Tussen weerzin en symphatie Nieuw leven voor Brugge-die-Scone Van Memling tot Pourbus KO!1ür^riONBC/l kunst cultuur vrijdag 24 april 1998 24 Foto's Israël voeden controverse Pieter Claeissens, De zeven wonderen van Brugge, rond 1550. peert deze tentoonstelling andere thema- ta: handschriften en prenten, beeldhouw werken, meubelen, tapijten, eenboeiende afdeling cartografie, technologie, de le vensbeschouwelijke aspecten van chris tendom en humanisme. De voorname plaats van de stad Brugge wordt mede benadrukt in de activiteiten die zich afspelen buiten Memling-muse- um-Oud Sint Jan. De Biekorfbibhotheek richt zich op de zestiende eeuw met de presentatie Een stad vol boeken. Het Brugse Vrij e opent de deuren voor bezich tiging van onder meer de befaamde Kei zer Karei-schouw van Lanceloot Blon- deel. Voorts is er een serie herf stconcerten in het kader van het Festival van Vlaan deren en zijn er geleide stadswandelin gen. Hedendaagse kunstenaars sluiten aan met het project Angels, dat als op maat tot de hoofdtentoonstelling, op ver schillende locaties (tot 30 mei) gestalte krijgt. Vanaf 15 oktober biedt, dichtbij het Oud Sint-Jan maar ver van de wereld der Memlings, het Groeningemuseum een bijzondere zijstap in de overzichtsten toonstelling Marcel Broodthaers (1924- 1976). De tentoonstelling omvat een eeuw Brug se historie, die voor een deel Europese ge schiedenis is. Hans Memling daalde uit het Hessenland naar Brugge en overleed in 1494, Pieter Pourbus verliet Gouda, vestigde zich in het Vlaamse cultuurcen trum en overleed honderd jaren later, in 1584. De kunstwerken, manuscripten en voorwei-pen zijn ook buiten Europa ver zameld. Brugge-die-Scone en Bruges-la- morte vinden nieuw leven in het najaar. Andreas Oosthoek Hans Memling-Pieter Pourbus, Museum Mem ling- Oud Sint-Janshospitaal, Brugge: 15 au gustus tot 6 december 1998, dagelijks van 10 tot 21 uur (Mariastraat, naaste omgeving Dy ver, Onze Lieve Vrouwekerk en Groeningemuse um). Gelijktijdig loopt in Leuven de tentoonstelling van het werk van de Vlaamse primitief Wire Bouts. Geïmproviseerde baldakijn van landbouwgereedschappen en geweren, 1959. De turbulente gebeurtenissen in Israël vullen vrijwel dagelijks de krantenkolom men. Vanaf de oprichting in 1948 was geweld de rode draad en ook in Israël zelf groeide een felle controverse over de politiek van achtereenvolgende regeringen jegens Palestijnen en buurlanden. Een foto-expositie van het befaamde persbureau Magnum in het Joods Historisch Museum geeft volop voedsel aan die controverse: de beel den van de afgelopen halve eeuw wekken afwisselend grote weerzin of juist diepe sympathie. Aan het begin van de expositie hangen foto's van Magnum-oprichter Robert Capa van berooide joodse immigranten die de slachtpartijen van de nazi's hebben overleefd en vol hoop aan een nieuw bestaan beginnen. Capa, zelf jood en daarom emotioneel zeer betrokken bi j de oprichting van Israël, fotografeerde ze bij aankomst per schip in Haifa en tijdens hun verblijf in armoedige doorgangskampen. Het zijn ontroerende foto's die elke scepsi s over de verdere loop van Israëls geschiedenis doen vergeten. Capa was er ook bij toen David Ben Goerion de staat Israël proclameer- de en de nog jeugdige, latere premier Begin met gebalde vuist een verkiezingstoespraak hield. Ook dat zijn beelden die louter sympathie opwekken. In het overzicht over de periode 1948-1957 hebben de foto's van David Seymour, een van de andere Magnum-oprichters, een soortgelijk effect. Ook hij was van joodse kom af en maakte foto's waaruit zijn onvoorwaardelijke loyaliteit spreekt. Waar een Itali aanse jood zijn pasgeboren dochter Miriam trots omhoog tilt in haar doopjurk en er- Wachtende menigte brengt laatste eer aan de vermoorde Rabin, Jeruzalem 1995. gens in de woestijn onder een geïmproviseerde baldakijn een joods huwelijk wordt gesloten, vergeet de toeschouwer voor even dat de stichting van Israël meteen voor een enorme geweldsexplosie zorgde. Ook Capa en Seymour sloten hun ogen daar niet voor en brachten gevolgen van de ge welddadigheden in beeld. Aan welke kant zij stonden blijft echter overal voelbaar. Met het voortschrijden van de tijd op deze expositie verandert dat: hun jongere Magnum collega's werden 'objectiever' en brachten ook het oorlogsleed onder de Palestijnen in beeld. Indrukwekkend is bijvoorbeeld de foto van Paul Fusco die twee Palestijnse Aankomst van vluchtelingen per boot in Haifa, 1948. broers als geslagen honden te midden van de puinhopen van hun huis in een vluchtelin genkamp in Gaza toont. Blijkens het onderschrift werd het huis door Israëlische solda ten verwoest omdat hun buren verdacht werden van terroristische daden. Ronduit weerzinwekkend is de foto van Micha Bar-Am van een groep triomfantelijk lachende Israëlische soldaten bij een hoop kapot geschoten El Fatah-strijders. Wie de ze foto ziet kan alleen maar cynisch zijn over de heilige glimlach waarmee Israëlische machthebbers steeds opnieuw alle daden van het leger goedpraten. Het is echter niet alleen maar ellende wat de Magnum-fotografen op deze expositie presenteren. Jonge Druzen enBedoeïenen dansen ergens in een nachtclub vol overgave met Israëlische meisjes en in eenpark in Jeruzalem luisteren Israëlische Arabiei-en ont spannen naar een joodse violist. Ook de foto van Abbas van geschokte joden die wach ten tot ze de vermoorde vredestichter Rabin de laatste eer kunnen bewijzen biedt in elk geval een sprankje hoop dat het ooit toch nog goed komt met Israël. Francoise Ledeboer De expositie 'Magnum fotografeert Israël, 1948-1998'in het Joods Historisch Museum (Jonas Da niël Meijerplein 2-4, Amsterdamduurt tot en met 7 juni. De openingstijden zijn dagelijks van 11.00 tot 17.00 uur. Grote gebeurtenissen werpen, naar het woord wil, hun schaduwen vooruit. Brugge is schaduwrijk, maar schuwt het licht niet als dat een glanzend verleden van nieuwe dimensies en facetten kan voorzien. Vanaf 15 augustus 1998 zal veel licht schijnen op en rond de nu reeds spraakmakende tentoonstelling Van Hans Memling tot Pieter Pourbus. Op Sinterklaasdag 1998 zullen in het Oud Sint Jans hospitaal voor de laatste maal de bezoekers worden geteld. De verwachtingen gaan - voorzichtig uit - naar een eindgetal van vijfhonderdduizend. Een vooruitblik. Meester van het H. Bloed, Sybille, deel triptiek, begin 16-e eeuw. Herboren Schoonheid is het thema van een tentoonstelling die volledig past in de reeks die, in de loop van een eeuw, een Bnxgse traditie is geworden. Brugge heeft zich een waardig middelpunt ge toond van en voor de oude Vlaamse kunst. De Vlaamse Primitieven, naamloos of juist groot van naam, vonden er een bed ding. De 'mega-expositie' die nu in volle voorbereiding is, verenigt de twee namen van voorgaande succesvolle ondernemin gen: Pieter Pourbus, meesterschilder (1984) en Hans Memling (1994). Hei-boren Schoonheid. Wie daarbij uit sluitend aan het werk van de oude mees ters denkt, stelt zijn verwachtingen te laag. De wedergeboox-te betreft ook in niet geringe mate de stad Bi'ugge zelf. De in- richtex-s willen de pracht van een eeuw kunstproductie tonen. Maar er is méér, zegt tentoonstellingscommissaris Hilde Lobelle-Caluwé. De wetenschappelijke staf zal ook duidelijk maken dat het ver- haal van 'het dode Brugge' naar het druk- bezochte rijk der fabelen moet worden veiwezen. De historie heeft Brugge anno 1500 dood verklaard. De verzanding van het Zwin wox-dt als een zeer belangrijke factor in deze neergang gezien. De handel zakte in en Brugge-die-Scone verwerd in kox-te tijd tot een plek van pestilentie: Bruges-la-morte. Hoe dood? Fier Een vals beeld, benadrukt Hilde Lobelle. Brugge heeft niet afgehaakt, de stad heeft zich door-ontwikkeld. De banden met het zuiden van Europa bleven. De Bruggeling verloor zijn fiere houding niet. De litera tuur heeft, met name in de Romantiek, het parallel met de neergang van de Zwinst- ad. Maar, dood? Het stadsbestuur bleef de havenkwaliteiten aanprijzen en zag toe op de aanleg van nieuwe infrastructuur, alles volgens keurig beschreven plannen en schetsen voor een stadsuitleg. Niet alleen het Zwin strooide zand in het raderwerk. Met name de strijd tussen het behoud van oude en de introductie van nieuwe waarden speelde de ontwikkeling van de stad ernstig parten. De weinig stichtende conflicten tussen reformatie en contra-reformatie bezorgden veel schade: Brugge raakte verdeeld, verteerd, gebroken en vernield. De dienaren van kunst en intellect ontvluchtten de doem. In den vreemde werden ze geëerd, in de thuishaven lieten ze lege plekken achter. Verbanden Memlingmuseum/Oud Sint-Jan, Brugge. beeld opgeroepen van ziekte en verval, een dode stad waar het spook van de ver paupering rondwaarde en weemoed heerste over de verzonken welstand. De werkelijkheid zal minder somber en van een geheel andere romantiek geweest zijn. Zonder tal zijn de getuigenissen van de zestiende-eeuwers die in Brugge geen verloren maar een eigentijds paradijs troffen. Erasmus en Guicciardini be schreven het goede leven binnen de poor ten en langs de Reien, een verzamelplaats van een brede cultuur, waar verfijning heerste. De klassieken worden er gevierd, de kunsten bloeien en 'Renaissance' - als etiket op een levenshouding - is er geen hol begrip. Kunstenaar en kunsthandel stonden er in aanzien en ook de nijvere gilden bloeidenwerkten en vierden De macro-economie kreeg evenwel last van benauwenissen. Brugge zette een, twee, veel stappen terug als leidende han delsmetropool in Europa. De opkomst van Antwerpen verliep in grote trekken Rond deze bewegingen van stijgen en da len is de manifestatie vol Herboren Schoonheid gebouwd. Het vertrekpunt is de Kunst en waar de wetenschap gebiedt ontkomen de kunsten niet aan een cul tuurhistorische benadering. Zo worden de verbanden duidelijk. Hans Memling en Gerard David slaan de brug tussen hun directe voorgangers, de Vlaamse primi tieven, en de 'nieuwe schilders' Provoost, Benson, Blöndeel, Stradanus, Gheer- aerts, Pourbus. Dat betekent de ontwik keling van de ruimtelijke illusie op het kleine, stille vlak dat het Noorden ken merkt, naar de grotere, uitbundiger open heid van het Zuiden. De Renaissance van het Noordenis zelden groots, breed of met een geweldig pathos geladen. Ze toont een verfijnde terughoudendheid. Rondalom de kunst van de schilders groe-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 24