Webster met ruis en krakende stem Lullaby heeft een rootsy geluid Jazz uit het archief cd Paul Simon zeer werelds kunst cultuur vrijdag 5 december 1997 12 Trompettist Roy Eldridge die hoorbaar de taak van de opnameleider overneemt bij saxofonist Sonny Stitt. Ben Webster die flink vloekend even wegloopt uit de sessie met Gerry Mulligan. Discussies, valse starts, afgebroken nummers en indertijd nooit gebruikte opnames. Allemaal te horen op een serie cd's met jazz uit de jaren vijftig en zestig die het platenlabel Verve uitbrengt, de Master edition en de Elite edition. De laatste serie - er zijn nu tien cd's uit - zelfs in een beperkte oplaag van zesduizend stuks wereldwijd. Daarna worden ze niet meer herdrukt. Beu Webster is opgenomen in een cd-serie met jazz-giganten, waarin banden met ruwe studioversies zijn verwerkt. Bij Verve is men de archieven in gedoken en als er één platen maatschappij goed gevulde klui zen heeft, is het dat (nu onder Polygram records ressorterende) label wel. Het is het oude label van jazzpromotor Norman Granz (in clusief diens Clef label) en er zit uniek materiaal bij voor de echte liefhebber. Allemaal van de oor spronkelijke tapes overgenomen of van de oerpersing van de plaat van destijds. Op de cd The genius of Coleman Hawkins staan ze zelfs naast en achter elkaar: de origine le elpee die in zijn geheel in stereo is gereproduceerd en in mono de reproductie van de originele ban den met een heel andere klankba lans. Liefhebberswerk dus. Wat een ge middelde luisteraar juist niet wil horen, van geruis tot en met een brul vanuit de controlekamer dat er links niet gekletst moet worden, heeft extra waarde voor de jazz- gek. Er worden weliswaar geen diepzinnige teksten geroepen, maar je proeft de sfeer waarin ge werkt werd. En via summiere op merkingen van de muzikanten krijg je inzicht in hoe een stuk vorm krijgt. Hit that drum Op de dubbel cd Gerry Mulligan meets Ben Webster is dat het geval bij Websters 'Fajista'. Je hoort Webster drummer Mel Lewis (niet de geringste) de les lezen: 'Hit that drum man'; 'Shape the melody'; 'Prepare for the solist'. En Lewis gaat steeds harder slaan om het staccato begin van het stuk te ac centueren. 'I sing it', roept Web ster, blaast een rits enorme brede noten uit zijn tenor en begint met krakende, harde stem scattend aan te geven welk ritmisch gevoel hij in een stuk wil. Verderop loopt hij, half gekscherend half kwaad, vloekend weg. Het netste woord in zijn serietje is 'Jive ass'. Er wordt flink gegiecheld op de studiovloer. Tegen Mulligan roept Webster 'Speel jij maar, ik volg wel'. Mel Lewis roffelt wat met z'n vingers op het trommelvel en even later is het driftig 'O yeah' als het gaat zoals 'Ome Ben' het wil heb ben. Het kan ook wat overdreven wor den. Zoals Sonny Stitts Only the blues, opgenomen in 1957 in de be roemde Capitol studios in Holly wood. De muzikaal aan Charlie Parker verwante Stitt, gecombi neerd met het triff van Oscar Pe terson en de swingtrompettist Roy Eldridge. Eldridge speelt vier stukken mee (de originele plaat- uitgave) en verdwijnt dan achter de glazen wand van de controle kamer. Dan staat er vervolgens vijf keer Vincent Youmans' 'I know that you know' op de cd. Een complete versie, een serie 'break downs', een aantal losse inserts van enkele noten en tussendoor alsmaar Eldridge die brult '21598 take two', '21598 take three', en zovoort, Een beetje erg veel. Tal Farlow De Elite edition biedt een her nieuwde kennismaking met de in middels vergeten gitarist Tal Far low. Een man die destijds door collega's Jimmy Raney en Wes Montgomery op handen gedragen werd. This is Tal Farlow laathoren waarom. Er is een heerlijke cd met pianist Hank Jones solo en in een trio met Ray Brown op bas en Johnny Smith op gitaa^ Urbanity. Met werk van die laatstgenoemde plaat uit 1953 en van Hank Jones Piano uit 1947. Jones klinkt be- driegelijk simpelMaar luister hoe modern hij akkoorden inkleurt, hoe hij de Art Tatum-traditie ver werkt. Ook hier 'alternative ta kes', een serietje afbrekingen en de ruis wanneer er rechtstreeks van de plaat moest worden gekopi eerd. Tegelijkertijd brengt Blue Note ook een historische dubbel cd uit: Ben Webster, the Holland sessions. De tenorgigant woonde toen in Europa, in Amsterdam en Kopenhagen. Dit zijn de drie pla ten die hij in ons land opnam. In 1969 Ben Webster at ease met wat minder bekende jazzmusici onder wie Frans Wieringa op piano. Groots is het zeker niet, al maakt Websters brede geluid met al die overschietende, wilde lucht veel goed. For the Guv'nor, zijn beste uit Nederland, met Johnny Engels op drums, Jacques Schols op bas en Cees Slinger aan de piano in voornamelijk Ellington-stukken. 'Opmerkelijk door prachtig spel van Slinger',, schreef de Penguin Jazz Guide. „Zijn intro's van Pre lude to a kiss en In a sentimental mood kan je bijna definitief noe men." En dan vind je op die dubbel-cd het allerlaatse concert dat Ben Webster gaf. Op 6 september 1973, in het Leidse café De twee Spieg- hels. Een tragisch concert, dat toe vallig opgenomen werd op een ste reo cassette recorder door Ton Olde Monnikhof. Een verslag er van is te vinden in Bob Rigters ro man Jazz in de Oostzee. Rigters was erbij en mocht even op Web sters sax Bessie blazen. Het riet smaakte naar whisky, vertelt hij. Webster was op, uitgeblust. Een dag later zou hij in het Amster damse Sint Lucas ziekenhuis wor den opgenomen. En op 20 septem ber stierf hij er. Gerinkel De twee Spieghels is een studen tenkroeg en het gerinkel en lawaai van glazen en stemmen wil maar niet verstommen. Webster begint, valt weg, blijft op een aantal noten hangen, kan een thema niet goed uit zijn tenor krijgen. Pianist Rocklin speelt nog maar een rond je chorussen. Het publiek juicht. Weet het veel. Terwijl zich op het podium een klein drama afspeelt. Ben Webster zet zijn sax neer, gaat zitten en begint te praten. Over vroeger. Zijn laatste woorden staan op de cd. ,Wat ik tegen jullie youngsters wil zeggen, is tegen mij als jongetje gezegd", begint hij. Dodelijk ver moeid klinkt het. Uit het publiek klinkt luid gesis. Stilte. „Maak plezier zolang het nog kan", zegt Webster: „Your're young and gro wing, I'm old and going." „Dit had nooit uitgebracht mogen wor den", zei pianist Irv Rocklin des tijds van het concert. Misschien niet. Maar juist die allerlaatste woorden van Webster maken het een uniek document. Bert Jansma Eigen schuld, dikke bult. Oftewel muziekgroepen en foute namen, deel 51155. Als je je band Wiegelied Voor De Arbeidersklasse noemt, dat ontkom je er niet dat je aan Jan en alleman tekst en uitleg moet geven over je naam. „Dat klopt", beaamt Mike Mogis, de smaakmakende multi-instrumentalist van Lullaby For The Working Class. Het misleidende aan de naam is dat het kwartet uit Lincoln, Nebraska, muziek maakt die de hokjes van de standenmaatschappij ontstijgt. Want Lullaby For The Working Class brengt prachtige, akoestische rootsliedjes met country-invloeden. Voor iedereen die het maar horen wil. Vei'leden jaar verscheen het album Blanket Warm. Onlangs bracht Lul laby For The Working Class een tweede proeve van bekwaamheid uit in de vorm van 1 Never Even Asked For Light. En als of dat nog niet genoeg is, is de band voor het eerst op de Nederlandse podia te aan schouwen. Mogis heeft zin in de eerste Europese tournee van Lullaby For The Working Class. „Onze optredens in Europa zullen, denk ik, beter zijn dan die in Amerika. Ik ben nog nooit in Europa geweest, maar ik heb van collega's begrepen, dat het pu bliek bij jullie veel meer open. staat voor bands en attenter is. Tijdens optredens in de States hebben we ons inmiddels al vaak behang gevoeld, omdat we slechts als muzikale opluistering dienden van de kroeggesprekken van de bezoekers. Een dergelijke houding van het publiek is on beschoft en overkomt niet alleen onze band." Ingetogen „Onze naam stamt uit de tijd, waarin onze zanger Ted nogal veel filosofische essays over Marxistische theorieën over de ar beidersklasse las. Achter de naam zit geen enkele politieke betekenis. We zijn ook geen politieke band. In de teksten van Ted komen bijvoorbeeld issues aan bod die handelen over het gebrek aan vertrouwen en geloof", zegt Mogis. De weemoedige lo fi-singer/songwriter Simon Joyner is volgens Mogis een duide lijke invloed op de teksten van zanger Ted Stevens en zijn ontwikkeling als songwri ter. Mogis noemt Joyner als een van de op vallendste exponenten van de muziekcul- De Amerikaanse band Lullaby For The Working Class, met vlnr Ted Stevens, Mike Mogis, AJ. Mogis en Shame Aspegren. tuur in Nebraska. „Simon is een goede vriend van Ted. Hij beweegt zich op het zelfde ingetogen, akoestische territorium als wij. Simon heeft er destijds voor ge zorgd dat Ted muziek is gaan maken." Stevens komt evenals Joyner uit Omaha, maar ging' in Lincoln studeren. Onder de tweehonderdduizend inwoners van Lin coln bevinden zich veel musici. Maar geen enkele band klinkt zoals Lullaby For The Working Class, stelt Mogis. Zeif groeide Mogis op op het platteland bij een kleine stad in het westen van Nebraska, een staat aan het einde van de wereld. Uit verveling begon hij thuis gitaar te spelen. In de loop van de tijd heeft hij zichzelf leren spelen op allerlei instrumenten waaronder ban jo, mandoline en dulcimer. „Dat was niet zo moeilijk. Het zijn nogal gemakkelijke instrumenten. Ik was altijd al geïntrigeerd door bepaalde klanken, bijvoorbeeld van de banjo, mandoline of klokkenspel. Binnen de band verschillen we van mening over de charme van het klokkenspel, maar we gebruiken dat in strument wel. Je hoort het niet zo vaak in popmuziek. Ook niet in andere muziek trouwens." Mogis is door zijn multi-instrumentale inbreng de smaakmaker van de groep. „Het gebruik van die instrumenten geeft een nieuw soort klankstructuur aan de songs. Dat is de belangrijkste reden dat we al deze instrumenten gebruiken. Al waren we dat aanvankelijk niet van plan. Ted en ik namen eens enkele nummers op in mijn kelder en tijdens het opname-pro ces van de eerste liedjes viel alles op zijn plaats. Het klonk goed. De structuur vari eert van nummer tot nummer. In het alge meen probeer ik het te laten overeenstem men met de stemming van het liedje en de teksten." Mogis benadrukt het dromerige karakter van de muziek van Lullaby For The Wor king Class. „Ken je My Bloody Valentine? Hun Loveless was een plaat die ik zeer waardeerde toen ik op de middelbare school zat. My Bloody Valentine speelt elektronisch en is verschrikkelijk vaardig in het scheppen van bepaalde structuren die j e in een dromerige stemming brengen. Allerlei mooie klanken versmelten zich tot één geheel. Zoiets proberen wij ook op een akoestische manier." Mogis noemt 1 Never Even Asked For Light donkerder dan het debuut Blanket Warm. „Die plaat was rechttoe rechtaan, pakkend en gemakkelijk om te beluiste ren. Op een bepaalde manier zijn het pop songs, die langzaam gespeeld worden op akoestische instrumenten. Op het nieuwe album zit meer spanning tussen de instru menten. De arrangementen zijn beter en de plaat is complexer. Dat maakt het wat moeilijker om naar de plaat te luisteren. De teksten van Ted zijn ditmaal minder gemakkelijk te begrijpen. We hadden ei genlijk een telcstvel moeten bijvoegen." Losjes De muziek van Lullaby For The Working Class is reeds new country en alternative country genoemd. Mogis vindt die om schrijving niet passend. „Voor mij is onze muziek een combinatie van verschillende dingen, van folk, pop en klassieke muziek. Maar ik begrijp wel waarom wij geklassi- ficeerd zijn als een alternatieve of neo- countryband. Dat komt vanwege ons in strumentarium. Een slide-gitaar, een banjo, een mandoline en akoestische gita ren worden normaal gesproken geassoci eerd met country of folk. We hebben wel iswaar dezelfde sound, maar de songinhoud, de accoordenschema's, Teds teksten en de melodieën zijn geen coun- try." „Of je niet beter kunt spreken van roots liedjes met country-trekken? Ja, die om schrijving horen we vaker. Onze muziek heeft rootskwalititeiten, is nogal losjes. Daarmee bedoel ik dat de muziek het kalmpjes aan doet. Je kunt ons vanwege de kalmerende werking van ons geluid in derdaad vergelijken met Lambchop. Ook onze akoestische werkwijze draagt er aan bij dat de muziek rootsy is." Wat de teksten betreft ziet Lullaby For The Working Class overeenkomsten met Palace, Simon Joyner, Smog en Vic Chesnutt. Mogis: „Qua muziek is het een ander verhaal. De laatste tijd gaan we steeds meer klinken als Rachel's. Hun mu ziek is introvert en mooi, althans naar mijn mening. Voor het gemak zou je ons kunnen omschrijven als een schakel tus sen Palace en Rachel's." René Megens Concert Lullaby For The Working Class, mor gen (zaterdag) Rotown Rotterdam. Met 'Graceland' gaf Paul Simon in 1986 een on gekend mooi visitekaartje af, waarop hij zich liet inspi reren door de rijke Afri kaanse muziektraditie. We reldmuziek werd het sleutelwoord, iets wat hij op de opvolger 'The Rhythm Of The Saints' opnieuw in de praktijk brengt. Zeven jaar nadien komt Simon einde lijk met een opvolger, Songs From The Capeman (Warner Bros.), die de veelzijdigheid van de Amerikaan onder streept. Songs From The Capeman is het op de gelijknamige Broadway-musical geïnspi reerde verhaal van de jeug dige Portoricaanse Salva dor Agron, die in 1959 in New York twee kinderen om het leven brengt bij een van de vele gang-gevechten. In de twintig jaar dat hij in de gevangenis zit werkt Agron zich op van vechtersbaasje tot een geletterde persoon lijkheid, die zijn ei kwijt kan in een politiek bewogen au tobiografie. Nobelprijswin naar Derek Walcott ge bruikt dat verhaal voor de teksten op Songs From The Capeman, en Simon zette ze op muziek. Gezien de ach tergrond van het verhaal is het voor de hand liggend dat Latijns-Amerikaanse klan ken daarbij de overhand hebben: doo-wop en salsa zijn de favoriete uitlaat kleppen van Simon om de plaatjes in te kleuren. Dat doet hij opnieuw zo inspire rend, dat er weinig voor no dig is om je te laten meesle pen door het verhaal, ook al is de moraliserende inhoud ervan waarschijnlijk niet aan iedereen besteed. Southern Culture De drie van Southern Cultu re On The Skids kun je wel in huis halen voor je feestje. Met hun vrolijke mix van rockabilly, boogie en r&b spelen ze ieder zaaltje plat en gelukkig is die aansteke lijkheid ook terug te vinden op hun cd's. Luister maar naar de nieuwe Plastic Sweat Sweat (Geffen/Uni- versal), wat mij betreft hun beste album tot dusverre. Ex- staan heerlijke meedeiners op ('Earthmover', 'Carve That Possum'), gezellige surf ('Dance For Me', 'Deja Varoom') en lekkere stam pers met gitaar- en orgelon dersteuning (40 Miles To Ve gas). Eeen beetje als The B- 52's, maar dan anders. Yes De ooit zo vermaarde rock formatie Yes is weer tei-ug in de originele line-up en heeft een opvallende manier be dacht om haar nieuwe werk aan de man te brengen. Om dat de band er mogelijk van uit gaat dat anno 1997 maar weinigen meer onder, de in druk zullen raken van hun huidige kijk op symfonische rock, heeft de band het nieu we werk gekoppeld aan live opnames van het klassieke materiaal. Vorig jaar vex*- scheen tegen de feestdagen al een eerste dubbel-cd en nu is er Keys To Ascension Volume Two (Essential! /Dureco), waai'op hetzelfde principe is toegepast. Met dien verstande dat er nu een complete cd is met nieuw werk en het andere schijfje interessanter live-wexk be vat dan op deel 1 het geval was. De nadruk ligt nu op materiaal van de elpee 'Clo se To The Edge', misschien wel de beste en in ieder geval de meest ambitieuze die Yes ooit maakte. Op de vijf num mers op de studio-cd pro beert Yes te klinken als in haar beste dagen, zodat het vijftal behalve symfonisch vooral ook jazz-getint aan de slag gaat. Het levert ech ter behalve 'Bring To The Power' weinig substantieels op. Q65 Nog meer oudgedienden. Wellicht aangestoken door het Outsiders-virus heeft het Haagse Q65 in alle stilte een nieuw album opgeno men. Nou ja, nieuw? Trinity (Mohican/Munich) is een goudeerlijk, maar weinig opzienbarend bluesalbum, waarop Wim Bielex-, Frank Nuijens en Joop Roelofsmet wat gasten het oude Q-re- pertoire doornemen, slechts hier en daar aangevuld met een nieuw nummer, Kenne lijk zijn de verhoudingen met bassist Peter Vink en drummer Beer Klaasse niet meer zo denderend en dus werd van de nood een deugd gemaakt en een akoestisch albiun gemaakt. En dat is jammex-, want daai-voor moet je eigenlijk wat meer techniek in huis hebben dan de drie overgebleven leden van de Kjoe. Gert Meijer

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1997 | | pagina 12