Duitsers roofden twee Leidse kunstcollecties PZC Lakenhal wilde blijven pronken met joods bezit kunst cultuur 24 vrijdag 30 januari 1998 die hun waardevolle bezit medio 1939 in De Lakenhal veilig hadden willen stellen voor de nazi's. De Lakenhal hield op instigatie van Dr. H. Schneider, die bevriend was met directeur E. Pelinck van De Lakenhal en aan het hoofd stond van het Rijksbureau voor Kunsthistorische en Ikonografische Do cumentatie, ondanks smeekbeden van de bruikleengevers om teruggave van hun collectie vast aan de contractueel afge sproken termijn van één jaar bruikleen. En leverde de schilderijen daarmee onge merkt uit aan de bezetter. Net als de col lectie Goudstikker verviel de verzameling van Larsen-Menzel na de oorlog groten deels aan de staat. Van de collectie Jaffé zijn nog steeds zo'n negentwintig mees terwerken spoorloos. Naftaniel: „De La kenhal heeft zo lang mogelijk willen pronken met deze collecties. Van die hou ding zijn de joodse eigenaars de dupe ge worden." In haar artikel 'Recuperatie in Nederland 1945-1996', schrijft Jopsephine Leistra: 'De eerste officiële Duitse koper die op de Nederlandse kunstmarkt verscheen, was Kajetan Mühlmann, protégé van Seyss- Inquart. Eén dag na de Nederlandse capi tulatie arriveerde hij in Den Haag, waar hij de Dienststelle Mühlmann vestigde. Met uitoefening van de nodige dwang kocht zijn bureau, meestal voor belache lijk lage prijzen, kunst van joden en niet- joden. Veel schilderijen die hij zo bemach tigde werden doorverkocht aan Hitier, Heinrich Hoffmann en Hermann Goe- ring.' Als één van de collecties die meteen Mühlmanns aandacht trok, noemt Lei stra in haar artikel de schilderij en verza meling van Dr. Alfons Jaffé. Aanwinst Na de Kristallnacht in Berlijn wisten de meeste j oden in Duitsland wel welke kant het zou opgaan met het nazi-regime. Ze vreesden niet alleen voor hun leven maar zagen ook dat de bruinhemden het niet zo nauw namen met het mijn en dijn. Op 17 februari 1939 werd deheerE. Pelinck, di recteur van het Stedelijk Museum De La kenhal in Leiden, door dr. H. Schneider uitgenodigd om even bij hem langs te ko men in Den Haag aangezien hij hem iets wilde vertellen over 'een voor De Laken hal zeer aangename tijdelijke aanwinst.' Die 'aanwinst' was de waardevolle schil derijencollectie van de 'hoogbejaarde Dr. Alphons Jaffé üit Berlijn, die zijn bezit voorlopig veilig wilde stellen in Holland- .Zijn keuze was allereerst gevallen op het Rijksmuseum maar daar was geen plaats. De Lakenhal leek een goed alternatief. Op 6 maart 1939 werden de schilderijen door de firma Vetter vanuit Berlijn ge transporteerd naar Leiden. Schneider schreef Pelinck op die datum: 'Laten wij hopen dat alles goed gaat. Mochten er eventueel kleine onkosten op komen, dan kunt u die, naar ik meen, gerust voor schieten, want de man heeft relaties ge noeg in Nederland en Engeland die sol vente betalers zijn. Voor de Hollandse douane kunt u met een gerust geweten de verklaring afgeven dat de zending naar uw weten moet bevatten 78 schilderijen van oude meesters, alle ouder dan 100 jaar.' Uit het bruikleencontract dat Pelinck en Jaffé hebben opgesteld, blijkt dat het bij dit bruikleen ging om werken van W. Calff, Q. Brekelenkam, Ferdinand Bol, Albert Cuyp, Adam Elsheimer, Jan van Goyen, Judith Leyster, Adriaan van Osta- de, Peter Paul Rubens, Salomon Ruys- dael, David. Teniers, Tiepolo, Willem van der Velde en nog wat van die grote namen. De zending kwam veilig aan in De Laken hal, waar de collectie in 1939 werd ten toongesteld. Bedankje Jaffé bedankte Pelinck in een brief van 22 april 1939 voor 'de grote zorgvuldigheid waarmee (hij) deze gelegenheid heeft aangepakt'. Maar in juli begon de Berlijn- se kunstverzamelaar, die naar Londen was gevlucht, te vrezen voor een Duitse inval in Nederland en wilde hij zijn col lectie verkopen. Dr. Schneider was het daarmee niet eens. Hij schreef op 5 juli 1939 aan Pelinck: 'Uit principieel oog punt zou ik het onjuist 'vinden, indien u ziph zou laten vermurwen en voor 1 Maart 19,4 01 pepjafbrokkeling van dit bruikleen zou toestaan, ,Dg man kan zich best zoo lang redden zonder zijn schilderijen te verkoopen.' Op 15 januari 1940 gaf Jaffé wederom te De Goudstikker-affaire, de Koenigseollectie, het joodse goud, het opduiken van het Liro-archief, de vernietiging van de crediteurenadministratie van de Deutsche Revisions- und Treuhand AG. Het lijkt wel alsof de emotionele schade die de oorlog in joodse kringen heeft veroorzaakt, wat begint weg te ebben en nu de materiële schade aan de beurt komt. Of om op Bertolt Brechts credo te variëren: Zuerst das Leid und dann die Materie. In het Stedelijk Museum De Lakenhal in Leiden is de materiële schade voor Dr. Alfons Jaffé en de weduwe Larsen-Menzel, twee joodse bruikleengevers, aanzienlijk geweest. Hun waardevolle collecties zeventiende-eeuwse meesterwerken werden daar tijdens de bezetting brutaalweg door de bezetter geroofd. De dood van Procris van Adam Elsheimer: een van de verdwenen schilderijen die in het privé-bezit Van Hitier terecht waren gekomen. De kunstroof in De Lakenhal doet wat de weelderige buit betreft denken aan de Goudstikker-zaak. De roof werd, volgens Ronnie Naftaniël van het Cen trum voor Informatie en Documentatie over Israël (CIDI), in de hand gewerkt door „een te hebberige houding van het Leidse museum De Lakenhal." In 1941 confisceerde de Dienststelle Mühlmann in dit museum zo'n honderd 17e-eeuwse schilderijen van twee joodse bruikleenge vers. Het ging om de collectie van Dr. Alf ons Jaffé uit Berlijn en die van de weduwe Susanne Larsen-Menzel uit Wassenaar, van J an der Meer van Haarlem'Rustende soldaten' van de Vlaamsche School, 'Keu keninterieur' van Willem Calff, 'School' van Adriaan van Östade, 'Vissers aan de zeekust' van Vernet, twee berglandschap pen van Roland Saverij, 'Landschap met twee molens' van Jan van Kessel, 'Man met pijp in rechterhand' van Q. Brekelen kam, 'Boslandschap met water en brug' kennen dat hij zijn collectie of een gedeel te daarvan naar Londen wilde laten over komen. Schneider, reageerde negatief en het Pelinck weten dat de termijn van één jaar bruikleen 'binnenkort afgelopen zou zijn' en dat hij het van belang achtte 'alles zoo lang mogelijk in Leiden te houden.' Toch kreeg Jaffé, die zijn oren volgens Schneider teveel liet hangen naar zijn 'bibberende land- en rasgenooten' in Londen, gedeeltelijk zijn zin. In februari 1940 werden er twee schilderij en van Jaf fé verkocht aan kunsthandel De Boer in Amsterdam. Op 5 maart 1940 werden er op last van Jaffé twenty antique pictures opgehaald in De Lakenhal en door de fir ma De Gruijter Co ter veiling gebracht. Jaffé deed vervolgens nog een poging om een tiental waardevolle schilderijen weg seren en terug te halen. Zes van die schil derij en waren in het particuliere bezit van Adolf Hitler terecht gekomen, te weten: 'Kerkinterieur' van Em. de Witte, 'De dood van Procris' en 'Latona en de boe ren' van Adam Elsheimer, 'Zelfportret met vanitas' van Gerard Terborch, 'Berg landschap' van Henri met de Bles en 'Ver liefd paar' van Jacob van Loo. De rest kwam terug mt het bezit van Heinrich Hoffmann, Hitlers trawant in het kwaad, 'Stadsgezicht' van Meerhout, 'Dood ge vogelte op een tafelblad' van Leliënberg, 'Mansportret en face' van Hendrik Pot, 'Stilleven' van Belogue, 'Stilleven met dode haas' van Jan Fijt, 'Jongen met hoed' en 'Schepen bij hevige storm' van Albert Cuyp, 'Landschap met oogstende boeren' van Lucas van Uden, 'Landschap met herders' van Zuccarelli, 'Feestmaaltijd van dames' van Abraham Bosse en nog enkele andere zeventiende-eeuwse mees- terwerken. Jozef Schaub, de persoonlijke adjudant van Hitier, werd door de geallieerden na de oorlog in Berlijn: ondervraagd over zes verdwenen schilderijen uit de Jaffé-col lectie. Hij verklaarde dat hij de 'Jongen met hoed' van Albert Cuyp en het werk te krijgen, maar die werden bij de Gruyter Co onderschept door de Dienststelle Mühlmann. De overblijvende 46 schilderijen van Jaffé bleven in De Lakenhal, maar niet voor lang. Op 30 januari 1941 moest Pelinck het restant van de collec tie aanmelden bij Mr. J.K. van der Haagen van het Departement van O. K. en W. De verzameling was immers al tentoongesteld en de bespreking ervan had a.1 in vele kranten gestaan. Na deze aan melding verscheen de Dienststel le Mühlmann op het toneel en werden de resterende schilderijen opgehaald en doorverkocht naar de collecties van Hitler, Hoffmann en Goering. Na de oorlog stelde Jaffé zich in verbinding met de Stichting Ne derlands Kunstbezit (SNK), de instelling die was belast met het. opsporen van door de Duitsers ge roofde kunstwerken. Om zijn schilderijen terug te krijgen, moest hij een aantal 'interne aan gifte-formulieren' invullen, waarop de naam van de schilder en de afbeelding van het gestolen schilderij dienden te worden ver meld. De Stichting slaagde erin een twintigtal schilderijen te locali- Collage van een aantal geroofde doeken uit de Jaffé-collectie. en uit dat van Jozef Schaub, Hitiers per soonlijke adjudant. Tal van schilderijen uit de Jaffé-collectie zijn tot op heden nog spoorloos. Het gaat om de volgende doeken: 'Duinlandschap' van Simon de Vlieger, 'Heuvellandschap met dorp' van Hans Bol, 'De goudweger' van Jan Olis, 'Dobbelende soldaten voor een schouw' van Palamedesz, 'Lierman met luit' van David Teniers de Oude, van Palamedesz cadeau had gekregen van Hitier. De twee werken hingen in zijn huis in Kitzbühel, dat in 1945 werd geplun derd. Waar de doeken gebleven waren, wist hij niet. Het Nederlands Beheers Instituut (NBI) schreef op 28 januari 1947 dat er in het geval van Jaffé spra ke was geweest van simpele roof, zonder dat er enige financiële transactie had plaatsgevonden. Maar het NBI had het bij het ver keerde eind. De Duitsers stortten bij de Deutsche Revisions- und Treuhand A G.de firma waarvan het archief in 19 91 door het minis terie van Financiën is vernietigd, 55.109 gulden en 2 7 cent om de ge dwongen verkoop een legaal aan zien te geven. De Stichting Nederlands Kunst bezit maakte in 1950 een contract op waarbij werd bepaald dat van de 51 schilderijen die door de Dienststelle Mühlmann in beslag werden genomen er 22 schilderij en waren terugbezorgd aan Jaffé. In werkelijkheid werden er ze venenvijftig kunstwerken g'econ- fisceerd. Waar die zes andere kunstwerken zijn gebleven, waaronder twee werken van De Amini, een van Jan Fijt, een rond paneeltje van Sciavone en twee Tobias en de engel van Adam Elsheimer....nog steeds vermist.... beeldhouwwerken van J. de Wit, weet geen hond'. Om er zeker van te zijn dat zijn deel in het roofsucces niet over het hoofd zou worden gezien, maakte Kajetan Mühlmann een prachtig fotoboek, getiteld: 'Keuze van aanwinsten van december 1940 tot maart 1941'. Het bevatte foto's van een zending schilderijen die naar de Führer was ge stuurd. Het album was bedoeld als een ca deau van een loyale dienaar. Later zou Mühlmann het betreuren dat hij dit foto boek had samengesteld. Nadat hij door de geallieerden gevangen was genomen, zo leert ons het boek 'The jackdaw of Linz', verklaarde Mühlmann dat zijn Dienststelle een wettige organi satie was geweest die op een eerlijke ma nier kunst had proberen te kopen. Hij ont kende halsstarrig dat hij ook maar één schilderij hadgeconfisceerd. Maar het al bum dat hij voor Hitler had gemaakt werd hem noodlottig. Het werd aangetroffen in de privé-bibliotheek van de Führer, er gens cüep weggestopt in een zoutmijn in Alt Aussee. Het bevatte details van tien schilderijen die waren geconfisceerd uit de verzameling van Frans Lugt in Den Haag, schilderijen waarvoor Lugt geen Pfennig had ontvangen. Maar fatalervoor Mühlmann was eenfoto van een 'Berglandschap' vanHenrimet de Bles, een schilderij dat deel had uitge maakt van de Jaffé-collectie. Voor zijn ge vangenneming had Mühlmann geschre ven: 'D e Jaff é-collectie is vier j aar geleden vanuit Berlijn deels naar Holland, deels naar Londen, overgebracht. De joodse ei genaar verblijft in Londen. Het deel van de collectie dat in Holland bleef, werd op geslagen in De Lakenhal in- Leiden en werd daar door ons in beslag genomen.' Ten overstaan van dit bewijs ging Mühl mann tijdens het verhoor door de knieën. Larsen-Menzel Ook de collectie van Susanne Larsen- Menzel, de weduwe van Hans Ludwig Larsen, die in Wassenaar een zeer rijke staat had gevoerd in een optrekje aan de Van der Doeslaan en in villa De Klip aan de Wassenaarseslag, werd in het Leidse Stedelijk Museum De Lakenhal door de Duitsers in beslag genomen als joods 'vij andelijk vermogen'. In september 1939 gaf de weduwe haar waardevolle collectie van 32 zeventien de-eeuwse'meesterwerken in bruikleen aan dit museum. Zij werd vertegenwoor digd door een aantal executeurs-testa mentair die tesamen met directeur E. Pe linck een bruikleencontract opstelden, waarvan één van de voorwaarden als volgt luidde: 'De aansprakelijkheid (van het museum, red.) begint niet eerder dan dat de schilderijen en beeldhouwwerk in de localiteiten van het museum zijn afge leverd en in ontvangst genomen. Zij ein digt zodra ze ten vervoer zijn afgegeven. De Commissie is nimmer aansprakelijk voor toeval.' In september 1943 werd mi'. M.H. Fransen aangesteld als beheerder van deze joodse collectie. Hij bracht de schilderijen ter veiling bij Van Marie en Bignell in Den Haag. Maar voor hij dat deed, maakte Dr. Erhard Göpel, de chef-inkoper voor Hit- Iers museum in Linz, een ruime keuze. Hij nam twaalf prachtige schilderijen, in die tijd geschat op een waarde van ca. 130.000 gulden, mee. Daaronder bevonden zich werken van Jan Pieter Breughel, Cornells Engebrechtsz, Jan van Goyen, Dirk Hals, Jan de Heem en Adriaan van de Velde. De overige twintig werken, waaronder schil derij en van Gerard Dou, Lucas Raven- steij n, Adam Elsheimer en vele andere be kende schilders, werden bij Van Marle en Bignell geveild. Toestemming De weduwe Larsen-Menzel was op 4 ok tober 1939 samen met haar twee kinderen vertrokken naar Beverley Hills in Califor nia. Na de oorlog eisten de executeurs- testamentair voor haar de door de Stich ting Nederlands Kunstbezit teruggevoer de schilderijen op. Kennelijk moeten de weduwe of haar gemachtigden in 1943 toestemming hebben gegegeven voor de veiling bij Van Marle en Bignell en de transactie van Göpel. Göpel betaalde 75.000 gulden voor de schilderijen die hij meenam en de veiling bij Van Marle en Bignell bracht 10.055,50 gulden op. Tesa men een bedrag van 85.055,50 'gulden. De Stichting Nederlands Kunstbezit wist een groot aantal schilderijen uit de collec tie Larsen-Menzel terug te halen in Ne derland en eiste de 85.055,50 gulden op alvorens zij tot teruggave zou overgaan, zo schreef men aan de executeurs-testa mentair. Dat bedrag kon de familie Lar sen niet opbrengen. Met uitzondering van 5 werken, die nog steeds vermist zijn (waaronder 'Tobias en de Engel' van Adam Elsheimer en 'Suzanna en de ou derlingen' van Anthonie van Dijck) ver viel de gehele collectie daarna aan de staat. Die dus dankzij de pressie van de bezetter de Nederlandse musea kon ver rijken met enkele prachtige werken van zeventiende-eeuwse meesters. De conclusie van dit hele verhaal is dat de overheid zwaar profijt heeft getrokken van joden die, met het pistool op de borst, hun waardevolle collectie schilderijen moesten verkopen aan de bezetter. Bekaaid In de notulen van 20 oktober 1947, ge maakt tijdens een vergadering van de Commissie van de Lakenhal, vroeg de voorzitter hoe het stond met het aandeel van het museum in de teruggevoerde kunstschatten. De Stichting Nederlands Kunst-bezit had inmiddels tal van wer ken waarvan de eigenaars niet konden worden opgespoord verdeeld onder de Nederlandse musea. Pelinck was niet erg tevreden. Hij deelde mee 'dat het museum er bekaaid is afgekomen, aangezien van de toegewezen stukken de beste door de rechthebben zijn opgeëist.' Een wat wrange opmerking zo net na de oorlog. Uit de gehele handelwijze van de Stich ting Nederlands Kunstbezit en ook uit het gedrag van de museumdirecteuren vlak na de oorlog, stijgt een onwelriekende geur op. Het zou misschien nuttig zijn om de gang van zaken destijds nog eens goed tegen het licht te houden. Een feit is dat er door cle Stichting Nederlands Kunsbezit na de eerste golf van teruggaven niet erg naarstig meer naar de eigenaars van het ï'estant is gezocht. Cees van Hoore Met dank aan Jaap van Doom en Maarten van Rijn, Ministerie van Justitie, Ministerie van Fi nanciën, Algemeen Rijksarchief, RIOD en Ge meentearchief Leiden-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1998 | | pagina 24