Moses Isegawa kiest voor het grote gebaar Schipbreuk kan Japans dorp redden PZC Abessijnse Kronieken II commandante op herhaling kunst cultuur 12 eau-de-vie letterkundige kroniek Gabriele d'Annunzio vrijdag 10 april 1998 Het is nog geen acht jaar geleden dat Moses Isegawa (geb. 1963) vanuit Oeganda naar Nederland kwam. Voor hem genoeg tijd om zijn droom waar te maken: schrijver worden. Hij pakte het grootscheeps aan, blijkt uit zijn overweldigende roman Abessijnse Kronieken. Een specialist in de kunst van het overleven vertelt over zijn bestaan. Je hoeft niet per se in het Neder lands te schrijven om toch tot de Nederlands literatuur gere kend te worden. Dat bewijst het succes van Ethel Portnoy, van J. Rentes de Carvalho en vooral van de debutant Moses Isegawa. Ze wonen alle drie in Nederland, de eerste edities van hun boeken ver schijnen in het Nederlands, maar hun proza moet wél eerst worden vertaald. Die werkwijze heeft zo zijn bezwaren. De vertaling die Ria Loohuizen maakte van Isega wa's omvangrijke roman mag nog zo vlot lezen, het blijft een verta ling. We kunnen haar versie niet naast de oorsponkelijke tekst leg gen, die is niet gepubliceerd. Het enige wat we wél kunnen vergelij ken is de titel. Van Abyssinian Chronicles maakte ze Abessijnse Kronieken. Daar valt niets op aan te merken, maar toch is een ele ment verloren gegaan. De Engelse lezer zal namelijk onmiddelllijk het verband met 'abyss' leggen, de onpeilbare diepte uit de antieke kosmologie. Een en ander doet vermoeden dat de originele versie van deze roman - over iemand die door bekwaam te balanceren nét niet in die ver schrikkelijke afgrond belandt - nog rijker moet zijn dan de Neder landse uitgave. En het debuut van Isegawa is in de vorm waarover we nu beschikken al een aanwinst voor onze literatuur. Zijn aanpak is anders, heel anders dan we van Nederlandse auteurs gewend zijn. Hij streeft niet naar perfectie op de millimeter. In plaats van voor de veiligheid van het kleine bestek te kiezen, opteerde hij resoluut voor het risico van het grote ge baar. Dat ging niet altijd even goed: de roman is soms overdadig en boet na vier van de zeven delen aan spanning in. Maar het verhaal in de eerste delen over de jeugd van de hoofdpersoon Moegezi is indrukwekkend. Geestig Het boek moet voor een deel auto biografisch zijn: de feiten uit het leven van de auteur stemmen in grote lijnen overeen met de feiten uit het bestaan van de hoofdfi guur. Maar de gebeurtenissen zijn zwaar aangezet en opgemaakt. Met zijn fantasie maakte de schrij ver van de werkelijkheid een grimmig epos én een vrolijke schelmenroman. De jeugdige Moegezi heeft een rebelse geest, hij lijkt met zijn plannen om auto riteiten te omzeilen perfect dat oer-Hollandse gezegde 'wie niet Moses Isegawa: Exotische Pietje Bell. foto Ronald Goedheer sterk is, moet slim zijn' te illustre ren. Ja, het lijkt soms of Pietje Bell, de held van de serie jongensboe ken, in Oeganda is beland, zo gees tig wordt het verzet tegen onder anderen zijn hardhandige moeder beschreven. Maar het gaat dan wel om een zeer exotische versie van Pietje Bell! Zelfs aan de kleinste details is dat te merken. Kijk maar eens naar de vergelijkingen waarvan de auteur zich bedient. Iets spat uit elkaar 'als een broodvrucht die op beton viel.' Geruchten over iemand tier den 'welig als onkruid na een bos brand'. En ook deze opmerking verraadt in wat voor omgeving de roman speelt: 'een enige zoon was als een kaars in een windvlaag'. Zelfs in vertaling blijkt Isegawa zeer bedreven in beeldspraak, nu net iets waarin Nederlandse schrijvers doorgaans slecht zijn. Bij hem zijn de versleten en de ver gezochte metaforen schaars. Het loopt maar een enkele keer fout, bijvoorbeeld wanneer hij schrijft: 'Loesanani slokte mijn maagde lijkheid op'. Zelf vond hij dit ken nelijk een vondst, want negentig bladzijden verderop komt hij nog eens terug op 'de vrouw die mijn maagdelijkheid had opgeschrokt'. Onthutsend aan het boek is zeker de bloeddorstigheid. Het verhaal speelt in de tijd dat Idi Amin over Oeganda heerste en in de periode van burgeroorlog nadien. De schrijver verbloemt de bijbeho rende gruwelen niet. Het zij n trou wens niet alleen de soldaten die deze roman zo gewelddadig ma ken. Zo vertelt Isegawa met veel smaak over de bepaald onsmake lijke consequenties wanneer een man na zijn overgang tot de islam besneden wordt. De wond raakt ontstoken en hij neemt alle tijd om dat te beschrijven. Mishandeling was in zijn jeugd de gewoonste zaak van de wereld. Zijn moeder, bijgenaamd Hangslot, sloeg 'haar kinderen alsof het trommels zijn'. Ze grijpt voortdurend naar de zweep, om precies te zijn de gua- vekarwats. Haar zucht om haar oudste zoon Moegezi discipline bij te brengen, heeft met haar katholieke achter grond te maken. Katholieken, zo heet het, wisten 'wel hoe j e iemand karakter bijbracht, en hoe je dat als een mes op een eeuwenoude steen moest wetten'. Haar religie maakt ook dat ze haar echtgenoot op zaterdag, zondag en allerlei feestdagen geen sex toestaat. Met weerzin denkt ze terug aan de nacht van haar ontmaagding, door Isegawa meeslepend be schreven. Hij gaat uitgebreid op de geschiedenis van zijn familie in, pas op pagina 73 wordt zijn al ter ego geboren. Wanneer zijn ouders naar de hoofdstad vertrek ken, moet hij in het dorp achter blijven. Pas jaren later wordt hij met zijn vader en moeder her enigd, niet tot zijn vreugde. Er zijn inmiddels heel wat ldnderen ge boren, hij wordt geacht de luiers te wassen. Vol geuren en kleuren ver telt hij over zijn taak als 'strontop zichter van het gezin'. Puurheid Moegezi wordt door zijn moeder op alle mogelijke manieren geter roriseerd. Heel heimelijk probeert hij haar wrede bewind te onder mijnen. De woorden van Amin in spireren hem bij de huiselijke gue rilla die hij begint. Hij wordt naar het seminarie gestuurd waar men de leerlingen 'tot puurheid' wil drillen. Opnieuw weet hij allerlei sluwe wraakacties op touw te zet ten. Hij is een meester in het tarten van het gezag, een specialist in het aan de clans ontspringen, een kampioen in het overleven. Dat blij kt ook wanneer hij wat ouder is geworden en Oeganda een zwarte tijd beleeft. Hij vergelijkt het land op een gegeven moment met 'een granaat waar de pin al uit was getrokken'. Het komt tot een ex plosie. De hoofdpersoon wordt weliswaar op een dag door drie vrouwen verkracht, maar verder blijven hem nare gevolgen be- Is het hebzucht of onwetendheid, waardoor de mensen uit het afgelegen vissersdorp in de roman Schipbreuk van de Japanse schrijver Akira Yoshimura naar de afgrond worden gedreven? Yoshimura heeft in zijn roman een kleine, middeleeuwse samenleving beschreven, die vooral heeft geleerd te luisteren naar de wetten van de natuur. Schipbreuk is een magistrale roman van een schrijver die in Nederland op dit moment nog totaal onbekend is. Over de populariteit in eigen land heeft Yoshimura niet te klagen; Schipbreuk werd daar drie jaar geleden voor de zestiende keer gedrukt. De Japanse literatuur bereikt de Nederlandse lezers nog steeds mondjesmaat. In zijn na- woord bij de roman 'Schreeuwen in de nacht' van de Japanse schrij ver Kenzaburo Oë (de Nederland se vertaling verscheen twee jaar geleden) beklaagde Jacques Wes terhoven zich over het feit dat 'er van zijn laatste boeken nog geen in het Nederlands is vertaald'. Dat gegeven is opvallend, aangezien Oë per slot van rekening vier jaar geleden de Nobelprijs voor litera tuur won. Een groot probleem bij de verta lingen vormt natuurlijk de schier onuitputtelijke vooiTaad-Japan.se woorden, waardoor omzetting in het Nederlands wordt bemoei lijkt. En het probleem wordt gro ter wanneer een schrijver verwijst naar een werkelijkheid die voor ons, Nederlanders, onbekend is. Het gebruik van voetnoten zou daarom in een vertaling van een Japanse roman op zijn plaats zijn. Bij de vertaling van Schipbreuk van Akira Yoshimura is het op zijn minst verwonderlijk dat de uitga ve geen voor- of nawoord bevat. Schipbreuk is het eerste boek van Akira Yoshimura Yoshimura dat in het Nederlands is vertaald. En aangezien de ach terflap meldt dat Yoshimura 'een van de grootste en best verkochte schrijvers van Japan' is, lijkt enige informatie zeer gewenst. In Schip breuk (de roman verscheen oor spronkelijk in 1982) wordt per slot van rekening op tal van plaatsen verwezen naar gebruiken die schreeuwen om een nadere ver klaring. De roman speelt zich af in de Mid deleeuwen, in een vissersdorp waar de bevolking zich alleen maar kan toeleggen op de vis vangst en de zoutwinning. Omdat deze opbrengsten niet voldoende zijn om alle bewoners in leven te houden, zien velen zich genood zaakt het dorp te verlaten en als contractarbeider de kost te ver dienen. De hoofdfiguur in Schip breuk is Isaku, die op negenjarige leeftijd meemaakt dat zijn vader vertrekt. Het resultaat is dat hij moet proberen om het gezin in le ven te houden, zodat hij al snel de kunst van het vissen onder de knie probeert te krijgen. Hij krijgt te vens de taak om eens in de twee weken de vuren onder de zoutke- tels op het strand 's nachts te laten branden. Misleid Langzaam maar zeker wordt dui delijk waar deze nachtelijke ver richtingen toe moeten leiden; de bewoners hopen op de komst van 'Ofunesama', een schip dat op de- klippen slaat omdat de beman ning door de vuren wordt misleid. 'Zonder de komst van Ofunesama zou het dorp allang vèrdwenen zijn en zou er op die plek niet meer zijn dan een paar rotsen in de zee. Hun voorouders hadden zo op deze plek geleefd, en ook de dorpe lingen zelf konden alleen overle ven dankzij de komst van Ofune sama.' Yoshimura heeft in zijn roman een keiharde wereld beschreven, waarin de mensen op een welhaast dierlijke manier proberen om in leven te blijven. Wanneer halver wege de roman een schip op de klippen is gelopen en het vervol gens door de bevolking uit het dorp wordt geplunderd, moet Isa- Onder alle omstandigheden weet hij zich te handhaven. Wanneer hij slecht betaald wordt als leraar, verdient hij veel bij met het stoken van drank. Tenslotte besluit hij Oeganda te verlaten, hij krijgt een kans naar Amsterdam te ga an. Het westen lokt hem aan en stoot hem af. De vermeende 'geldmijnen' van Europa spreken tot zijn ver beelding. Maar al op het seminarie heeft hij kennis gemaakt met ra cisme. De illegale vreemdeling die zoveel gemeen heeft met Pietje Bell vindt in elk geval snel zijn weg in Nederland. ,,Ik was binnen", stelt hij tevreden vast in de slotzin van de roman. En in de regel daar voor heeft hij aangekondigd dat wanneer hij eenmaal binnen is niemand hem nog weg krijgt. Waarschijnlijk gaat het ook zo met Moses Isegawa, nu hij zo overtui gend zijn voet gezet heeft tussen de deur van onze literatuur. Hans Warren Moses Isegawa: Abessijnse Kronieken. Roman - vertaling Ria Loohuizen -628 pag./f 49,50 - De Bezig Bij, Amster dam. ku denken aan 'een troep mieren die een insekt bestormde'. Schip breuk is een roman die de lezers op een adembenemende manier mee sleept naar de Japanse Middeleeu wen, waarin mensen misdaden moeten begaan om het hoofd bo ven water te houden. En dat die misdaden uiteindelijk worden be straft, wordt duidelijk nadat de bevolking een schip heeft geplun derd waarvan de bemanning door pokken is geveld. Het resultaat is dat het grootste deel van de men sen in het dorp op een duivelse ma nier door deze 'vloek' sterft. Waarde In Schipbreuk heeft Yoshimura vooral laten zien hoeveel waarde de bevolking hecht aan hun religie en rituelen. De dorpelingen gelo ven dat een overledene na de dood als baby naar het dorp terugkeert, reinigen de grafstenen op het kerkhof in het kader van de voor ouderverering of begraven de eet stokjes van eenmeisje dat elders is omgekomen. 'Tradities van het dorp moeten in ere worden gehouden', krijgt Isa ku herhaaldelijk te horen. Maar het is misschien wel het noodlot dat de dorpelingen geen weet heb ben van de gebruiken die buiten de eigen omgeving gangbaar zijn. De betekenis van het angstaanjagen de apenmasker op het door de pokken verdoemde schip, kunnen ze dan ook niet duiden. Of waren ze op dat moment verblind door hun hebzucht? Yoshimura laat het antwoord over aan zijn lezers. Jacob Moerman Akira Yoshiviura: Schipbreuk Uitgeverij Van Gennep, Amsterdam, f38,90. De Vrouw als lustobject? Het moge voor sommigen de volmaakte contradictio in terminis zijn, voor anderen blijkt het de ultieme tijdpassering. Gabriele d'Annunzio, bevlogen dichter en fenomeen uit roeping, voelt zich zeer op zijn gemak in de laatste categorie. Een goed deel van zijn werkzame bestaan is hoop- en genadevol opgedragen aan Vrouw, Vaderland en de Liefde die Zichzelve zoekt. Hij ontplooit zelden geëvenaarde talenten in de daarmee verbonden bezigheden en laat - waar is waar - de wereld ruimhartig meegenieten. De dagen van zijn danig versierde leven (1863-1938) rijgen schandaal aan schandaal. Van dag tot dag stijgt, enige jaren lang, zijn roem. Bella Italia, zo afhankelijk van Nieuwe Tijden en een pompeus heldendom, overlaadt hem met eerbetoon. De schrijver van het ruischende woord hult zich in ivoorwitte uniformen vol goudstiksel, orakelt voor de massa en zet de toon voor het grote Mussolini-theater dat spoedig zijn sporen volgt. De grote Gabriele schenkt de menigte zijn zegen en laat zich daarbij gaarne vereeuwigen. Niets is te gek in zijn zucht naar publiciteit. Onder een foto uit zijn gloriedagen staat te lezen: Le maitre carresse extatiquement un vieux bouc. Soort zoekt soort, zal de nuchtere mens zeggen. De oude bok is van brons en het gebaar van de goeroe wordt geacht een ganse uitstalling van nogal kitscherige beelden te heiligen. Vrouwen dwepen zeer met dit opgemaakte mannetje, dat het zonder aantrekkelijk lijfskapitaal moet stellen. Gabriele d'Annunzio markeert telkens nieuwe terrei nen en plaatst zij n vlaggen. In zij n protserige villawoningen treft men weinig onbeslapen bedden. Geloven we de held, dan vinden extatisch zuchten en steunen on der zijn brokaten baldakijnen nimmer een einde. Kieskeurig is hij niet, hoewel hij meent dat vrouwenslapen buitengewoon aangenaam kloppen onder de im puls van blauw bloed. Zo vinden tussen de straatmadelieven, de horizontales van klasse en het overig hoerendom ook reeksen kroondxagende smachtenden de weg naar de geurige sponde. D'Annunzio heeft een goed begin getroffen in zijn door kerk en staat bezegelde huwelijk met Maria Hardouin hertogin di Gallese. Zij ziet de tientallen komen en gaan. Echte rivales worden ze nooit: Ma ria houdt stand en daarmee het ex- clusiviteitsrecht op staat en titel van Mevrouw de weduwe Gabrie le d'Annunzio. Voordat het zover is, passeren in rap tempo en wille keurige volgorde een prinses di Ramaca, de markiezin di Rudini, de gravinnen Mancini, Leoni en de Goloubeff, pianistes in veelvoud, de steractrice Eleonora Duse en de zeer gedienstige Duitse schone Emy Heufler die later onderdak zal vinden bij Reichsminister Joa chim (von) Ribbentrop. Vrouwe Aélis selecteert namens de heer des huizes haar sexegenoten, on der het motto Komtebedde, kom snel! Het moet een keer fout gaan. Die eer is Tamara de Lem- picka, schilderes van de beau monde, gegund. Lempicka resi deert spraakmakend in Parijs. D'Annunzio tracht haar in groot ste stijl in te palmen en dient haar - de onwillige verderfelijke - tot slechting van de barricades wat van zijn geliefde cocaïne toe. Aé lis, toeziend voogdes, geeft een vermakelijk ooggetuigeverslag van de charges van de door fris bladergroen verblinde bok. 'II fit promener son membre dressé sur son corps', noteert ze. Het huppe lend gevalletje vindt evenwel geen ingang. Als hij haar 's anderen daags uitnodigt om, bij gebrek aan hoger vertier, dan maar zijn mans portret te schilderen, vraagt ze minzaam of de grote heer dat wel zal kunnen betalen. Ongehoord! Verbijstering en woede: uit met de passie. Ruimte voor de depressie. Het is opmerkelijk hoe schooljon gensachtig verknipt de Grote Ge vierde stromen liefdesbrieven de wereld in zendt. Op briefpapier verkeert de krachtpatser in een worm die het adderkluwen van zijn dames tegemoet kronkelt, om in - gespeelde? - overgave te ver kwijnen: een naaktslak in de slan genkuil. Heel anders is dat als de aanzet tot een grootser orgasme roept. D'Annunzio identificeert zich gaarne met de staat, volk en vaderland. Hij meldt zich als vrij williger voor de Grote Krijg, stelt het voorbeeld en predikt een beter Italië. Hij onderscheidt zich in bij na alles, vecht als een gek in de loopgraven, op een onderzeeboot, in bommenwerpers, dropt - druk beschqten - provocerende pam fletten boven de volksvijandige keizerstad Wenen en voert een troepje cornjnmando's aan. Een jammerlijke speling van het lot wil dat hij zijn lang verbeide oor logsverwonding niet aan felle strijd maar aan een onzachte vliegtuiglanding moet ontlenen. Na de oorlog vecht hij in volle vre destijd als een desperado voort, organiseert een mars op het Kroa tische Rijeka dat hij Fiume doopt en als II commandante regeert. Een enkele granaatinslag volstaat om de legeraanvoerder tot de af tocht te bewegen. Hij kan, heim ins Reich, met eer overladen voortgaan fraaie zinnen te schrij ven, curiosa, honden, paarden en vrouwen te verzamelen en het pad te banen voor de fascistische hor den van de nieuwe held Benito Mussolini. Gabriele d'Annunzio wacht een troostprijs: de aanvoerder aller zwarthemden begiftigd hem met de titel van prins van Montenevo- Inzijn namaakpaleis II Vittoriale versombert de verwaten prins. Het gekoesterde velletje verslapt: rimpels rond de buik, rimpels op de ziel. Hij raakt ten prooi aan neerslachtigheid en een steeds driester wordend cocaïnegebruik. De verkalking slaat toe. Een hart aanval brengt de verlossing. Op 1 maart 1938 overlijdt de man die in Parijs de lessen in dédain, zelfge noegzaamheid, verspilling, zwier en laatdunkend cynisme indronk van zulke beproefde leermeesters als Robert de Montesquiou en II- lan Alvarez de Toledo. In zijn agenda vindt men een onder streepte mededeling: Vandaag is de sterfdag van een beroemd man.... De belangstelling voor het werk van deze dichter en die naar van de epistolaire kunst, ro mancier en toneelschrijver is na een tijd van verguizing opge bloeid. Op 't lijdzaam zeezand schrijft de windgod met de pennen van zijn vleugels letters die op 't witte strandvlak spreken in zijn taal. Maar als de zon verzinkt, werpt ie der teken en ieder golfje op 't zand een scha duw als die van wimpers op beminde wangen. En 't is of op 't immens en dor ge zicht van 't strand jouw glimlach zich verduizendvoudigt. Dat zo een windgod schreef... Achter de lijkkist van de prins der dichters loopt in het ramp- en jubeljaar 1938 met vaste tred de weduwe Maria. Zij vindt de onge vraagde steun van Benito Mus solini. Rouw past hier andere vrouwen. Andreas Oosthoek Zie: Gabriele d'Annunzio, Madrigalen van de zomer, vertaald en ingeleid door Frans van Dooren, tweetalige editie, Uitg. Athenaeum-Polak Van Gen nep, Amsterdam, 1996, f 45, - Voorts: Gabriele d'Annunzio, De spiegel van Narcissus, brieven, ingeleid door Jan Paul Hinrichs. Uitg. Plantage, Leiden, 1992. En: Kizette Foxhall, Tamara de Lempicka, Uitg. Belfond, Parijs, 1987.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 12