een creatie
is van Zuid-Afrika's bekendste
cabaretier, Pieter-DirkUys.
Apartheid
De toekenning van de medaille
voor vrijheid van godsdienst aan
Tutu roept de vraag op in hoeverre
de godsdienstvrijheid eigenlijk
bedreigd werd onder de apartheid.
Feit is dat er nooit een kerk als zo
danig is vervolgd. Weliswaar heb
ben de Hare Krishna's het in hun
beginjaren moeilijk gehad, maar
joden, moslims, hindoes, de meest
diverse christelijke groeperingen
en aanhangers van de Afrikaanse
voorouderverering konden hun
diensten en rituelen zonder enige
tegenstand houden.
Bizarre getuigenis van de wijze
waarop de apartheidsregering
met godsdienst omging zijn de
kerken en moskeeënin de voorma
lige Kaapse havenwijk District
Zes. Een groot deel van de bewo
ners werd in de jaren zeventig en
tachtig naar de Kaapse Vlakte ge
deporteerd. Hun huizen werden
gesloopt, maar de godshuizen
durfde niemand aan te raken. Ze
staan jaren na de afbraak van de
wijk nog steeds als stille getuigen
van het onrecht dat duizenden
mensen is aangedaan. Ze worden
nog gebruikt: iedere vrijdag en
zondag komen moslims en christe
nen van de Kaapse Vlakte naar
District Zes om in hun oude kerk
de dienst bij te wonen.
Schijnrespect
Het was schijnrespect voor gods
dienst, volgens Tutu: „Naar bui
ten toe wist de apartheidsregering
zich te presenteren als een bastion
van christendom, als degenen die
de golf van het communisme op dit
continent zouden tegenhouden.
Maar him politiek was volkomen
in tegenspraak met de Bijbel en
met echt christendom."
Hij trekt de vergelijking met de
persvrijheid. „Als je Zuid-Afrika
vergelijkt met andere Afrikaanse
landen was er onder de apartheid
zeker persvrijheid. Maar als je
praat met de hoofdredacteuren en
journalisten dan blijkt dat ze in de
praktijk waren onderworpen aan
allerlei regels en controle die het
doen en laten van de media be
perkten. Zo was het ook met de
godsdienstvrijheid,"
Godsdiensten werden niet verbo
den, aldus Tutu, maar wel in het
geding was de vrijheid om je gods
dienst naar eigen inzicht te beoe
fenen. Als voorbeeld geeft hij be
grafenissen. In de zwarte Zuid-
Afrikaanse cultuur zijn dat bui
tengewoon belangrijke gebeurte
nissen, omdat het hele traditionele
geloof berust op verering van de
voorouders. Zwarte christenen
hebben die voorouderverering
weliswaar laten varen, maar ook
zij zien begrafenissen als een reli
gieus hoogtepunt.
M^ar tijdens de staat van beleg in
de j aren tachtig waren begrafenis
sen vaak zeer politieke gebeurte
nissen en daarom streng gecontro
leerd door de politie. ,,Die
bepaalde wie er mocht spreken en
hoe lang. Ze probeerden ook te
voorkomen dat mensen naar be
grafenissen toegingen.
Politieke rol
Veel kerken zagen in die jaren voor
zichzelf een duidelijke politieke
rol weggelegd. Mensen als Tutu en
ook dominee Allan Boesak had
den zo'n nationale en internatio
nale bekendheid dat dat hen
enigszins beschermde tegen al te
grof politieoptreden. Maar tal van
priesters en predikers die de deu
ren van hun kerken openden voor
bijeenkomsten die niet alleen een
godsdienstig doel hadden werden
door de politie lastiggevallen, ge
arresteerd en in een enkel geval
zelfs vermoord. Diensten werden
verstoord als de politie een poli
tiek doel vermoedde.
„De regering viel kerkleiders aan
als ze kritiek op de apartheid had
den. Ze beperkten het terrein
waarop we volgens hen actief
mochten zijn. Ze probeerden het
werk van de Zuid-Afrikaanse
Raad van Kerken onmogelijk te
maken door de organisatie via ju
ridische weg aan te pakken. Ze
richtten de Christelijke Liga op als
een tegenorganisatie om ons te
pakken."
Aanslag
En ze gingen verder, zegt Tutu. „Er
was bijvoorbeeld de aanslag op
het Kotsho-huis, het hoofdkan
toor van de Raad van Kerken.
Daarvan is jarenlang gezegd dat 't
het werk was van het ANC, maar
tijdens de verhoren van de Com
missie van Waarheid en Verzoe
ning heeft ex-minister Adriaan
Vlok erkend dat hij er bevel toe
had gegeven in opdracht van de
toenmalige president P. W. Bo
tha."
Veel zwarte Zuid-Afrikanen zijn
geen lid van een van de grote ker
Aartsbisschop Desmond Tutu: „We hebben de plicht deze regering kritisch te blijven volgen." foto AP
ken, maar van een van de honder
den zwarte kerkgemeenschappen
die over het hele land zijn opgeko
men. Die spelen een hele belang
rijke rol, zegt Tutu, hoewel velen
ervan nauwelijks meer leden tel
len dan de oprichter en zijn fami
lie- en vriendenkring. „Het zijn
vaak dynastie-achtige structuren,
waarbij het leiderschap van vader
op zoon overgaat."
Soms zijn het regelrechte sektes
die hun leden van moment tot mo
ment voorschrijven hoe ze moeten
leven en hen zelfs verplichten een
uniform te dragen. Toch voelen
veel zwarten zich bij dat soort ker
ken veel meer thuis dan bij grote
christelijke stromingen als het
rooms-katholicisme of de Angli
caanse Kerk.
„Een deel van de kerken is uit
drukkelijk ontstaan in een poging
zich af te zetten tegen de door
blanken overheerste grote chris
telijke kerken; andere omdat ze
vinden dat blanke kerken te wei
nig ruimte hebben voor zwarte in
vloeden." Als voorbeeld noemt hij
de gebedsgenezing, die in de zwar
te kerken een belangrijke rol
speelt en die vooral voor mensen
van het platteland heel belangrijk
is. „Pas in de laatste jaren zijn wij
als Anglicaanse Kerk het belang
van dat soort rituelen gaan inzien.
Sindsdien is er voor ons ook veel
meer ruimte voor bijvoorbeeld on
derdompelingen in water, gebruik
van gewijde olie en handopleggin
gen."
De zwarte kerken hebben in de ja
ren van de apartheid weinig pro
blemen gehad, erkent Tutu. „Maar
veel van die kerken stelden zich
dan ook volkomen a-politiek op.
Ze kwamen wel eens tot stand als
protest tegen de blanke overheer
sing, maar hielden zich daarna
vaak afzijdig. De grootste, de ZCC
in Pietersburg, heeft president Bo
tha zelfs eens uitgenodigd op zijn
Paasmis, de belangrijkste mis van
het jaar. Dat was een regelrechte
legitimatie van het apartheidsre
gime. Ik heb het ook meegemaakt
dat ik in Groot-Brittannië was om
voor economische sancties tegen
Zuid-Afrika te pleiten en de leider
van een zwarte kerk op hetzelfde
moment door Pretoria werd ge
stuurd om een tegenpleidooi te
houden."
Kritisch
Sinds enige tijd is Tutu gepensio
neerd als leider van de Anglicaan
se Kerk in Zuid-Afrika. Zijn op
volger heeft zich herhaaldelijk
kritisch uitgelaten over de huidige
ANC-regering. Ook Tutu heeft
zich in zijn laatste jaren als aarts
bisschop niet stilgehouden. Een
jaar na de verkiezingen sprak hij
zich bijvoorbeeld uit tegen die
zwarte politici die hun nieuwe po
sities voornamelijk gebruikten om
hun eigen zakken te vullen.
Het werd hem door de regering
niet in dank afgenomen. Het is de
kerken met zoveel woorden te ver
staan gegeven dat ze zich in toe
komst maar iets minder met de po
litiek moeten bemoeien. Tutu is
het daar absoluut niet mee eens.
Integendeel, meent hij: „Deze re
gering is met onze hulp'aan de
macht gekomen, en dus hebben we
de plicht hen kritisch te blijven
volgen. Niemand houdt van kri
tiek. maar de regering moet zich
realiseren dat het onze functie is."
Aan de andere kant, meent Tutu,
moeten de kerken zich realiseren
dat ze niet alles kunnen krijgen
wat ze willen. Zonder zijn opvol
ger - die zich onlangs kritisch uit
liet over de langzame pas van de
sociale veranderingen, over het
traag lopende woningbouwbeleid
en over de grote werkloosheid - bij
naam te noemen, zegt Tutu: „Som
mige dingen vragen nu eenmaal
meer tijd dan je zou willen."
Runa Hellinga
Mary Robinson: „Ik zal me met Ierse vechtlust inzetten voor alle slachtoffers van discrimi
natie, geweld, onderdrukking en rechteloosheid, waar ook ter wereld. foto GPD
Mary Robinson trad op 12 september
vorig jaar om twaalf uur 's middags af
als president van de Republiek Ierland, een
functie die zij zeven jaar met eer en
genoegen had vervuld. Na een haastige
lunch pakte ze haar handtas en vloog drie
uur later naar Genève, waar ze nog dezelfde
dag aan haar nieuwe carrière begon: Hoge
Commissaris voor de Mensenrechten van de
Verenigde Naties.
Het tekent de daadkracht van Ierlands
voormalige First Lady, die naar de
smaak van de meesten van haar landgeno
ten een probleemloze topbaan op het Groe
ne Eiland verruilde voor een 'mission im
possible' in de bureaucratische jungle van
de VN.
Vijf dagen later had de kersverse Hoge
Commissaris al gesproken met alle regiona
le groeperingen in de VN en nog voor het in
casseren van haar eerste maandsalaris
(12.000 dollar) had Mary Robinson op de
j aarlijkse Algemene Vergadering van de VN
in New York al kennis gemaakt met staats
hoofden, premiers of ministers van Buiten
landse Zaken van een zestigtal landen.
Nauwelijks had de strijdlustige Ierse zich in
Genève geïnstalleerd als de nieuwe 'promo
tor en beschermer' van de mensenrechten in
alle lagen van de wereldbevolking, of ze
maakte duidelijk dat ze niet in een ivoren
toren wilde zitten. „Ik zal opkomen voor al
le slachtoffers van onrecht en discriminatie.
Mijn motivatie komt voort uit de Wereld
Conferentie over de Mensenrechten, die in
1993 in Wenen bepaalde dat de Universele
Verklaring van de Rechten van de Mens van
vijftig jaar geleden het VN-geloofsartikel is
en blijft", zei mevrouw Robinson. „Ik streef
niet naar macht, maar ik zal me wel met Ier
se vechtlust inzetten voor alle slachtoffers
van discriminatie, geweld, ondei'drukking
en rechteloosheid, waar ook ter wereld. De
rechten van de vrouw, het kind en de min
derheden in het algemeen krijgen daarbij
mijn bijzondere aandacht."
Dat was een heel ander geluid dan haar
voorganger José Ayala Lassa had laten ho
ren. Voor zover men hem ooit hoorde. Deze
kleurloze Ecuadoriaanse diplomaat trad
zelden naar buiten en gaf de voorkeur aan
'kalme overredingspolitiek', die weinig
sporen en nog minder resultaten naliet.
Innemend
Mary Robinson is jurist, evenals haar wat in
de schaduw gedrukte echtgenoot Nick Ro
binson. Deze moeder van drie kinderen is
een slanke, innemende vrouw met rossig
haar, die aanmerkelijk jonger oogt dan haar
53 jaren. Zij stamt uit een doktersgezin van
het Ierse platteland, deed haar studie rech
ten in Engeland, werd in 1987 lid van de In
ternationale Commissie van Juristen en
was al vroeg geïnteresseerd in mensenrech
ten. Als president van Ierland was Maiy
Robinson het eerste staatshoofd dat het: ge
teisterde Ruanda bezocht na de massa
slachtingen van 1994 en ook de eerste be
windsvrouw die in Den Haag poolshoogte
kwam nemen van het Joegoslavië-tribu-
naal.
„Als Iers president was ik niet betrokken bij
de dagelijkse regeringspolitiek, maar ik heb
me zeven jaar lang actief beziggehouden
met wat er leefde onder het volk", zegt Ro
binson in haar ruime kantoor in het Geneef-
se VN-hoofdkwartier. „Ik geloof dat dat een
goede voorbereiding was voor mijn nieuwe
opdracht hier."
Toch vielen de eerste drie maanden niet
mee, al was het alleen maar omdat het voor
malige Ierse staatshoofd plotseling te ma
ken kreeg met 185 VN-lidstaten en dus
evenzovele bazen. Ze geeft toe dat dit 'wel
even wennen was'. Het VN-bestel is een
vaak verlammende bureaucratie, waar na
tionale machtspolitiek, diplomatieke
touwtrekkerij, moeizame compromissen en
permanent geldgebrek een zware wissel
trekken op het geduld en de dadendrang
van mensen als Robinson.
Algerije
Zo kwam de nieuwe Mensenrechtencom-
missaris al voor het eind van het jaar in aan
varing met het militaire bewind in Algerije,
toen zij aandrong op een internationale on
derzoekscommissie naar de slachtpartijen
door de moslimfundamentalisten en de re
pressieve politiek van de regering van presi
dent Zéroual. Dit leidde tot een felle brief
wisseling met de Algerijnse permanente
vertegenwoordiger in Genève, Mohamed-
Salah Dembri, die ze de oren waste omdat
zijn regering niet genoeg zou doen voor de
bescherming van de burgerbevolking. De
secretaris-generaal van de VN, Kofi Annan,
maande haar niet te hard van stapel te lo
pen. „Mary Robinson is een mensenrechter
en geen beleidsvrouw", zei een Amerikaan
se diplomaat in Genève, „Maar zo werkt dat
niet bij de VN. Ze zal zich moeten leren aan
passen."
Gelukkig kan ze het uitstekend vinden met
haar directe baas, secretaris-generaal Kofi
Annan, bij wie mensenrechten hoog in het
vaandel zijn geschreven. Dankzij Annans
medewerking is het rommelige Centrum
voor de Mensenrechten nu volledig gereor
ganiseerd. In navolging van het HCR, het
Hoge Commissariaat voor de Vluchtelin
gen, heet Robinsons organisatie nu ook ge-
wo'on Hoge Commissariaat voor de Men
senrechten (HCHR).
Het grote probleem blijft de financiering
van het mensenrechtencommissariaat,
waar 400 internationale ambtenaren wer
ken ,Er is een gapende kloof tussen de mid
delen en de verwachtingen die men van ons
heeft", verzucht HCHR-woordvoerder
John Mills. Waar Sadako Ogata, de Hoge
Commissaris voor de Vluchtelingen, over
een jaarbudget van bijna een miljard dollar
beschikt, krijgt Maiy Robinson uit de VN-
pot maar 22 miljoen dollar, 1,67 procent de
hele VN-begroting. De rest moet komen van
vrijwillige regeringsbij dragen. Na de VS en
Engeland staat Nederland als donorland op
de derde plaats, met een bijdrage voor 1996-
1997 van 5,5 miljoen gulden. Mary Robin
son hoopt voor dit jaar op 50 miljoen gulden
aan vrijwillige bijdragen om inhoud te kun
nen geven aan haar veelzijdige taak.
Daarbij wordt zowel Kofi Annan als Mary
Robinson geleid door het basisprincipe dat
alle activiteiten van de Verenigde Naties
een direct raakvlak hebben met mensen
rechten. Dat geldt zelfs voor de Internatio
nale Telecommunicatie Unie, vindt Mary
Robinson, want artikel 19 van de Universe
le Verklaring spreekt over het recht op het
geven en ontvangen van informatie en idee-
en via alle media en over alle grenzen heen.
„Een profetisch artikel", meent de Hoge
Commissaris, „want dat liep al vooruit op
het Internet."
Twistappel
Mensenrechten zijn al sinds jaar en dag een
twistappel tussen de industrielanden en de
Derde Wereld, die over het algemeen voor
rang wil voor 'collectieve' boven 'individu
ele' rechten. Voor Maiy Robinson is dat geen
probleem. Zij vindt economische, sociale en
culturele rechten even belangrijk als indivi
duele en politieke rechten. „In 48 landen
leeft een vijfde van de bevolking in absolute
armoede. Die hebben meer behoefte aan een
wat menswaardiger bestaan dan aan hoog
dravende formuleringen over individuele
burgerrechten", zegt Robinson fel.
„Na dertig jaar van miljardenbestedingen
aan ontwikkelingshulp leven we nog steeds
in een wereld van schrijnende ongelijkheid,
waar discriminatie op basis van geslacht,
ras, godsdienst of seksuele geaardheid - om
maar niet te spreken van kinderuitbuiting -
nog schering en inslag zijn. Er valt dus niet
veel te vieren op deze vijftigste verjaardag
van de Universele Verklaring van de Rech
ten van de Mens", aldus Robinson.
Na werkbezoeken aan Ruanda, Uganda,
Zuid-Afrika, Cambodja, Iran en Japan en
de Four Freedoms-plechtigheid in Middel
burg wacht Maiy Robinson in september
haar tot dusverre zwaarste vuurproef: een
bezoek aan China en Tibet, een tot dusverre
onbegaanbaar terrein voor hen die zich in
zetten voor de mensenrechten. „Om daar
het wenselijke met het haalbare te vereni
gen zal niet meevallen", zegt een van haar
naaste medewerkers.
Bob Kroon
Stéphane Hessel leidde een
leven als in een roman. Hij
werd in het roerige jaar 1917
geboren te Berlijn om een góed
deel van zijn jeugd in Parijs
door te brengen. Als Duitser zat
hij in Frankrijk tijdens de
oorlog in het verzet, wat hij
bekocht met het
concentratiekamp. Hij
ontsnapte uit dat kamp om
terug te keren naar Frankrijk,
waar hij werd geroepen tot het
ambt van diplomaat.
In feite werd over zijn leven
ook een roman geschreven.
Jules et Jim verscheen in 1953
en leed een onopvallend be
staan totdat de cineast Fran
cois Truffaut het in een stoffig
boekhandeltje ontdekte. Hij
maakte er een film van. Jules et
Jim is het relaas van een jongen
die bij zijn moeder en haar
vriend woont. Zijn moeder, een
modejournaliste, had in werke
lijkheid inderdaad haar man
verlaten voor een charmante
Fransman. Dat zou een alle
daagse zaak zijn geweest als
deze Fransman, Pierre-Henri
Roché, in 1953 niet tevens de
schrijver van Jules et Jim was
geweest. Hij was Jim in het
boek, Stéphane was 'Jules'.
Immigrant
Op het moment waarop het
boek verscheen had Stéphane
Hessel al een heel leven achter
de rug. Hij was voor de oorlog
als immigrant met zijn vadjpr,
een schrijver, en moeder naar
Parijs gekomen. Zijn vader had
vage banden met de joodse ge
meenschap in Berlijn, maar
wat hen in 1924 naar Parijs
dreef was niet het opkomende
antisemitisme in de Duitse
hoofdstad. Franz en Helen
werden aangetrokken door de
vele honderden schrijvers en
kunstenaars die toen Parijs als
thuisbasis hadden.
Toen de Duitsers binnenmar
cheerden week de 23-jarige
Stéphane uit naar het deel van
Frankrijk dat 'vrij' bleef. Van
daar slaagde hij erin Londen te
bereiken, waar hij in dienst
trad van generaal De Gaulle.
Niet lang daarna keerde
Stéphane Hessel terug naar
Frankrijk om hand- en span
diensten te verrichten voor de
inlichtingendienst van het ver
zet. Begin .1944 werd hij echter
in Parijs door de Gestapo gear
resteerd en naar het concentra
tiekamp in Buchenwald ge
voerd.
Tijdens een transport naar een
ander kamp, Bergen-Belsen,
waar hij opgehangen moest
worden, wist Hessel te ontko
men. Zijn vlucht werd mogelijk
gemaakt door een Duitser, Eu-
gen Kogondie na de oorlog het
boek De SS-Staat schreef.
Luttele maanden na de bevrij
ding trad Hessel toe tot de
Franse diplomatieke dienst bij
de Verenigde Naties. Maar hij
liet zich niet opsluiten in het
VN-gebouw te New York en
ontwikkelde een talent voor
moeilijke missies. Talloze ma
len reisde hij naar Afrika om te
bemiddelen in etnische conflic
ten.
Politieke helden
Voor zover Hessel politieke hel
den had, waren dat de socialis
tische premiers Mendès France
en Rocard. Met Mitterrand, die
in 1981 tot president werd ge
kozen, had hij minder op. In
1988 riep hij de socialist zelfs
op zich niet andermaal voor het
hoogste ambt kandidaat te
stellen.
Na zijn pensionering bleef Hes
sel onvermoeibaar de planeet
rondreizen, veelal in gezel
schap van zijn vrouw Christia-
ne. Hij dook in Birma op om
Nobelprijswinnaar Aung San
Su Kyi een hart onder de riem te
steken, en in Nigeria om de de
mocratie te redden.
Toen in 1996 ruim driehonderd
Afrikanen een Parijse kerk be
zetten om te protesteren tegen
de weigering van de toenma lige
regering hun een verblijfsver
gunning te geven, wierp Hessel
zich op als hun woordvoerder.
President Chirac omschreef
hem toen als 'een nitwit, een
naïeveling, een engel', maar
zelf zag hij zich meer als een
'ingekankerde optimist'.
Hessel verzette zich niet tegen
het aan banden leggen van de
immigratie op zich, maar vond
het dwaas om mensen die de
cennia legaal in Frankrijk had
den gewoond plotseling de
grens over te zetten. In het dag
blad Le Monde schreef hij, die
als 7-jarige immigrant met
open armen in het land van de
mensenrechten was ontvan
gen: „Wat nu in Frankrijk ge
beurt, is een schande."
Cees van Zweeden