Tegen het grote fond van strand en lucht Haagse School in de Kunsthal van Rotterdam Tombola van kunstwerken PZC kunst cultuur woensdag 29 oktober 1997 De tentoonstelling Haagse School in de Kunsthal in Rotterdam trekt sedert de opening drommen bezoekers. Maar ook in artistiek opzicht lijkt de tentoonstelling een schot in de roos. Behalve bekend werk van de gebroeders Maris, van Jacob Israels, Mesdag, Mauve en Weissenbruch, hoofdzakelijk afkomstig uit het Haags Gemeentemuseum, is er ook veel minder bekend werk te zien uit particuliere collecties, waarbij vooral de tekeningen, schetsen en aquarellen een belangrijke aanvulling zijn. Honderd jaar geleden werd de Haagse School nog afgedaan als 'realistische zwijnerij'. Een eeuw later is het vooral het geromantiseerde beeld van Holland toen het nog mooi was, wat aanspreekt. Anton Mauve: Bomschuit op het strand, 1882. Wie in de Kunsthal weg droomt bij een land schap van Paul Gabriël of Wil lem Roelofs voelt het meteen: we houden het niet droog van daag. Oude Italianen schilder den strakblauwe luchten en een voortdurende zomersheid. Romantische kunstenaars van de vorige eeuw hielden het meestal ook graag zonnig. Sommige 19e-eeuwse Hage naars daarentegen schilder den een grijzige onbestendig heid. Ze vonden - net als nu weerman Erwin Krol - wissel vallig weer interessanter dan mooi weer. De Haagse School propageerde niet, zoals de his torieschilders, een nobele le venshouding maar ze was wel doortrokken van het besef dat hier op aarde alles tijdelijk is. 'Realistische zwijnerij', zo luidde het oordeel van de schilder J.Ph. Koelman, die in 1870 directeur werd van de Haagse academie. De Kunst hal heeft nu een rood tapijt uitgelegd voor de kunst die hij verfoeide. We kunnen zijn ver ontwaardiging niet meer de len. Het vlakke, waterrijke land op de schilderijen is ons innig vertrouwd en op zijn minst even 'Hollands' als de rechtlijnigheid van Mondri aan. Een halve eeuw geleden was dit realisme bij de op nou veautés beluste jetset van de kunst dan ook helemaal niet in tel. Nu behoren de landschap jes die bij oma's moeder naast de servieskast hingen weer tot de kostbaarheden van de kunst. Exportartikel In het begin van deze eeuw kon je als schilder maar beter een paar Haagse jaren in je biogra fie hebben; dat gaf cachet en dat leverde wat op. Het toon aangevende Engelse tijd schrift 'The Studio' wijdde in 1907 een speciaal nummer aan de gebroeders Maris. Gemeld werd dat een belangrijk doek van Jacob Maris destijds zo iets als 100.000 gulden deed - in de keiharde guldens van toen. De Hollandse land schappen en binnenhuisjes vormden een belangrijk ex portartikel. De prijs van één aquarel van Jozef Israels was gelijk aan het jaarsalaris van een hoogleraar. Die Nederlandse kunst werd bewonderd op internationale tentoonstellingen in Europa en vooral verzameld in Enge land, de V.S. en Canada. Na de doorbraak van het Franse im pressionisme taande de be langstelling en stagneerden de prijzen. Aan de herwaarde ring sedert de jaren vijftig heeft de Haagse kunsthande laar Pieter A Scheen een be langrijk aandeel gehad. Hij organiseerde exposities in zijn zaak in de Haagse Zeestraat met kleine catalogi. De bin nenlandse markt ontwikkelde zich zo gunstig, dat de handel veel schilderijen uit de Engels sprekende landen kon repatri ëren. Boeken (zoals die van dl". Jos de Gruyter, nu al jaren in de ramsj) en grote catalogi hebben de kennis van deze kunst verdiept. Vervolgens hebben exposities - vooral die in het Parijse Grand Palais in 1983 - de 'Haagse School' ook internationaal in ere hersteld. De term 'Haagse School' werd in 1875 geopperd door J. van Santen Kolff die van 'een ware beeldenstorm op het gebied der schilderkunst' sprak. Er is reden om dat Haagse tussen aanhalingstekens te zetten, want zo - natuurgetrouw op een ietwat impressionistische manier, 'slodderig' zei Koel man - is ook in Oosterbeek geschilderd en in Laren. Ter gelegenheid van de Parijse tentoonstelling wezen Franse commentaren er gretig op, dat deze landschapskunst in hun stenige bos bij Barbizon is be gonnen. Bij Mesdag zagen de Hagenaars een belangrijke verzameling Barbizonners, maar volgens De Gruyter ligt de oorsprong vroeger, bij de 17e-eeuwse Nederlandse kunst die door Britten als Bo- nington en Constable werd be wonderd. Door deze schilders zouden dan weer Franse kun stenaars zijn aangestoken die het in de natuur bij Fontaine- bleau zochten, waar weldra ook Willem Roelofs uit Brussel en enkele andere Nederlan ders kwamen kijken. In de catalogus van de Kunst hal schrijft Hans Janssen, dat de beleving van het Hollandse landschap niet zonder meer te verklaren is met deze stam boom. Ze kwam voort uit 'een verhevigder blik naar binnen' - uit het levensbesef waarvan hierboven sprake was. Het voorbeeld van de 17e-eeuwse meesters heeft bovendien ook zonder omwegen invloed ge had. Onder meer Paulus Pot ter en het gezicht op Delft van Vermeer werden ijverig geko pieerd. Wat dat laatste betreft: hoe anders het nieuwe realis me was, illustreert 'Het ge zicht op Meerkerk' van Roe lofs wanneer men het met de Vermeer vergelijkt. Zwierig Grote foto: Philip Lodewijk Jacob Frederik Sadée: Scheveningse vissersvrouwen, circa 1870. Johannes Bosboom: Poort in de Abdij van Middelburg, circa 1878. De schilders die in de Kunst hal vertegenwoordigd zijn hadden als voornaamste on derwerpen het landschap - van zeekant en polder tot de hei - en het sobere binnenhuis van vissers en boeren. Jozef Is- raëls noemde in het jaarboekje 'Die Haghe' Scheveningen het glanspunt van de stad. 'En voor een schilder is er geen be tere academie dan deze figu ren, die zich in de open lucht vertoonen en bewegen, zwie rig gekleede dames, pastoors met lange jassen en kuitebee- nen, boeren uit omliggende dorpen, vrijende paren, werk volk, ruiters en ezeldrijvers, het is een onnoembare bewe ging die zich hier scherp af- teekent tegen het grote fond van strand, water en lucht.' Opmerkelijk is dat in zijn schilderijen van dit alles wei nig te zien is. Bij hem niet, als later bij zijn zoon Isaac, de badmode die in de tweede eeuwhelft in zwang kwam, zelfs niet de vormelijk geklede dames in rieten strandstoelen. Bij voorkeur liet hij Scheve- ningers met door hem aange schafte armelijke plunje poseren in het pittoreske bin nenhuisje dat hij in zijn atelier had laten inrichten. Boeren en vissers waren voor zijn rijke klanten zoiets als in de acht tiende eeuw de 'nobele wil den'. Het destijds nog weinig aangetaste duinlandschap is opmerkelijk weinig als motief gekozen; Mesdag gebruikte wel een duin als uitzichtpunt voor zijn panorama. In het buitenland zag men ons land vaak met de ogen van de Haag se School-schilders. Zo schreef een Duitse kunsthisto ricus: 'Holland is het meest harmo nische land ter we reld.' Het realisme van deze schilders was dichter bij de werkelijkheid dan de romantische kunst van B.C. Koekkoek, maar toch beperkt. Het stadsleven kwam pas later aan bod, bij Breitner en Flo- ris Amtzenius bij voorbeeld. De in dustrialisatie werd genegeerd. Op heel de ten toonstelling is maar één - toen modern - stoomtreintje te zien, in de verte, in een land schap van Gabriël. De expositie begint met schil ders van de romantiek: Van Os die Potter bestudeerde en Ha- nedoes met een roodkoperen lucht, maar de stemming van Ten tijde van de Haagse School was het gebruikelijk om bij een tentoonstelling een tombola of verloting van kunstwerken te organiseren. Doel daarvan was de tentoonstelling voor het publiek aantrekkelijker te maken en 'de kunst dichter bij het volk te brengen'. Die traditie heeft de Kunsthal in ere hersteld. Bij de ten toonstelling Haagse School is een prijsvraag annex verloting georganiseerd met als hoofdprijs de aquarel 'Vrouw op duintop' van Jozef Israëls. De aquarel is ge schilderd in 1875. De vijf overige prijzen zijn een grote tekening van Mesdag, 'Botters op zee'; van Jacob Maris 'Ploegende boer' en drie tekeningen van Jozef Israëls. De prijsvraagformulieren worden bij het kopen van een kaartje bij de kassa uitgereikt. De inzendingen worden door een jury beoordeeld. De prijsuit reiking vindt plaats op 18 januari, de laatste dag van de tentoonstelling. de anderen had ook iets ro mantisch, met een accent van weemoed dat bij Mauve ly risch is en bij de lustig sombe rende 'nieuwe Rembrandt' Jo zef Israëls soms wee makend. Vroeg werk van Ja cob Maris, de veel- zijdigste van de drie gebroeders, heeft veel gemeen met de Duitse ro mantiek. Matthijs werd meer een symbolist die ein digde met tot on zichtbaarheid doorwrochte voor stellingen. De ge- zellig-corpulente Willem is van de drie het zuiverste 'Haagse School', soms met eendjes als vlokken scheerzeep aan de slootkant. Naar zulk werk werd wel gesproken van het 'Broekslootgenre' (een plek in de omgeving van Rijswijk). In de Kunsthal kan men zien dat hij zich overigens terecht vooral een schilder van het licht noemde. Op een meer romantische ma nier stelde Philip Sadée zijn fi guren in het licht op het strand. 'Geen groot talent', schreef De Gruyter, maar in de expositie mag hij meedoen en zijn vissersvrouw prijkt zelfs op de affiche en buiten op de catalogus - onder een niet zo fraai harmoniërende, rode ti- telstrook. Men vond dit zonni ge schilderij blijkbaar lokken- der dan zoiets als Mauve's schaapskudde in de sneeuw; een gedurfde impressie die toen alleen is overtroffen door Breitner in een compositie met trekpaarden. Er is dikwijls gesproken over de 'grijze school'. Dat komt door een dikwijls geciteerde uitspraak van de jonge Gerard Bilders. een Oosterbeekse voorloper van de Haagse School. Hij zocht naar 'een geurig, warm grijs'. In het fijn tonalistische werk van Mauve wordt dat Soms wat wattig, maar dat het getemperde licht toch helder kan zijn bewijzen vooral de heerlijke aquarellen van J.H. Weissenbruch. Nadagen Het diskrediet, waarin de Haagse School na de Eerste Wereldoorlog raakte, is mede te wijten aan het feil dat trant en thema voor sommigen een routineus aan te maken pro duct opleverde met gewaar borgd kassucces. De Haagse meesters waren niet zoals Van Gogh 'peintres maudits' maar welgestelde leveranciers. Bij Jozef Israëls werden bezoe kers aangekondigd door een huisknecht. Zijn vrouw, Alei- da Schaap, een forse Groning se, hield zijn zakelijke belan gen scherp in het oog en schreef haar zoon Isaac dat hi j beter moest letten op wat de klanten wensten. Nadelig was ook het succes van de trant bij navolgers. Constant Artz, de zoon van David, ventte nog na de Twee de Wereldoorlog zijn eendjes voor kleine prijzen uit. Op na oorlogse ledententoonstellin gen van Pulchi Studio drensde de nabloei nog wat langer. Daarom is het verheugend dat deze nieuwe tentoonstelling in de Kunsthal het beeld van de ze kunst opfrist en aanvult met werk van onder anderen Jo hannes de Haas, die als schil der wist hoe je een koe vangt en Alexander Mollinger, die volgens De Gruyter min of meer voor liep op de Haagse School. Een derde van de ruim driehonderd geëxposeerde werken is afkomstig uit parti culiere collecties. Tot de niet eerder geëxposeerde werken behoren tekeningen uit de ver zameling van ir. Johan Poort te Wassenaar. Zijn oeuvrecatalo- gus van Mesdag ligt in de boekhandel van de Kunsthal ter inzage. Met deze 130ste expositie viert de Kunsthal haar eerste lus trum op een grandioze manier. Aan de tentoonstelling is een !prijsvraag verbonden met als hoofdprijs een waardevolle aquarel van Jozef Israëls die in de tijdelijke boekwinkel te zien is. Daar is ook een koste lijk boek te koop dat kinderen veel vertelt over Mesdag, zijn vrienden en zijn Panorama. Dolf Welling Expositie: De Haagse School - Kunsthal Rotterdam, t/m 18 jan.: geopend, dinsdag t/mzaterdag 10- 17 uur, zon- en feestdagen 11-17 uurcatalogus 49.50. kinder boek over Mesdag f 24,50.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1997 | | pagina 37