Mensen gooien voor een
auto hun hete leven om
Huissloof brak
door de muren
Peter Otte, in verantwoorde demontage
reportage zaterdag 7 maart 1998 31
rofessional
Poster uit het begin van de jaren twintig: 'Laat electriciteit u behulp
zaam zijn.' foto Gemeentearchief Amsterdam
Hij stelt vast: „Vroeger kwam je uit een
goed of slecht milieu. Dan ging het over
sociale verhoudingen. Tegenwoordig is
milieu iets waar je verantwoord mee moet
omgaan. Over natuur hebben ze het dan.
Alsof natuur nog bestaat." Nee, constateert
Peter Otte (44) uit Goes, de mens is niet
vriendelijk voor het milieu. „De mens is
gewoon de grootste vervuiler. Waar die z'n
voetstappen zet, verdwijnt de natuur.
Hergebruik van grondstoffen doet daar niets
aan af. Hebben ze het over recycling. Alsof
dat iets nieuws is. Woonwagenbewoners
deden dat altijd al."
De vrije natuur, zoals Peter Otte die in z'n
jeugd op de Bevelanden nog kon bele
ven, is niet meer. Maar hij vond wél iets wat
je z'n tweede natuur zou kunnen noemen:
het oude, en inmiddels vertrouwde woon
wagenmilieu. Hij kwam daarin terecht toen
hij huwde met een meisje van het kamp. Het
is alweer bijna een kwart eeuw geleden.
Timmerman was hij toen nog. Op zijn
trouwdag werd hij ontslagen. Want het ging
slecht in de bouw. Als kampbewoner kwam
hij welhaast vanzelfsprekend in de auto-
wrakkenbranche terecht. Booming busi
ness, begreep hij al snel. Wat begon als een
zaakje van slopen en stoken, ontwikkelde
zich tot een onderneming die zoals dat te
genwoordig heet, milieuverantwoord auto's
demonteert. Men werkt er naar normen uit
de burgermaatschappij, maar de eigenheid
van het kamp is gebleven.
„Autowrakken waren een probleem. Geen
mens wist er raad mee. Ging je er een opha
len, dan kreeg je er geld bij. Je sleutelde er
nog wat bruikbare onderdelen uit. En de
rest ging op de stort." De bulk van afge
dankte spullen uit de burgermaatschappij,
die destijds op het kamp terecht kwamen,
liet zich heel wat gemakkelijker verwerken.
Oud ijzer bijvoorbeeld. En bullen natuur
lijk. Daar wist zijn schoonvader wel raad
mee. „Ik zie de juten zakken nog voor me.
Die werden dan op een grote tafel leegge
schud. Wol, nylon, katoen..., dat werd dan
allemaal gesorteerd. Een enkele keer had je
ook wel eens een afgedankte auto. Mijn
schoonvader hakte die dan met de bijl in
stukken." Het was de tijd van gesloop en
bandengestook. Niemand die erom maalde.
Dat werd anders toen de burgermaatschap
pij de welwaart binnenliet, en de verwer
ving van een gemotoriseerd stuk blik tot
heilig levensdoel verhief.
Nederland kwam om in de automobielen.
En als gevolg daarvan liep het ook met de
sloop van die dingen al snel de milieuver
vuilende spuigaten uit. Peter Otte zag al
snel in dat het woonwagenterrein niet de
geëigende plek was om de wassende stroom
afgedankte auto's naar behoren te verwer
ken, en besloot een ordentelijk demontage-
bedrijf te beginnen. Het duurde jaren en
jaren voor de vergunningverlenende in
stanties zich voor zijn idee lieten winnen.
Maar hij kreeg z'n zin. Op het industrieter
rein Eindewege, langs de spoorlijn bij 's-
Heer Arendskerke, floreert nu sinds enkele
jaren het Auto Demontagebedrijf Otte
(ADO), de grootste onderneming in die
soort binnen de provinciegrenzen.
Op de gevel van de bedrijfshal, omgeven
door tweehoog gestapelde autowrakken,
prijkt het keurmerk van Auto Recycling
Nederland, een organisatie die garandeert
dat de aangesloten bedrijven een autowrak
'milieuverantwoord verwerken'. Daar
naast lonkt het kringloop-embleem van de
branche-organisatie Stiba. Men mag er dus
van uitgaan dat geheel volgens de regels van
de bevoegde instanties wordt gewerkt. En
dat gebeurt ook, verzekert Otte. Maar of je
dat nu milieuvriendelijk moet noemen?
Nee, praat je over milieu, dan barst de
maatschappij van de misverstanden. Neem
nou de auto. „Die wordt een vervuiler ge
noemd. Maar het is niet de auto die vervuilt.
Het is de mens die er in rijdt. En moeten die
mensen nu echt allemaal zonodig in een au
to rijden? Er wordt steeds meer ovei'bodige
rommel gemaakt, en gekocht. Maar de troep
die daarvan komt, wil men niet zien. De
schuld wordt maar al te graag in de schoe
nen geschoven van mensen die ervoor
zorgen dat al die troep ook weer wordt op
geruimd. Ja, het sloopterrein op het woon
wagenkamp was grondig vervuild. Maar
het is' niet zo dat wij de grote vervuilers wa
ren. Wie een plek zoekt die pas echt zwaar is
verontreinigd, moet maar eens gaan boren
bij oude vuilnisbelten zoals in Goes en We-
meldinge. Dan zal blijken dat de overheden
en burgers zelf de grootste vervuilers zijn.
Maar daar praat men liever niet over.
Hergebruikt
In drie j aar tij d heeft autodemontagebedrij f
Otte al zo'n vijf duizend auto's verwerkt.
Een computer in het kantoor van de onder
neming heeft dat, en alle bijbehorende
formaliteiten, haarfijn vastgelegd. Onder
tussen blijft de aanvoer van afgedankte mo
torvoertuigen toenemen. „Vrijwel alles van
die auto's wordt hergebruikt: het metaal, de
res tvloeistoff en.van het schuim uit de zit
tingen worden rubberen tegels en matten
gemaakt. De gordels worden gebruikt om er
jonge bomen mee op te binden. De ruiten
kwamen een paar jaar geleden nog op de
stort terecht. Maar ook dat glas wordt nu
hergebruikt. Verder voeren we reparaties
uit. In zo'n afgedankte auto zitten vaak nog
heel wat onderdelen die daarvoor kunnen
worden gebruikt. Er zijn ook auto's bij die
we weer zo goed in orde maken dat jeer weer
voor jaren mee de weg op kan.
Het is al met al geen makkie, het runnen van
zo'n demontagebedrijfPeter Otte krijgt het
er almaar drukker mee. Een hele opoffering
wanneer je als Otte de overtuiging bent toe
gedaan dat een mens niet is geboren om zich
de hele dag uit de naad te werken. „Als je al
leen maar leeft voor je bedrijf, leef je niet
meer", heeft hij zichzelf altijd voorgehou
den. Waarom hij er dan toch, zij het strikt
binnen de ruimbemeten werktijden die hij
ervoor heeft gesteld, energiek mee bezig
blijft? „Om mijn kinderen een toekomst te
geven waarin ze eigen baas kunnen zijn."
En, voegt hij er niet zonder trots aan toe, om
nog iets te bewaren van de leefsfeer uit het
wo onwagenmilieu
„Dit is een familiebedrijf. Het biedt werk
aan mensen die in de burgermaatschappij
geen enkele kans krijgen. Hier heeft een
vreemde geen kans. We werken met een
paar vaste krachten, en wat mensen op in-
valsbasis. Twee van m'n zwagers werken
hier voor zichzelf. Als je binnenloopt, kun je
niet zien wie hier de baas is. Een woonwa
genbewoner werkt niet bij een baas, maar
werkt met anderen samen. Ik ben hier niet
meer dan iemand die met de anderen sa
menwerkt. Je helpt elkaar, en verder werkt
iedereen naar eigen inzicht en kunnen, zo
dat we het met elkaar naar onze zin hebben.
De ouderwetse sloper werkte zoals het hem
uitkwam. Zonder administratieve romp
slomp en verplichtingen. Dat kan nu niet
meer. We voldoen aan de geldende regels,
maar de werksfeer is nog hetzelfde als op
het kamp. Iedereen heeft hier een eigen
plaats. Kom daar maar eens om in de bur
germaatschappij. Daar moet je zelfs als
kind in de creche al om een plaatsje vechten.
En dat kweekt hardheid in de mens."
„In de burgermaatschappij hebben de men
sen lak aan elkaar. Je ziet dat steeds meer.
Als ze iemand met panne langs de weg zien
staan, dan rijden ze gewoon dooi-. Ze ver
trouwen elkaar niet, en hebben niets voor
elkaar over Als je met een bui-ger zaken
doet, moet je dubbel goed opletten. Op het
woonwagenkamp kan ik m'n auto gewoon
open laten staan. Laat ik m'n gereedschap
onbeheerd liggen, dan ligt het er na twee
jaar nog. Je bent er onder elkaar, en dan hoef
je niet bang te zijn dat iemand je belazert.
Doet m'n auto het niet, dan leen ik die van
m'n buurman. Wordt je oud, ziek of gebrek
kig, dan zorgt de familie voor je. Een oud
mens in een bej aardencentrum duwen, dat
doen wij niet."
„Wil je mee in de burgereconomie, dan moet
je je laten opleiden. Maar gaat het slecht in
de branche, dan lig je ei-uit, ook al heb je nog
zoveel geleerd. Ik ben opgeleid tot timmer
man. Al na vijf jaar lag ik er uit. Op het
kamp ben ik gewoon voor mezelf begonnen.
Eerst met de bakfiets afgedankte spullen
ophalen. Dan handel je wat, en zo bouw je
wat op. Af en toe kwam er eens iemand een
auto bi-engen. Op een gegeven moment
kwam er zowat iedere week een auto bin
nen, en zo groeide het door. Uiteindelijk is
daar dit bedrijf uit vooi-tgekomen. We heb
ben nu een omzet van soms wel tien auto's
per dag. Toch was ik ooit timmerman. Zo zie
je, de mens gaat lei-en voor een vak zonder
zijn eigen capaciteiten te kennen. En dat ge
beuld meer en meer.
Warmte
„Het domste dier is de mens. Want hij doet
dingen die niet nodig zijn. We gaan naar de
maan om technische kennis op te doen.
Maar we zijn aan het verleren mens te zijn.
Er zijn maar een paar dingen van belang:
liefde, warmte en verzorging. Meer hebben
we niet nodig. Je kunt beter een vrouw heb
ben dan een auto. Maar vrouwen gaan te
genwoordig het huis uit om voor een auto te
werken. Dan is er geen liefde, warmte en
verzorging meer. Dan denk ik, je kunt die
auto beter weg doen. Maar de mensen zijn er
aan verslaafd. Het is net als met drank en
drugs. De mens weet dat het slecht is, maar
gebruikt het toch. Auto's zijn nog gevaarlij
ker dan drank. Mensen gooien er hun hele
leven voor om. Je kunt ook niet anders, wil
je mee in de economie. Zonder rijbewijs
krijg jé vaak niet eens een baan meer.
„En zo moet je aan steeds meer eisen vol
doen om in de burgereconomie aan werk te
komen. Het begint er mee dat je moet kun
nen lezen en schrijven. Daarna moet je door
blijven leren. Ook wanneer je dat niet kunt,
of wanneer dat niet bij je past. Anders krijg
je geen enkele kans, zelfs al heb je een hart
van goud. Daarom gaat er zoveel mis. De
jeugd gooit zichzelf voor de trein wanneer
het niet lukt een diploma te halen. Maar wat
heb je aan zo'n papiertje wanneer je niet
kunt werken zoals je wil. Wat veel belang
rijker is, is dat je je karakter bewaart. Als je
geen karakter meer kunt tonen, kun je geen
mens meer zijn. Wij, als mensen van het
kamp, werken nog met echte mensen. Geen
mensen die hun doel alleen nog maar kun
nen bereiken door zich beter voor te doen
dan ze zijn. Wat je in de burgermaatschap
pij ziet is dat mensen zich staande proberen
te houden door elkaar te overbluffen. Werkt
dat eens een keer niet, dan zijn ze plotseling
nergens meer. Op mij maken die bluffers
geen indruk. Ik volg gewoon m'n eigen weg.
En ik ben niet van plan me daar van af te la
ten drukken."
Henk Postma
Honderd jaar huisvrouwenleven, 1959: Vrouw in supermarkt.
foto Ruden Riemens
Het rijk van een vrouw was tot eind jaren vijftig binnen de muren
van het huis. Daar had zij haar handen vol aan het verzorgen van
de kinderen en het huishouden. Het huishouden en de huisvrouw
hebben tegenwoordig een andere betekenis gekregen. Steeds meer
vrouwen werken buitenhuis en doen de huishouding erbij.
Peter Otte: „Er wordt steeds meer overbodige rommel gemaakt en gekocht. De troep die daarvan komt, wil men niet zien."
Honderd jaar
huisvrouw
In het Amsterdams Historisch
Museum is vanaf zondag de ten
toonstelling Beroep Huisvrouw
1898-1998,100 jaar huisvrouwen
leven in de grote stad te zien. Fo
to's, filmfragmenten en documen
ten geven weer hoe de taak van de
huisvrouw in de laatste eeuw is
veranderd.
In 1898 werd in Den Haag de na
tionale tentoonstelling Vrouwen
arbeid gehouden. Voor het eerst
kreeg een groot publiek te zien op
welke terreinen de vrouwen in de
maatschappij buitenshuis werk
zaam waren. Dat dit evenement -
het markeerde het begin van de
emancipatiebeweging in Neder
land - precies een eeuw geleden
plaatshad, was voor het Amster
dams Historisch Museum de aan
leiding om de tentoonstelling te
houden. Bij de expositie gaat het
om vrouwenarbeid die zich vooral
binnenshuis afspeelde en de ver
anderingen die de taken van de
huisvrouw in ongeveer een eeuw
hebben ondergaan.
Techniek
De tentoonstelling is opgezet rond
vier tijdschema's die een eigen
tij dsbeeld weergeven. In het eerste
deel ligt de nadruk op de verschil
len tussen de standen rond 1900.
Moeders en dochters van arbei
dersgezinnen werkten in rijke en
deftige huishoudens om'zo het ge
zinsinkomen aan te vullen. Aan de
hand van onder meer een poppen
huis en huishoudelijke attributen
wordt verteld hoe het is om in ver
schillende omstandigheden een
huishouden te voeren.
In de jaren twintig en dertig
kregen steeds meer huizen aan
sluiting op licht, gas en elektra.
Gasfornuizen, stofzuigers en
strijkijzers kwamen op de markt
■en hadden invloed op de huishou
delijke arbeid. Van deze techni
sche hulpmiddelen is op de ten
toonstelling een ruim overzicht te
zien.
Zuinigheid en beslotenheid over
heersten het beeld van het gezins
leven in de jaren vijftig. Het gezin
was de hoeksteen van de samenle
ving en de moeder was het hard
werkende centrale punt hiervan.
Negentig procent van de vrouwen
was huisvrouw. In de jaren zestig
bleven gehuwde vrouwen steeds
vaker werken na hun huwelijk,
maar als er kinderen kwamen,
werden de meesten alsnog full-ti-
me huisvrouw. Een huiskamerscè
ne, foto's en voor die tijd typische
documenten brengen deze tijd
weer tot leven.
De tentoonstelling eindigt met een
beeld van de verschillende soorten
samenlevingsvormen en huishou
dens die er tegenwoordig te vinden
zijn. Veel vrouwen werken nu full
time buitenshuis, waardoor ook
andere leden van het gezin huis
houdelijke taken moeten verrich
ten. GPD
De tentoonstelling Beroep Huisvrouw
1898-1998,100jaar huisvrouwenleven
in een grote stad is vanaf zondag tot en
met 16 augustus te zien in het Amster
dams Historisch Museum aan de Kal-
verstraat. Openingstijden: maandag
tot en met vrijdag van tien tot vijf uur
en zaterdag en zondag van elf tot vijf
uur.
Beeld op de expositie Beroep huisvrouw, 1898-1998: Vrouw in huis-
houdknip, 1957.
|DS DIENSTgODB u in DBN stbbk iaai