kunst cultuur
Dichter onder
de architecten
Aldo en Hannie van Eyck exposeren in Rotterdam
19/20
vrijdag 20 maart 1998
Hans Arp: Berg, Tafel, Ankers, Navel
(1925).
langrijk is in de architectuur. Vaak in de
vorm van foto's, genomen tijdens hun rei
zen door Afrika, Azië en Zuid-Amerika
Tussen hun eigen ontwerpen hangen af
beeldingen van huizen op Sumatra of
kleine dorpen in Oeganda. Zo dringen de
overeenkomsten zich op. Een foto van Sa
natorium Zonnestraal van architect J,
Duiker, in de ogen van Aldo van Eyck 'het
summum van de moderne architectuur',
hangt naast de foto van een vijfduizend
jaar oude woning in de Sahara.
Behalve foto's en ontwerpen die verwant
schap tonen met het werk van de Van
Eycks is een aantal statements weergege
ven waarmee Aldo van Eyck in het verle
den zijn visie op architectuur onder
streepte. Bijvoorbeeld zijn Identificatie
van blad en boom (1962) met daarin de
stelling: 'een stad is geen stad als het niet
ook een groot huis is - een huis is geen huis
als het niet ook een kleine stad is'. Of uit
de Otterlo Circles (1959): 'we can discover
ourselves everywhere - in all places and
ages - doing the same things in a different
way, feeling the same differently, reflec
ting differently to the same' (we kunnen
onszelf overal ontdekken - op alle plaat
sen en in alle tijden - we doen hetzelfde op
een andere manier, we voelen hetzelfde
anders, denken anders over hetzelfde).
Geen weerklank
Dergelijke stellingen en de manier waar
op hij ze presenteert, geven aan dat Aldo
van Eyck de dichter en beeldend kunste
naar is onder de Nederlandse architecten.
Daarin schuilt volgens hem ook de ver
klaring voor het feit dat zijn reeds tiental
len jaren geleden verkondigde visie geen
weerklank vindt onder architecten. ,,Op
architecten was ik nooit zo gesteld. Ik ben
altijd opgetrokken met dichters en kun
stenaars. Ik vind het niet zo erg dat archi
tecten tot dusver niet hebben gezien wel
ke kant het op moet met de stedenbouw,
maar nu moeten ze het wel eens gaan in
zien."
De expositie in Rotterdam laat aan duide-
1 ij khei d weinig te wensen over. Van de Van
Eycks zijn bekende projecten te zien in fo
to's, ontwerptekeningen en maquettes,
zoals het Sonsbeekpaviljoen bij Arnhem,
het Hubertushuis in Amsterdam, de Mo
lukse kerk in Deventer en de recente
nieuwbouw voor de Algemene Rekenka
mer in Den Haag. De tentoonstelling ein
digt met een aantal niet-gerealiseerde
ontwerpen. Als laatste komt het Middel
burgse Museum '13/IX aan bod, zodat de
indruk onstaat dat de hele expositie daar
in uitmondt. Het project, bedoeld als
sluitsteen tussen de oude en de nieuwe
stad, is een prachtig voorbeeld van de
unieke visie die Aldo en Hannie van Eyck
hebben op architectuur. Na het doorlopen
van de expositie is alleen maar moeilijker
voorstelbaar dat het gebouw nooit is
neergezet.
De kavel aan de Maisbaai is nog onbe
bouwd, nadat plannen voor woningbouw
tot twee keer toe strandden. Middelburg
wil zelfs weer een centrum voor beelden
de kunst bouwen. Het kan dus nog steeds.
Ernst Jan Rozendaal
Zondag 22 maart opent staatssecretaris A Nuis
de expositie 'The ball I threw' van Aldo en Han
nie van Eyck in het Nederlands Architectuur
instituut in Rotterdam. De tentoonstelling is
daar te zien tot en met 24 mei. Literatuur: Fran
cis Strauven, Aldo van Eyck, relativiteit en ver
beelding, uitgeverij Meulenhoff Amsterdam,
1994, prijs: fl 98,-.
Deze maand vieren de Amsterdamse architecten Aldo en
Hannie van Eyck beiden hun tachtigste verjaardag. Ze
schelen precies tien dagen. Aldo van Eyck werd op 16 maart
1918 in Driebergen geboren, Hannie van Roojen kwam op 26
maart van hetzelfde jaar in Middelburg ter wereld. Voor het
Nederlands Architectuurinstituut (NAi) in Rotterdam is de
dubbele verjaardag reden een hommage te brengen aan het
P architectenechtpaar in de vorm van een expositie. Aldo van
H Eyck wordt algemeen erkend als een van de belangrijkste
f§ Nederlandse architecten van deze eeuw. De laatste veertig
i jaar is zijn vrouw Hannie nauw betrokken bij alles wat hij
ontwerpt. De Van Eycks hebben de expositie zelf
samengesteld. Het tentoongestelde - waaronder het ontwerp
voor een centrum voor beeldende kunst in Middelburg - komt
I vrijwel overeen met dat wat over de Van Eycks te zien was op
de laatste Documenta, vorig jaar in Kassei. Ook wordt
teruggegrepen op hetgeen Van Eyck bijdroeg aan de
veertiende Triënnale van Milaan, dertig jaar geleden. „Maar
het is geen oude koek", zegt hij zelf. „Mijn inzichten zijn nog
hetzelfde, want er is in dertig jaar niks veranderd in de
stedenbouw."
Trappenhuis van het Hubertushuis in Amsterdam (1976-1978).
Aldo van Eyck fotografeerde tijdens één van zijn reizen een onder water gezette straat
in Iquitos langs de Amazone,
De tentoonstelling in het Nai heet The
ball I threw. Het zijn de eerste woor
den van een dichtregel van de Britse
schrij ver Dylan Thomas: 'The ball I threw
whilst playing in the park has not yet rea
ched the ground' (de bal die ik gooide ter
wijl ik in het park speelde heeft de grond
nog niet bereikt). Op een hoogte van vier
meter is het citaat te lezen in de Balkon
zaal van het NAi, waar de tentoonstelling
is ingericht. „De bal die ik gooide zie ik
hoog hangen", zegt Aldo van Eyck la
chend, als hij woensdagmiddag binnen
komt om de laatste hand te leggen aan de
expositie. Hij wijst op een andere spreuk
die met enige moeite valt te ontcijferen op
lange witte doeken die bovenin de ruimte
hangen: 'Moum also for all butterflies'
(treur ook om alle vlinders)
Beide spreuken gebruikte Aldo van Eyck
in 1968 in de tentoonstelling die hij maak
te voor de Triënnale van Milaan. Thema's
waren destijds, schrijft Francis Strauven
in zijn monografie Aldo van Eyck, relati
viteit enverbeelding (1994): de verontrus
tende toename van de wereldbevolking,
de veroveringen van de moderne weten
schap, de discrepantie tussen de westerse
overvloed en de nooddruft van de derde
wereld, en ook de optimistische verwach
ting dat een rationele aanwending van de
moderne techniek het onrecht en de hon
ger uit de wereld zouden helpen. Welke
oplossingen dragen architecten aan voor
het probleem van 'het grote aantal'? Dat
was de vraag in Milaan.
„Hoe maak ik honderdduizend huizen op
zo'n manier dat toch een leefbaar geheel
ontstaat?", formuleert Aldo van Eyck de
waag nu. „Volgens mij stonden en staan
kunst en wetenschap tegenover dat pro
bleem als een imbeciel met twee linker
handen."
Navel
Zelf heeft de architect het antwoord altij d
gezocht in de verworvenheden van de
avant-garde die in de eerste helft van deze
eeuw met name de ontwikkeling van de
beeldende kunst, de literatuur en de mu
ziek ingrijpend beïnvloedde. Aan het be
gin van de tentoonstelling, waarvoor de
Balkonzaal is ingericht met gebogen hou
ten wanden die ook opvallen in een aantal
ontwerpen van de Van Eycks, hangt een
schilderij van Hans Arp. Het heet Berg,
Maquette van het niet gerealiseerde Museum 13/IX in Middelburg. Ontwerp voor de verbouwing van de Benediktijnerabdij in Catania.
Tafel, Ankers, Navel en dat is precies wat
het uitbeeldt. Op een blauw vlak zijn de
silhouetten zichtbaar van een bruine
berg, twee witte ankers, een witte tafel en
een zwart rondje dat een navel voorstelt.
Het is de mens, gereduceerd tot navel,
meent Aldo van Eyck. De voorwerpen zijn
naast elkaar afgebeeld, zonder enige sug
gestie van hiërarchische verhoudingen.
Dan volgt een spreuk van Kafka: 'Hij trad
en trad en trad in het zijwaartse gras.'
Geestdriftig legt Aldo van Eyck uit hoe de
schrijve» de regels van de grammatica
heeft veranderd om in woorden te kunnen
uitbeelden dat de mens gelijkwaardig is
aan het grasDie relativering is volgens de
architect een van de weinige positieve
verworvenheden van deze eeuw. Avant-
gardistische kunstenaars als Arp, Picas
so, Klee en Miró en componisten als Igor
Strawinsky en Duke Ellington hebben in
onze tijd het besef gevestigd dat alle din
gen in gelijkwaardigheid naast elkaar
kunnen bestaan. Niet toevallig waren het
ook deze kunstenaars die als eersten oog
hadden voor zogenaamde primitieve
kunst uit verre landen of een ver verleden.
De Van Eycks delen deze voorliefde. Ze
verzamelen primitieve kunst. Op de ten
toonstelling zijn reproducties te zien die
Het architectenechtpaar Aldo en Hannie van Eyck: „Stedenbouw is niet een kwestie van steeds maar weer dingen toevoegen; het is
een kwestie van dingen in elkaar schuiven." foto Emiel van Lint
ook zijn afgebeeld in Strauvens monogra
fie: lendengordels van Zoeloe-kralen-
weefsel uit Zuid-Afrika, aardewerk uit
Peru en Arizona en een schild uit West-
Man in Nieuw-Guinea. Wat deze werken
gemeen hebben is de ritmiek in hun deco
ratie. In kleine variaties zijn obsederende
patronen opgebouwd. Aldo van Eyck:
„De kunstenaars hebben dit ontdekt,
componisten en jazzmuzikanten ook,
maar niet de architecten. Dat is een won
derlijke lacune. Ik zeg: Ze hebben het niet
gezien want ze waren er niet klaar voor."
Volgens hem zijn de problemen van de he
dendaagse woningbouw op te lossen als
architecten meer oog zouden hebben voor
dit beeldende principe. „Stedenbouw is
niet een kwestie van steeds maar weer
dingen toevoegen. Het is een kwestie van
dingen in elkaar schuiven. Huis en ont
sluiting moeten samen worden verzon
nen. Het idee van de ontsluiting zit
opgesloten in het huis. Wonen, werken,
recreatie en verkeer zijn functies die door
elkaar heen lopen. Die moeten niet wor
den gescheiden. Maar architecten hebben
zich totaal van dat idee afgewend."
De expositie The ball I threw bestaat ge
deeltelijk uit voorbeelden die aangeven
wat volgens Aldo en Hannie van Eyck be-
Dagboek ter lering
en vermaak
Hendrickje Spoor
in Atlantis
Essays van
boekenweek
schrijver
Grunberg
Douglas zit niet vast
aan de jazz
Stonerrock van Fu
Manchu
Cd-rubriek: The
Posies, Simple Minds,
Dandy Warhols, Vals
Licht, Chris Carla
Karakter
in de race voor
een Oscar
Wim Wenders
gaat onderuit
Chen Kaige
heeft
tekstbordjes
nódig
Redding voor de
Nederlandse taal
Volwassen
schrijvers missen
gevoelvoor jeugd
Hernieuwde
balangstelling
voor Jopie
Moesman
Garcia Lorca,
martelaar van
Franco