Omdat de vijand
niet kan schaatsen
Met jou, Noach, wil ik een afspraak maken
PZC
Lobo Antunes
leeft in het heden
Speerstra
verhaalt
van het ijs
kunst cultuur
19
jeugdboek
vrijdag 30 januari 1998
Er bestaan ook schrijvers die
blij zijn dat zij de Nobel
prijs voor literatuur niet heb
ben gekregen. Een van hen
moet de Portugees Antonio Lo
bo Antunes zijn. Al jarenlang
geldt hij als een van de belang
rijkste kandidaten voor de on
derscheiding. Internationaal is
zijn naam met eerbied omge
ven, vooral in Duitsland en
Frankrijk staat zijn werk in
hoog aanzien.
--%•
.1 A
Antonio Lobo Antunes
Lobo Antunes: „Thuis in Lis
sabon heb ik mijn werk al
tijd gewoon kunnen doen. Nie
mand viel mij lastig. Ik schreef
mijn boeken. Totdat de literaire
roem kwam. Ik ben daar heel
blij mee, u moet mij niet ver
keerd begrijpen, maar buiten
landse journalisten lieten mij
sindsdien niet meer met rust.
Eigenlijk vertrouwt hij de plot
selinge literaire roem niet zo.
„Vroeger zei men tegen mij:
jouw boeken zijn zo moeilijk.
Heden en verleden lopen altijd
door elkaar, ik kan er geen touw
aan vastknopen. Als iedereen
ze nu opeens prachtig vindt dan
heb ik mijn twijfels. Belangrij
ke schrijvers zijn hun tijd altijd
vooruit, heb ik begrepen." Hij
zegt het wat prevelend, in zich
zelf gekeerd, zoals dove men
sen in de communicatie vaak
indirect zijn. En doof is de
schrijven Hij verloor zijn ge
hoor aan een kant compleet, tij
dens de Portugese koloniale
oorlogen in Angola.
De verschrikkingen van de oor
log spelen een prominente rol in
het werk van Lobo Antunes. In
De judaskus staan de wreedhe
den en de herinneringen aan
deze zinloze oorlog, waar de
schrijver als chirurg aan mee
deed, centraal. Ook in Het
handboek van de inquisiteurs,
dat zojuist in Nederland is ver
schenen, zijn de koloniale oor
logen op de achtergrond aan
wezig. Want ook na de Anjerre
volutie (1974) blijftde herinne
ring aan het geweld de samen
leving beheersen.
„Zeg maar de hele generatie,
die nu tussen de veertig en zes
tig is, heeft in de koloniën ge
vochten. Die leeft nog steeds
met wat zij toen hebben gezien.
Dat waren gruwelen waarbij
vergeleken literaire roem volle
dig onbelangrijk wordt. Van
mijn bataljon, zo'n 650 man,
zijn er 150 gesneuveld. Wat be
hoorlijk veel is. Als je daar een
maal bij bent geweest, weet je
wel waar het echt om gaat in
het leven."
Het handboek van de inquisi
teurs is een aanvankelijk duis
tere vertelling met vele perso
nages. Centraal staat een klei
ne potentaat, die bescherming
geniet van Salazar, de dictator
die Portugal decennia lang in
een feodale en fascistische
staat heeft gehouden.
Na de Anjerrevolutie verdwijnt
hij in een tehuis voor oude se
niele mannen, maar wat hij
aangericht heeft verdwijnt niet
zo makkelijk. Het zijn de leven
de herinneringen van zijn
slachtoffers (een mislukte
zoon, een onechte dochter,
dienstmeiden, portiei's) die het
verhaal opbouwen. Heden en
verleden lopen daarbij geheel
door elkaar. Stijl en compositie
herinneren aan het werk van de
Amerikaanse schrijver William
Faulkner.
Het boek is heel deprimerend
Was dat ook zijn bedoeling?
Antonio Lobo Antunes, behal
ve schrijver ook werkzaam als
psychiater: „Dat verschilt
steeds weer per boekDit is ont
staan naar aanleiding van ver
halen die ik van een mijn broers
hoorde. Over een oude man die
achter jonge meiden aanzat.
Die man had een zin: 'Ik doe al
les wat zij willen, maar hou al
tijd mijn hoed daarbij op, zodat
zij weten wie de baas is'. En
daarmee is deze roman begon
nen. Die zin heeft lang in mijn
hoofd gezeten, langzaam ont
stond toen de rest."
Het handboek van de inquisi
teurs gaat in feite over de ver
woestende werking die macht
kan hebben op menselijke rela
ties. Maar over bedoelingen en
de techniek van zijn werk praat
hij niet graag. Bescheidenheid
past de schrijver, vindt hij.
Over zijn doorwrochte, inge
wikkelde verteltechniek, vol
ongrammaticale zinnen en
dooreenlopen van tijd, is hij
verrassend nuchter. „Die tech
niek is ontstaan omdat ik pro
blemen moest oplossen en om
zeilen waar ik niet uitkwam.
Tijd was voor mij altijd het be
langrijkste probleem, totdat ik
ontdekte dat verleden en toe
komst niet bestaan, maar dat er
alleen maar een groot, omvat
tend heden is."
„Men denkt altijd dat schrij
vers ook intellectuelen zijn,
maar dat geldt slechts voor uit
zonderlijke schrijvers als Goe
the en Eliot. Ik ben maar kun
stenaar. De helft van mijn werk
komt buiten mijn wil tot stand.
Maar hoe zij ontstaan: ik weet
het niet. Je weet nooit waar je
fantasie vandaan komt."
Jan-Hendrik Bakker
Antonio Lobo Antunes: Het hand
boek van inquisiteurs - uitgeverij
Ambo, vertaling Harrie hemmens,
f39,90.
De judaskus verscheen in 1991 bij
uitgeverij Amber.
Hylke Speerstra kent in Friesland de plekjes waar je over één nacht ijs kunt gaan.
Friesland als het vriest is
'het land waar vreemde
wetten gelden'. Bij de
hardrijderijen moet je als vent
goed op 'je opwinding' letten,
want als die bevriest, kun je de
afgrijselijke 'klemziekte'
krijgen en die heeft al meer
dan één grote kerel geveld. Je
kunt je op het ijs 'in één dag
verknoeien', zodat je de rest
van je leven fysiek geen cent
meer waard bent. Maar je
kunt er ook kinderen op
verwekken, op een stil stukje
zijvaart en met een beetje
goede wil trouw je in de
meimaand.
Er is al veel over de ijsgekte die
ons Nederlanders bevangt zo
dra het water hard wordt en,
natuurlijk, de Elfstedentocht ge
schreven. Maar het zojuist ver
schenen boek De koude erfenis.
Verhalen van het ijs van Hylke
Speerstra biedt om de één of ande
re reden meer. Speerstra, die zelf
meermalen de Elfstedentocht reed
en geheime plekjes kent waar je
echt al na één nacht ijs overheen
kunt, vertelt de beste verhalen,
anekdotes en koude kunstjes, die
ooit op het Friese ijs zijn uitge
haald. Het is één prachtige lofrede
op de winterwille', het plezier aan
de winter.
Bijna terloops verbindt hij aan
zijn eigen belevenissen tijdens de
Elfstedentocht van 4 j anuari 19 9 7
als hij weer ergens langs een plekje
komt dat hij zelf nog vaij. vroeger
kent of anders wel uit de overleve
ring, het ene na het andere ver
haal. Telkens als er weer een stuk
je tocht is verreden, kijkt
Speerstra terug op het rijke ijsle-
ven van zijn provincie.
Schijttonnetjes
Speerstra heeft nog mensen ge
kend die de dooi konden voorspel
len, zoals schipper Jelmer Palma
van het motorscheepje Lastdra
ger, die al jaren 'niets anders laad
de en loste dan verhalen'. Uit de
mond van Palma tekent Speerstra
op: „Maar ik kwam onder het dorp
Deinum bovenwinds een praam,
met schijttonnetjes tegen en rook
de stront een half uur later nóg.
Nou, de boer weet ook wel dat dat
een teken van dooi is." Speerstra
kent ook mensen die feilloos 'veul'
winter weten te voorspellen, zoals
zijn buurman Evert Prins, die hij
met een kleinood aan zinnen zo
neerzet: „Evert Prins had bijna
negentig jaar lang op het weer ge
let. Hij schouwde de luchten,
vooral toen hij nog niet zo voor
overgebogen liep.
Schaatsen was eeuwenlang voor
de Friezen een 'verlossing' uit de
houdgreep van het nog ongetemde
water. Of, zoals de bejaarde Bouke
deVries - zeven Elfstedenkruisjes
- het eens aan Speerstra uitlegde:
„Onze voorouders moesten op die
rotterpen door de tijd zien te ko
men. Je had nog geen hoge dijken
en waterschappen, de hoge vloe
den joegen het volk op de droge
hoogten en daar konden ze meest
al niet zonder holle boomstam
vanaf komen. Dan raak je op den
duur op elkaar uitgekeken. Maar
gelukkig konden ze in die tijd nog
rekenen op een strenge winter. Zo
dra het ijs kon houden, werd er van
terp tot terp geschaatst. Op koei-
enbotten. Dan kwamen 's avonds
de sterke verhalen los en kregen de
jongelui van verschillende terpen
verkering met elkaar."
IJs heeft Friesland op die manier
niet alleen voor inteelt behoed,
ook in oorlogstijd had het zijn
functie. „Het ijs moet", zei schip
per Palma eens, „zelfs in de
wreedste van alle grote winters,
onze wapenbroeder blijven. Om
dat de vijand niet kan schaatsen,
en wij wel!" Waarna de onderdui
kers, die bij de ouders van
Speerstra zaten, die avond met de
schaatsen onder gingen slapen.
„Nu voelden ze zich even onge
naakbaar als schipper Jelmer Pal
ma..."
Oorlog, het woord valt ook als het
om de historie van de veelal moor
dende Elfstedentochten gaat en
waarover Speerstra of anders wel
één van zijn vele gespreksgenoten
prachtig kan vertellen, zoals: „Ik
heb eens iemand de berm in zien
kruipen. Daar wilde hij doodgaan.
De man deed hetzelfde als een kat
die z'n end voelt naderen en stie
kem op een onvindbare plaats wil
doodgaan. Zoiets gebeurt alleen in
Elfstedentochten en andere soor
ten van oorlog."
De ferteller
De koude erfenis is naast alle
fraaie en soms sterke verhalen ook
een liefdevolle beschrijving van
het Friese landschap in de kou,
van de kleuren die de winterzon
tevoorschijn kan toveren, van ta
fereeltjes in de 'ijsherbergen' waai
de jeugd met de schaatsen onder
de polka danste, van de 'karavaan
van melksleden', waarmee 's win
ters de melk bij de boeren werd op
gehaald, en van de knecht van
foto Niels Westra
'strontschipper' Tinus van Stijn
dié op een reis met 'weke stalmest'
op de Morra de verdronken klok
ken van het Odulphus-klooster
hoorde.
Hylke Speerstra, ex-hoofdredac
teur van het 'Weekblad Schutte-
vaer', vanhet 'Agrarisch Dagblad'
en tenslotte van de 'Leeuwarder
Courant', werd vorig jaar mei bij
zijn pensionering geëerd met een
boekje onder de naam 'De fertel
ler'. En dat is hij, een gepassio
neerd en vaak ook humoristisch
verteller, zoals al eerder bleek uit
onder andere 'De laatste echte
schippers' en, in het Fries, 'Op re
dens oer' (op schaatsen over). Hij
kan bovendien, vaak in maar een
paar zinnen, een sfeerbeeld oproe
pen dat bijna tastbaar is. Als hij
aan het eind van De koude erfenis
treurt om de veranderingen in het
landschap rondom zijn ouderlijke
boerderij, schrijft hij: „De vaart
was smal geworden, er lag een
dam, de grindweg was omgelegd,
verbreed en geasfalteerd. Van de
Bloedvaart tot Boedapest lag alles
in asfalt. De boerderij stond niet
meer aan het eind van de wereld."
Collega journalist/schrijver Geert
Mak ('Hoe God verdween uit Jor-
werd') schreef in het vorig jaar
verschenen gelegenheidsboekje
dat Speerstra 'alles in zich heeft
om uit te groeien tot de Konstantin
Paustovski van het Noorden'. Is er
een mooier compliment denk
baar?
Aly Knol
Hylke Speerstra: De koude erfenis.
Verhalen van het ijs - Uitgeverij Con
tact, 272 blz., f 34,90. Vanaf 3 februari
in de ivinkels
van Noach haar getekende overzichten
met dierparen in pseudo-wetenschap-
pelijke categorieën. Zoals men lang
voordat biologie een wetenschap werd
het dierenrijk indeelde op uiterlijke
kenmerken, zo zet zij (voor Noachs ge
mak waarschijnlijk) de giraf, de dro
medaris en de struisvogel bij elkaar als
aparte soort; en elders reptielen, vogels
en zoogdieren met als enig gemeen
schappelijke kenmerk een gespikkelde
huid. Interessant is het bijna terloopse
antwoord dat in enkele prenten te vin
den valt op de vraag hoe het mythische
wezens als de centaur (met het boven
lijf van een man), de eenhoorn (paard
met een hoorn op het hoofd) en de sater
(mannetje met horentjes en bokkenpo-
ten) is vergaan. Ze zouden het, onver
mogend zich voort te planten, ook zon
der die wolkbreuk van veertig dagen en
nachten niet gered hebben.
Kluizenaar
De stelligheid van de bijbelse verteller
over de tragische afloop voor wie niet
tot Noachs familie behoorde, is altijd
reden geweest gewillig aan te nemen
dat werkelijk ieder ander door het wa
ter verzwolgen was. Nicholas Allan
echter vertelt en tekent in zijn prenten
boekje In Vredesnaam! over een kluize
naar die het er hoog en droog op een ei
landje zonder mensen en dieren goed
had afgebracht. Totdat hij op een dag
bezoek kreeg van een duif, is het er al
tijd stil, netjes en rustig geweest. De
aanwezigheid van het beest irriteert
hem al gauw zo hevig, dat hij machte
loos voorstelt zijn eiland dan maar te
delen: „Dan nemen we ieder de helft",
zei hij. Dat deden ze. En het ging goed.
Een poosje tenminste.
Van Nicholas Allan verschenen eerder
Hemeltje lief (over een zwerfhondje dat
de hemel op aarde vindt) en Geen stille
nacht waarin een herbergier tijdens de
kerstnacht steeds maar niet aan slapen
toekomt. In allebei die boekjes was al te
zien dat hij met twee linkerhanden een
potlood vasthoudt, maar een aardig
handje van verhalen vertellen heeft.
Ook In vredesnaam is stoethaspelig ge
tekend. En ook nu weer mag het ver
haal er zijn, want de duif is die ene be
roemde, die door Noach was losgelaten
illustraties Lisbeth Zwerger
om te zien of het water al van de aarde
weg was: „Samen delen met een vriend
is het leukste wat er is", zei de vogel.
„Daarom ben ik de anderen gaan ha
len." „De anderen?", vroeg de kluize
naar. „Ja, de anderen...", zei de duif.
Een streepje nog simpeler dan dat
waaimee Nicholas Allan op de laatste
tekening Noachs verontwaardiging
weergeeft, bestaat niet.
Jan Smeekens
Heinz Janisch en Lisbeth ZiogTQcr: De Ark
van Noach. Vertaling Erpst van Altena; De
Vier Windstreken, 'Voorschoten; f 24,90.
Nicholas Allan: In vredesnaam. Vertaling
Kien Seebregts; Zirkoon, Amsterdam;
f 18,95.
De geschiedenis van Noach die met
zijn gezin en van alle levende
wezens op aarde een paar - mannetje en
wijfje - de dans ontsprong, heeft door de
eeuwen heen talrijke kunstenaars
geïnspireerd.
De op een na kleinste illustratie in
De Ark van Noach van Heinz Ja
nisch en Lisbeth Zwerger is tegelijker
tijd de meest dramatische. In een vol
slagen leeg landschap kijkt van grote
hoogte bezien een nietig groepje men
sen vol ontzag naar boven, terwijl het
no als eerste Noach en de Ark afbeeld
de, is het bijbelverhaal over de Zond
vloed altijd een populair onderwerp
voor kunstenaars geweest. Lisbeth
Zwerger (Wenen, 1954) inspireerde het
tot een prentenboek met verbluffende
aquarellen. Bij haar niet zoals bij Peter
Spier pietepeuterige tekeningetjes
over de verschrikkelijke ?ooi van on
telbare beesten - veertig dagen en
nachten bij elkaar op een schuit van
pakweg dertien meter; ook niet Lucy
Cousins' vrolijke snapshots van een
zorgeloze cruise in exotische wateren,
maar prenten die van een eeuwige
schoonheid zijn en suggereren dat er
aan boord geen moment reden tot pa
niek geweest kan zijn, omdat Noach
hoe dan ook alles in de hand had.
De illustratiekunst van Lisbeth Zwer
ger werd in tal van landen bekroond
met belangrijke prijzen, maar kon
nooit een Nederlandse jury zo in ver
rukking brengen dat die er een Zilveren
Penseel (voor buitenlanders het hoogst
bereikbare) of zelfs maar een Vlag en
Wimpel aan wilde toekennen. Een re
den voor die opmerkelijke miskenning
zou kunnen zijn dat opvolgende jury's
haar prenten nogal steriel vinden: on
berispelijk van techniek - dat zeker - en
in oogstrelende kleuren - ongetwijfeld
- maar niet in staat je in de ziel te grij
pen.
Hoe het ook zij - geestig zijn in De Ark
bestraffend wordt toegesproken: „De
aarde is een en al gewelddadigheid en
moord en brand. Zo kunnen de mensen
niet verder leven. Ik zal de mensen en
alle andere wezens, die ik immers zelf
gemaakt heb, van de aai-dbodem doen
verdwijnen."
Het tekeningetje van iets meer dan ne
gen bij zeven centimeter staat een pagi
na verder tien keer groter afgedrukt en
toont daar Noach en zijn vrouw met om
hen heen hun zonen en schoondochters:
„Met jou, Noach, wil ik een afspraak
maken. Bij jou moet na de zondvloed
het nieuwe leven beginnen.
Sinds Bartolo di Ferdi (1330?-1410) op
de muren in de kerk van San Gimigna-