Nét niet struikelen
Dagboek maakt Marie Bashkirtseff onsterfelijk
PZC
Komrij's In Liefde Bloeyende
Gratie
kunst cultuur
18
proza
vertaald
taalteken
vrijdag 30 januari 1998
Lezen is een kunst. En weinigen
beheersen die kunst zo goed als
Gerrit Komrij.
Dat bewijst hij in zijn prachtige
boek In Liefde Bloeyende, waarin
Handelsblad' samenbracht. De
letterkundige kroniek vaderlandse poëzie vanaf de
twaalfde eeuw tot en met de 31 -
hij de stukken over Nederlandse jarige Menno Wigman wordt
gedichten die hij schreef voor 'NRC doorgelicht.
Pjeroo RoobjeeOude verf (Ba
lans/Van Halewyck, 351 blz, 45).
Nieuwe roman over een hoogbe
jaarde man die wettig afstand
neemt van zijn wettige vrouw om
te hertrouwen met een meisje van
achttien.
Basha Faber: Wisselkind (Meu-
lenhoff, 312 blz., ƒ39,90). Fami
liegeschiedenis die zich afspeelt in
het Nederlands-Indië van vroeger
en het Atjeh en Nederland van nu.
Na De Maagdenmantel (1995) de
tweede roman van Basha Faber.
Dirkje Kuik: Broholm (De Arbei
derspers, 258 blz., 36,90). Histo
rische roman over gefnuikt talent,
over de gruwelen des levens en
over de voldoening van de es-
thethiek. Met illustraties van de
schrijfster.
Peter TerrinDe code (Veen, 160
blz., 29,90). Verhalenbundel, de
buut van de Vlaamse schrijver Pe
ter Terrin (1968).
Mineke Schipper, De zieleneters
(Contact, 187 blz., 32,90). Twee
de roman van Mineke Schipper,
hoogleraar interculturele litera
tuurwetenschap aan de RU Lei
den. Haar eerste roman, Conrads
rivier, verscheen in 1994.
Saskia van der Valk: Wolfsge
broed (Veen, 143 blz., ƒ24,90).
Verhalen, waarin de hoofdperso
nen een soms schokkende maar
vaak ook ontroerende visie heb
ben op de stoffige realiteit van het
dagelijks leven. Saskia van der
Valk debuteerde in 1994 met
Nachtlichaam, twee novellen.
Marine Bramly: Artemisia (Pro
metheus, 232 blz., ƒ34,90, ver
taald door Irma Kamp, Rosa Pollé
en Nèle Ysebaert). Het waarge
beurde verhaal van de eerste kun
stenares in de geschiedenis van de
Europese schilderkunst, Artemi
sia Gentileschi (1593-1652). De
film naar het boek draait momen
teel in de Nederlandse bioscoop.
Marilyn French: Mijn seizoen in de
hel (oorspronkelijke titel: A Sea
son in Hell, Meulenhoff, 254 blz.,
34,90, vertaald door Anneke
Goddijn). Marilyn French werd
wereldberoemd met haar romans,
waaronder Het bloedend hart
(1987) en Onze vader (1994). Voor
het eerst schrijft zij openhartig en
intiem over haar eigen leven. In
1992 werd terminale kanker bij
haar geconstateerd. Mijn seizoen
in de hel is een verhaal over ziekte,
doorzettingsvermogen en herstel,
maar ook over de liefde die French
ondervond van de mensen in haar
omgéving.
Jon Krakauer: Dromen van de Ei-
ger (Prometheus, 216 blz.,
29^90). Journalist Krakauer pro
beert te achterhalen wat klimmers
bezielt en door welke obsesses ze
telkens naar de top worden gedre
ven. Eerder verschenen van zijn
hand: De wildernis en De ijle lucht
in, een verslag van een mislukte
Mount Everest-expeditie.
Anna-Karin Palm: De dochters
van de schilder (Prometheus, 320
blz., 39,90, vertaald door Elina
van der Heijden en Wiveca Jonge-
neel). Nooit heeft Maria haar va
der gekend, tot de dag waarop ze
een schilderij uit Engeland krijgt.
Dit schilderij, gemaakt door haar
vader, is afkomstig uit de erfenis
van zijn vroegere minnares. Maria
reist naar Engeland om erachter te
komen wie haar vader was en
waarom hij haar verliet. Tweede
roman van de Zweedse schrijfster
Anna-Karin Palm, die in 1991 de
buteerde met De Faunen.
Oscar Wilde: Het portret van Dori
an Gray (Prometheus, 256 blz.,
29,90, vertaald door Max
Schuehart). De knappe, jonge en
losbandige Dorian Gray laat zijn
portret schilderen door een goede
vriend. Terwijl de jaren verstrij
ken lijkt Dorian uiterlijk niet ou
der te worden, maar het portret
wordt bij elke misstap lelijker.
Een van de honderdenéén
artikelen in Gerrit Komrij's
pas verschenen bundel In Liefde
Bloeyende is gewijd aan een
gedicht van mij. Hij verklaart in
het stuk'Eén avondje bij
kardinaal Del Montè',
geschreven naar aanleiding van
enkele schilderij en van
Caravaggio. Het is een vreemde,
duizelingwekkende, maai1 heel
aangename sensatie poëzie van
jezelf op zo'n radicale wijze
geanalyseerd te zien. Komrij
schraapt al het vlees van de
botten, maar haalt toch niet het
leven uit een gedicht. Zijn
benadering lijkt nog het meest op
een omsingeling. Hij geeft, niet op
eer hij alles uit een vers heeft
gehaald wat erin zit. Geen woord
ontgaat hem, geen toespeling
blijft onopgemerkt. Hij zét alles
in wat hij kan, wat hij weet, wat
hij is bij zijn uitleg,
In dat essay van iets meer dan
drie pagina's weet hij meteen een
typering van heel mijn werk té
geven. Bovendien neemt hij de
gelegenheid te baat- tegelijk een
heel poëtisch genre te
karakteriseren: dat van de
'beeldgedichten', gedichten die
bij schilderijen worden
geschreven. En inmiddels zegt
hij ook nog iets over de
dichtkunst in het algemeen. Voor
de overige honderd
beschouwingen geldt min-of
meer hetzelfde. In het stuk over
'Kent iemand dat gevoel' wordt
heel het oeuvre van J. A Dér
Mouw gepeild. Schrijvend over
'De bomen waren stil' vat hij dé
essentie van Lierman Gorter
samen. Het artikel over één
gedicht van Judit-h Herzberg is
meteen een artikel over alle
gedichten die zij ooit maakte.
Een vers over tabak van Piet
Paaltjens noopt hem tot een
compleet overzicht van
tabaksgebruik in de poëzie. Eén
gedicht van Anton van
Duinkerken brengt hem tot een
verrassende bespiegeling over
het blauw in de dichtkunst. Een
andere keer verleidt 'Zij die
vielen' van J.A Deelder hem tot
een essay over de opsomming in
de literatuur. Maar het meest
fascinerende aan het boek is toch:
dat Ko'mrij in ieder stukje poëzie
het wezen van de poëzie wil
vinden. Op die manier kun je In
Liefde Bloeyende eventueel
lezen als.de poëtica van een van
onze belangrijkste dichters. Bij
al die anderen gaat hij
onmiskenbaar op zoek naar
zichzelf.
Indringend
Elke literatuurliefhebber wist al
dat hij een begenadigde
bloemlezer was. Hij maakt nu
duidelijk óók een uitmuntende
lezer te zijn. Ik geloof niet dat er
verder iemand bestaat die zo
goed aanvoélt waarom het in een
gedicht gaat. En volgens mij is er
al helemaal niemand die zijn
bevindingen zo indringend weet
over te brengen. Hij opent je de
ogen, hij: wijst je de weg, geduldig
maar beslist. Misschien is het
sterkste wapen dat hij heeft zijn
waarachtige enthousiasme. Over
'Daimoon megas'. van Christine
D 'haen zegt hij„Dit is een van de
gedichten waarvóór ik, gesteld
dat ik een Turk was. Nederlands
zou willen leren." Dergelijke
opmerkingen maakt hij
voortdurend, en ze klinken
bepaald aanstekelijk. Met de
juist afschrikwekkende
wetenschappelijke
poëziecommentaren hebben zijn
essays weinig gemeen. Hij zet
zich dan ook dikwijls af tegen die
benadering..Eens schrijft hij dat
'door een al te intensieve mond-
op-mond-beademing van
duiders en schoolmeesters'
menig gedicht is vermoord. Zij
hebben de poëzie tot wetenschap
verklaard en het plezier in
diskrediet gebracht.
Nijhoff
Bladzij voor bladzij maakt hij
duidelijk dat hijzelf het grootste
plezier in dit werk heeft. En meer
dan eens brengt hij dingen aan
het licht die tot nu toe niemand
heeft opgemerkt. Hij neemt de
poëzie zb serieus dat hij haar op
strikt logische wijze benadert.
Maat, rangorde en getal vindt hij:
belangrijk. Soms is een gedicht
niet tegen deze rechtlijnige
aanpak bestahch 'Impasse' van
M. Nijhoff bezwijkt onder de
superieure analyse van Komrij
Maar hij doet een even
superieurereddingspoging.
Waarna hij olijk afsluit: „Heb ik
niet mooi een gedicht gered?" Hij
is dus niet altijd vol lof. Een vers
van Gerard den Brabander
noemt hij na de nodige aarzeling
'een door en door kitscherig
gedicht'. Doorgaans echter zijn
déze stukken zeer liefdevol. Hij
spant zich tot het uiterste in om
dichters dié in de schaduw zijn
geraakt in het volle licht te
plaatsen. Zo zegt hij over
Wellekens, volgens hem een van
onze belangrijkste dichters uit de
achttiende eeuw: „Ergens tijdens
de rit van onze
literatuurgeschiedenis moeten
ze hem ook uit de postkoets
hebben geduwd.
Hij haalt zulke figuren weer naar
binnen, gunt de grote
onbekenden een nieuwe kans,
maar ook vrijwel alle bekende
poëten uit heden en verleden
komen aan de orde. Z'n overzicht
begint uiteraard bij die oudst
bekende regels ('hebban olla
vogala') die hij graag ziet 'als een
kuiken dat uit het ei' kruipt, Hij
legt allerlei verbanden tussen
toen en nu, tussen Slauerhoff en
Bredero, tussen Lucebert en Ter
Haar Voordurend geeft hij uitleg
over zijn voorkeuren. Opvallend
is daklij tegenspreekt zo'n
hevige passie voor de
negentiende, eeuw t,e hebben. Hij
vindt het in Nederland een eeuw
waarin 'elk geluid dat hoopvol
werd ingezet in de Idem' werd
gesmoord: Toch lijkt hij
uitgerekend voor deze tijd extra
zijn best te hebben gedaan de
schaarse parels op te duiken. Zij n
stuk over'De moerbeitoppen
ruisten' van Nicolaas Beets hoort
tot de sprankelendste in dit boek:
„Het is een wonder op een
gedicht zonder jeugdpuistjes,
moedervlekken of
knieholte water te stuiten, maar
het komt voor."
Heilige ernst
In Liefde Bloeyende getuigt van
een groot vermogen tot
bewonderen, maar de bundel zelf
dwingt ook diepe bewondering,
af. Niet alleen omdat hij zoveel
briljante observaties doet, zo'n
helder beeld geeft, maar vooral
omdat hij naar een plaats zoekt
voor de poëzie in een
onverschillige en oppervlakkige
wereld, Poëzie is niet wat de
'moderne poëziedokters' ervan
verlangen: zo onbegrijpelijk
mogelijke teksten. Maar
evenmin is poëzie zoiets als
gevoelens van je afschrijven.
Komrij heeft evengoed een
af keer van gedichten met een
hoog Faverey-gehalte als van
werk vol vertoon van ouderwetse
dichterlijkheid. Nee,",poëzie is de
kunst van in heilige ernst spelen,
van hét nét niet struikelén, een
mengeling van intieme inhoud en
afstandelijke vorm.
Gedichten zetten, als het goed is,
verstand én gevoel aan het werk,
Ze geven je de zeldzame kans
tegelijk ratio en emotie t.e laten
strelen. Wie na het krachtige
pleidooi dat hier klinkt, nog niet
al die romans inruilt voor
dichtbundels valt daarom te
beklagen. Vijftien jaar geleden,
toevallig óók in een essay ov.er
mijzei Gerrit Komrij het al:
„Wie nooit een gedicht leest mist
een van de meest persoonlijke
recreaties dieerzijn.'':
Hans Warren
Gerrit Komrij: In Liefde Bloeyende,
De Nederlandse poëzie vandetwaalf
de tot en met de twintigste eeuw
in honderd en enige gedichten -
380 pag./ f 29,90 gebonden 45,-
Bert Bakker, Amsterdam, 1998. v
Er is een tekenfilm van Walt
Disney, waarin Goofy, de slo
me hond, in een grot met ijspegels
verrast Uitroept: 'Icicles!'. En te
met wordt hij onder een laag ijs
bedolven. Zo straft de onnozel
heid zichzelf.
In Zuid-Korea en omstreken was
het spektakel vele malen groter
toen de pas verkozen president het
volk meedeelde dat het land op het
punt stond failliet te gaan. Sporen
van financieel-economisch bederf
waren toen al in Oost-Azië te be
speuren. Maar toen de toekomsti
ge president gesproken had, brak
de pleuris pas goed uit.
Het Nederlandse woord spektakel
is bij hoge uitzondering toepasse
lijker dan het Frans-Engelse spec
tacle, dat zelf weer uit het Latijnse
spectaculum is voortgekomen.
Spektakel betekent immers niet
alleen 'opvallend schouwspel',
maar ook 'kabaal'. Een zeldzaam
video-audio woord.
De huidige president had enkele
dagen eerder voor ander opzien
barend nieuws gezorgd. Hij had
zijn voorganger én diens voorgan
ger, die beiden wegens vermogens
delicten veroordeeld waren, am
nestie verleend. Zo heette het in de
nieuwsberichten.
Vertaling
Van het Koreaanse recht weet ik
niets. Ik weet wel dat wij in zo'n
geval niet van amnestie spreken,
maar van gratie. Amnestie is een
vorm van collectieve strafkwijt-
schelding. Gratie wordt aan indi
viduen verleend. En ik denk dat
'oud-president' zelfs in Korea niet
als categorie is aan te merken. Het
zal wel een slordige vertaling zijn.
Ook bij de verslaggevers die. de
Nederlandse rechtsbedeling vol
gen, heerst niet altijd veel kennis
van de juridische vaktermen. Zo
als: 'Hij heeft geprobeerd de hele
kwestie niet ontvankelijk te ver
klaren'. Maar niet kwesties, feiten
of omstandigheden worden al of
niet ontvankelijk verklaard, maar
instanties: het OM, de rechtbank
zelf.
Ook in het recht dienen vaste ter
men om misverstanden uit te slui
ten. De Amsterdamse beurs is wel
diep gezonken als zij de volgende
zin in een radioreclame laat uit
spreken: Jehebt aandelen; die heb
je in een bedrijf'. Neehoor: aande
len heb je in een vennootschap. Zij
vormen het voornaamste instru
ment van eigendomsspreiding in
het kapitalistische stelsel.
Dat was de voornaamste reden
voor de socialistische minister van
financiën Anne Vondeling om der
tig jaar geleden de term 'NV Ne
derland' te introduceren. Dat was
een krukkige poging om de geloof -
waardigeid van de publieke sector
te vergroten.
Theo Joekes
Gerrit Komrij (midden) tijdens het Boekenbal 1997. foto Phil Nijhuis
Theo Joekes
Wie een dagboek zou willen verzinnen en een geniale inval
had, kwam misschien voor de dag met iets als dat van Ma
rie Bashkirtseff. Een Russisch meisje, geboren in het midden
van de vorige eeuw. Mooi, rijk, begaafd, zeer vroegrijp en bui
tengewoon intelligent. Opgroeiend in Nice, Rome, Parijs. Ze
heeft alles om een ster te worden, de wereld aan haar voeten te
krijgen. Ze is mateloos ijdel en eerzuchtig. Roem is wat ze bo
venal begeert. Maar alles zit haar tegen. In de liefde wordt zij
teleurgesteld, tuberculose sloopt haar geleidelijk zodat ze van
diverse carrières af moet zien, maar ze schrijft en schrijft en
schrijft vertwijfeld, ze wil niet voor niets hebben geleefd. „Ver
getelheid, alsof ik nooit had bestaan!" Ze sterft in 1884 op 26-
jarige leeftijd; een pompeus praalgraf in Passy, Parijs, getuigt
nog van de weelde waarin ze leefde. En dat was het dan. Zou je-
denken. Een mooie, treurige droom.
Maar er was dat dagboek, dat zij als veertienj arig meis j e in Ni
ce begon, januari 1873, en dat ze tot 20 oktober 1884, elf dagen
vóórhaar dood, bijhield. Ze was bang dat haar familie het ver
nietigen zou. Een gerechtvaardigde angst: niemand wordt ge
spaard, ookhaarmoederniet.Dietochin 1887 de eerste, zij het
bewerkte, editie verzorgde. Nu, ruim een eeuw later (en we be
schikken nu over betere edities) behoort het dagboek van Ma
rie Bashkirtseff tot de klassieken in het genre, soms zéér geliefd
bij andere dagboekaniers. „Her journal is my journal", noteer
de de Engelsman Barbellion zelfs, en hij heeft het toch met die
eerste uitgave moeten doen. Door haar roem als dagboek
schrijfster wordt zij bovendien ook meer gewaardeerd als
schilderes. Zij heeft een aantal verdienstelijke doeken gepen
seeld die musea nu graag tonen, maar die anders hoogst waar
schijnlijk in depot zouden blijven. Toch was schilderen haar
zoveelste keus. Van jongsaf wilde ze wereldberoemd worden,
hoe dan ook. Het liefst als zangeres. Zij had een mooie stem,
maar haar strottenhoofd werd het eerste aangetast door de tu
berculose die zich waarschijnlijk al in 1874 openbaarde. Toen
stortte ze zich op het schilderen. Ze besefte dat ze niet zo'n ge
weldig tal ent had, maar bezocht jarenlang verbeten de Acadé
mie Julian in Parijs, waar vrouwen in die tijd weliswaar toege
laten maar duidelijk gediscrimineerd werden.
Wat haar in de richting van de suffragettes en het tijdschrift
Droit des Femmes dreef en inspireerde tot kostelijke 'profeti-
Marie Bashkirtseff
sche'notities als(2 jan. '79): „We moeten een grote mond opzet
ten en ons belachelijk maken (die zorg laat ik aan anderen
over) om over honderd jaar die gelijkheid te verkrijgen." Op de
academie moest zij het altijd a fleggen tegen haar Zwitserse ri
vale Louise Breslau, maar ze hoorde er wel tot de talentvollen
en kreeg eens een eervolle vermelding. Uiteindelijk is het toch
haar dagboek geworden waardoor ze onsterfelijk worden zou.
Geschreven nog wel in een voor haar vreemde taal, het Frans,
dat ze, zeker aanvankelijk, niet helemaal beheerste. Wie was
Marie Bashkirtseff?
Zij werd 24.11.1858 en niet 11.11.1860, zoals ze zeifin haar
voorwoord beweert) in Gavronzi, in de buurt van Poltava, Oe
kraïne, geboren. Beide ouders behoorden daar tot de platte-
landsadel. Het huwelijk strandde al na twee jaar, er waren toen
twee kinderen, Marie en Paul. In 1870 vertrok de moeder met
die kinderen en een heel gezelschap, waartoe zelfs een lijfarts
behoorde, naar West-Europa. Het spreekt haast vanzelf dat de
kinderen privé-onderricht kregen. Marie was zeer leergierig
en ze gaf al op jeugdige leeftijd blijk van een brede belangstel
ling. Ze was belezen, ook in klassieke auteurs, had inzicht in
politieke verwikkelingen en liet zich door niemand iets wijs
maken. Ze was in alles extreem. Zelfbewust, ongelooflijk met
zichzelf ingenomen., op het irritante af. Maar aan de andere
kant zó onzeker dat ze elk woord van lof, iedere schaamteloze
vleierij noteert. Ze groeide op tot een aantrekkelijkmeisje met
een verrassende uitstraling, dat ieder gesprek, vooral met haar
aanbidders, wist te kruiden met een haast ontluisterende iro
nie. Door haar grote openhartigheid moet je wel concluderen
dat zij weliswaar snel romantisch met mannen dweepte, maar
niet erg sensueel aangelegd was, want het is stellig geen
preutsheid die maakt dat de gevoelens 'beneden de gordel' bij
haar niet lijken te bestaan. Ook niet ten tijde van haar lichame
lijke ontwikkeling tot jonge vrouw. In dat opzicht verschilt zij
sterk van de even vroegrijpe Anne Frank, die wèl de troebele en
verwarrende gevoelens van die leeftijd in haar dagboek no
teerde.
Zelfkritiek
Toch had Marie Bashkirtseff ook een scherpe zelfkritiek: „er is
weinig voor nodig om alles belachelijk te vinden in mijn dag
boek. Als ik eraan begon mezelf te bekritiseren, zou ik de rest
van mijn leven werk hebben" (23.8.1876).
Ze stort ongelooflijk veel tranen en ze kan eindeloos zeuren
over haar eigen voortreffelijkheid. Ze is soms een onverdraag
lijke egoïste, maar ook een bij vlagen begenadigd schrijfster
die bij voorbeeld de bezoeken aan twee grote stierengevechten
in Madrid magistraal tegenover elkaar stelt. De eerste keer
was ze vervuld van intense afschuw. Desondanks gaat ze er nog
eens heen en dan komt ze toch onder de indruk van de grandio
ze en gracieuze momenten in het barbaarse sacrale gebeuren.
Zelden laat ze je onverschillig. Er zijn tijdsbeeldjes die je niet
vergeet., Hoe ze haar negerbediende Chocolat (de naam alleen
al) een keer afstraft, beveelt vóórhaar te knielen: „Plet joch be
gon te huilen en gehoorzaamde niet. Toen moest ik hem wel bij
de schouders en bij de knieën pakken, en meer uit schaamte
dan door gewelddadige drang viel hij op de knieën, waarbij hij
een étagère vol met sèvreporselein omgooide." (27.8.1976) Of
een 'terzijde' tijdens een uitstapje in Gavronzi, 1876: „Er wer
den een paar vuurpijlen afgestoken en we lieten allerlei onzin
vertellen door een jood. Een jood is, in Rusland, een wezen dat
het midden houdt tussen een hond en een aap. Joden knappen
alle karweitjes op en je kunt ze overal voor gebruiken. De men
sen lenen geld van ze, ze worden geslagen, ze worden dronken
gevoerd, ze worden met allerlei zaken belast, ze worden uitge
lachen."
Haar slopende kwaal die geleidelijk ook haar schoonheid aan
tast (ze wordt bovendien steeds dover, waarvoor ze zich erg ge
neert) en haar ambitie om toch nog kost wat kost te slagen als
schilderes maken dat ze in haar dagboek telkens in herhalin
gen vervalt. Haai' dagboek werd meer en meer een praatpaal.
Ze richt zich ook steeds vaker rechtstreeks tot de ideale latere
lezer die haar hopelijk begrijpen zal. Larmoyant? Soms. Maar
is er iets verscheurenders dan haar laatste grote genegenheid
voor de jonge en zeer begaafde schilder Jules Bastien-Lepage
die, net als zij, doodziek is en kort na haar sterven zou? Haar
laatste aantekening, 20 oktober 1884 begint: .Ondanks het
schitterende weer komt Bastien-Lepage hier in plaats van
naar het Bois te gaan. Hij kan bijna niet meer lopen; zijn broer
ondersteunt hem onder beide armen, hij draagt hem bijna. En
als hij eenmaal in de fauteuil zit, is de arme jongen uitgeput.
Stumpers dat we zijn!
Hans Warren
Marie Bashkirtseff: Waarom zou ik liegen. Een keuze uit haar dagboe
ken, 1873-1884 - vertaling Marianne Kaas - 440 pag. - Privé-domein,
Arbeiderspers Amsterdam - f55,-.