Irak wordt land van vel over been PZC De spoken van Bagdad Gezonde hond op flat in Moskou Ellende staat los van embargo reportage 31 zaterdag 18 oktober 1997 "I" even met een hond in een JLiMoskouse flat is geen lolletje. Dat is het zeker niet als het gaat om een eigen wijze Friese stabij, die de vrijheid mint en daar vóór Moskou ook ruim gebruik van kon maken. Maar het baasje moest zo nodig naar Moskou en daar heb je je dan als hond maar bij neer te leg gen. Het begon al goed toen we met ons hondje tweeënhalf jaar geleden in de Russische hoofdstad aankwamen. Er scheen iets niet in orde te zijn met de documenten, die door de vaderlandse autori teiten en de dierenarts plichtsgetrouw en welwil lend van vele stempels wa ren voorzien. De voortgang stokte. Er werd een expert van de Russische veterinaire dienst opgeroepen, die de papieren wilde houden. Ze dreigde zelfs met inbeslag name van de hond en her- keuring in haar laboratori um. Voordat de problemen met behulp van een handvol dollars eindelijk uit de we reld waren geholpen, had ik onze hond al zes keer zielig kijkend in zijn kooi voorbij zien komen op de bagage band. Het was geen lekkere binnenkomer voor mens en dier. Hapgraag Maar de aanpassing in en rond de flat verliep wonder baarlijk goed, zeker ais in ogenschouw wordt geno men dat veel Russen in onze buurt er van die hapgrage vechthonden op nahouden, die zich wel even willen la ten gelden na een dag te zijn opgesloten in een mini-flat. En als ze dan een keer buiten zijn, zijn ze niet echt onder de indruk van de opgetrok ken bovenlip en blinkende tanden van een Friese stabij. Het blijft ook nu nog oppas sen geblazen bij het uitlaten. Maar met dobermannpin- chers en herders, vooral reu en, heeft ze geen enkel pro bleem. Die gaan steevast aan de haal voor deze vrou welijke Friese dreiging. IJzeren maag In de loop der tijd is ons hondje wel wat dikker ge worden en heeft ze vanwege de strenge kou een winter vacht gekregen die een pool- hond niet zou misstaan. Omdat stabijen een bijna ijzeren maag hebben, heeft ze zelden of nooit last van de rotzooi die ze, ondanks alle voorzorgen, op straat vindt en opeet. Ziek Ziek is ze nooit, Tot een week geleden. Toen had ze ineens een zeer hardnekkige diarree. We pasten het eten aan: veel rijst, magere bouil lon enz. Niets hielp. Net toen we hadden besloten haar op hoop van zegen aan de zor gen van een Russische die- renarts toe te vertrouwen, had de mevrouw die huis en kantoor schoonhoudt, een idee. „Het is een virus. Ik heb zelf een herder en die heeft dat ook wel eens. Dan ga ik naar de apotheek en koop daar pillen. Ze werken perfect"zei ze. Ze voegde de daad bij het woord en even later had ons hondje de eer ste twee, in een plak worst gewikkelde, pillen achter de kiezen. Zorgvuldig hielden we daarna haar ontlasting in de gaten en na twee dagen waren de problemen voor bij. „Zie je wel", zei de schoonmaakster triomfan telijk. „Trouwens", voegde ze eraan toe, „als wij thuis dezelfde problemen hebben, nemen we ze ook." Het deed mij even denken aan de Friese boer die ik kende en die eens zei dat een man op zijn veertigster jaar zijn eigen dokter moest zijn. „Mankeer ik wat, dan neem ik bijvoorbeeld gewoon de antibiotica die voor de koei en is voorgeschreven. Ik re ken de dosis uit die ik ver houdingsgewijs nodig heb en slik het spul. Zo simpel is dat." Wie durft er nog te be weren dat er grote verschil len zijn tussen Russen en Nederlanders? Ons hondje huppelt intussen weer vrolijk rond. De hele kuur heeft ons zegge en schrijven twee kwartjes ge kost en we hebben nog pillen genoeg voor het geval zij of wij door zo'n soort virus worden getroffen. Hans Hoogendijk De Veiligheidsraad van de Verenigde Naties de batteert weer heftig over de verlenging van het embargo tegen Irak. De ellende in Irak neemt nog dagelijks toe, dat staat buiten kijf. Alleen heeft dat niets te maken met het embargo, zoals Saddam Hoessein zijn volk graag wil doen gelo ven. Al bij de instelling van de sancties, vlak na de in vasie van Koeweit op 2 augustus 1990, heeft de Veiligheidsraad de invoer van medicijnen en voedsel uitdrukkelijk toegestaan in resolutie 661. In resolutie 678 van 1991 koppelt de Veiligheids raad het embargo aan Iraks bereidheid om de VN opening van zaken te geven over biologische en chemische wapens en over het kemwapenpro- gramma. Aan die eis heeft Irak, zes-en-een half jaar na het einde van de Golfoorlog, nog steeds niet voldaan. Al die tijd heeft Irak wel de vrijheid gehad om voedsel en medicijnen in het buitenland te kopen en in te voeren. Sinds eind vorig jaar mag Irak zelfs weer beperkt olie uitvoeren om voedsel-importen te kunnen financieren. De honger en ellende wor den dan ook grotendeels veroorzaakt doordat het bewind het geld voor andere doeleinden aan wendt. Zo heeft Saddam Hoessein sinds het einde van de Golfoorlog ruim vier miljard gulden geïn vesteerd in nieuwe, zwaarbewaakte paleizen - de traditionele toevlucht van dictators. Het is al ruim zes jaar geleden dat de zegevierende geallieerden, onder aanvoering van de VS, hun triomftocht in Irak staakten. Sindsdien is het er niet beter op geworden in het rijk van Saddam Hoessein. Een bezoek aan een land van vel over been, waarvan inwoners massaal de wijk nemen naar Westerse landen als Nederland. Bagdad is een stad, waar mensen tegen twee spoken moeten vechten om te kunnen overleven: het regime en de honger. fotografie Sacha Kester Toessef krijgt tranen in zijn ogen als de naam Bagdad valt. Bag dad, de hoofdstad van het land dat hij als Koerd ontvluchtte. Maar ook de stad waar hij zijn studen tentijd heeft beleefd. „Het is er zo mooi, zo mooi." En hij vertelt van de boulevards waar hij vers per- ziksap dronk, de boekenmarkt waar hij rondstruinde op zoek naar oude liefdesgedichten en de restaurantjes waar hij met zijn vrienden discussieerde. Bagdad herinnert hem aan verloren geluk en is voor hem een van de mooiste plaatsen op aarde. Maar Bagdad is niet mooi. Het sprookje van Duizend en Eén Nacht is lang geleden verloren ge gaan en wat rest zijn vierkante be tonnen blokken, die zijn behangen met portretten van een lachende Saddam Hoessein. Duizenden taxi's passeren prestigieuze mo numenten die zijn opgetrokken ter meerdere eer en glorie van het 'glorieuze volk van Irak' en haar president. Angst Bagdad is een stad waar mensen tegen twee spoken moeten vech ten om te kunnen overleven. Het is een plaats waar zelfs broers elkaar niet kunnen vertrouwen, uit angst voor een meedogenloos regime dat altijd en overal aanwezig is. En het is ook een stad die al zeven jaar zucht onder de zware last van het embargo waardoor er een schrij nend tekort aan voedsel en medi cijnen is. „Bagdad is moe", zegt een inwoner van de stad. Om ver volgens weer strak voor zich uit te kijken. Want over sommige dingen kun je beter niet met buitenlan ders praten. Irak, wie gaat er nu in godsnaam naar Irak toe? Irak is het land van Saddam Hoessein, de man met de bloederigste handen van het hele Midden-Oosten. Een land dat lijdt onder een onberekenbare dicta tuur. Zo'n land, daar ga je niet naartoe, dat mijd je als de pest. Maar de Belgische volksdans groep Gelmei zit er niet mee. Uit genodigd om in Babyion op een groots volksdansfestival op te tre den. En de kans om met hen dit land te bezoeken kun je toch niet laten schieten. Want hoe zou het écht zijn, in het land van Saddam Hoessein? Een delegatie van negentien dan- sers en muzikanten, en een hand jevol journalisten en studenten, wordt in de Jordaanse hoofdstad Amman in de bus gehesen om de resterende 900 kilometer naar Bagdad af te leggen. De VN heeft alle luchtverkeer van en naar Irak verboden en elke bezoeker zal de lange, lange reis door de woestijn moeten maken. Gebroken Volkomen gebroken arriveert de groep 22 uur later in Bagdad waar direct in het Sheraton wordt inge checkt. Een hotel van naam, maar een naam die in Bagdad niet waar te maken valt. De kamers ruiken muf, de kraan in de badkamer lekt en het water blijft er de komende twee weken koud. De 'engineer' die nieuwe peertjes in de kapotte lampen komt draaien, zal nog vaak om twee uur 's nachts bij de alleenstaande vrouwen informe ren of hij ergens mee kan helpen. Vanaf het moment dat je voet zet in Ii-ak, voel je de adem van het regi me in je nek. In de letterlijke zin overigens, uit de mond van ene Feisal. Feisal is een lange smalle man met een dun snorretje en klei ne, dicht bij elkaar staande oogjes. Die oogjes laten je geen moment los. Feisal heeft de gave om 33 mensen tegelij keitij d nauwkeurig in de gaten te houden en precies te weten wie wat uitspookt. Met een brede glimlach en de hand op zijn hart voert deze als gids vermomde cipier zijn orders uit. En er is voor hem, en dus voor ons, maar weinig speelruimte. Sinister Het programma van Feisal leidt ons met een Tegeringsbus' door de stad. Trots vertelt de gids dat er in Bagdad geen spoor van de Golf oorlog is terug te vinden. Om Ame rika te laten zien dat Irak niet bij de pakken neer gaat zitten na een b omb ar dement j e meer of minder, is de stad in een razend tempo her opgebouwd. Alle schade is her steld en nieuwe prestige-projec- ten, zoals een draaiend restaurant in een soort Euromast, zijn verre zen. In 'Nieuw Bagdad' moeten we de monumenten bewonderen. In drukwekkend, inderdaad, maar vooral sinister. Zo is er de plaats waar de militaii-e parades worden gehouden. Een pooit van veertig meter hoog wordt gevormd door twee enorme vuisten, naar model van de handen van de president, die het gekromde zwaard van de islam vasthouden. Op de boog die daardoor ontstaat prijkt de vlag van Irak. Langs de vuisten stro men als het ware de helmen van verslagen Iraniërs naar beneden tot op het wegdek. En vol trots wordt er tijdens de parades stam pend over deze helmen gemar cheerd. 'Oud Bagdad' is veel leuker. Hier vind je de drukte van alledag. Toe terend en veelal rammelend be weegt de cükke stroom auto's zich voort over de altijd te krappe we gen. Vrouwen schuifelen voorbij in hun zwarte habaja's, meestal met één kind op de arm en één kind aan de hand. Gastvrij Mannen zoeken de schaduw op, liefst die van het theehuis. Met te vreden monden zuigen ze aan de waterpijpen die naast de houten banken staan opgesteld. Kleine ventjes lopen langs en leuren met hun sigaretten, die ze per stuk te koop aanbieden. De Irakezen, eens welvarend dankzij de oliedollars, zijn hard van de ladder gevallen. „De eco nomie in dit land is volledig lam geslagen en het is de bevolking die daaronder lijdt." De Frans-Syri- sche schrijfster Alice Bséréni is voor het eerst sinds 1995 weer in Irak. Zesmaal heeft zij na de Golf oorlog dit land bezocht om onder zoek te doen naar de gevolgen van het embargo en in juni dit jaar is het resultaat van haar studie ver schenen onder de titel 'Le complot du silence'. Met de medewerking van de Iraakse regering heeft Alice haar onderzoek kunnen doen. „Ik heb artsen, journalisten en advocaten gesproken, universiteiten en fa brieken bezocht en zelfs een maand bij een Iraakse familie in gewoond om een beeld te krijgen van het dagelijkse leven hier." En dat beeld is schrijnend. „Irak is een ontwikkeld land met alle ken merken van een ontwikkelings land. Op technologisch, medisch en educatief gebied heeft Irak al tijd op een hoog niveau gestaan, maar nu is het land volledig afge sloten van ontwikkelingen in de rest van de wereld en slaat de stag natie toe", aldus Alice. Met name op humanitair gebied zijn de gevolgen van dat isole ment, volgens het bewind het gevolg van het VN-embargo, schokkend te noemen. Volgens de jongste cijfers van Unicef sterven er elke maand 4500 kinderen on der de vijf jaar en zijn er in totaal al 600.000 kinderen in diezelfde leeftijdscategorie gestorven sinds het embargo in 1990 is ingegaan. Op straat is dit drama in eerste in stantie nauwelijks zichtbaar. „De winkels zijn inderdaad weer ge vuld", bevestigt Alice. „Ik ben hier twee jaar niet meer geweest en voor het eerst zie ik hier weer sui ker en koekjes. Maar het probleem is dat niemand het kan betalen. Huishoudpotje Het huishoudpotje van de Iraakse gezinnen is een dagelijkse bron van zorgen. Door de gierende in flatie is de dinar niets meer waard en kunnen de mensen zichzelf nauwelijks bedruipen. Als je hier boodschappen wilt gaan doen, moet je letterlijk een zak met geld meenemen. Taxi-rij den en schoenpoetsen zijn dan ook gelief de bijbaantjes waarmee Irakezen een extraatje proberen bij te ver dienen. Het valt niet mee om met de Irake zen van gedachten te wisselen. In Bagdad schuifelen vrouwen voorbij in hun zwarte habaja's, meestal met een kind op de arm. In de souk, de Arabische markt, zijn groenten en fruit volop aanwezig, maar lang niet voor iedereen bereikbaar. Buitenlanders houden er verkeer de politieke ideeën op na. en daar mag je het Iraakse volk niet mee besmetten. Lasterpraatjes, dat is waar ze bang voor zijn. En geen enkele Irakees wil van laster wór den-verdacht. „Ik ben niet tegen het regime", zegt journalist Zafar in de universiteitskantine. „Maar ik ben wel kritisch. En als je kri tisch bent, loop je het risico dat ze je oppakken en wegstoppen." Meer dan een paar zinnen valt de mensen niet te ontfutselen. Af spraken maken in het hotel heeft geen enkele zin, want dat is verge ven van de veiligheidsmensen. Een collega had een afspraak ge maakt in een restaurant en ook daar werd het gesprek afgekapt voor ze haar eerste sigaret kon op steken. Een andere collega mocht geen telefoonnummer aannemen van een Irakees. Zodra hij het pa piertje aanpakte, werd het wegge grist door een 'gids' van het Baby- Ionfestival. Propaganda Eén dag is het gelukt om aan de he te adem van gids Feisal te ontko men. Ene Diar is bereid om voor die dag een taxi te regelen zodat we samen door de stad kunnen touren. En overal in de stad komt het op ons af: het schreeuwende tekort aan voedsel, medicijnen en onderdelen. Er is geen propagan damachine voor nodig om te zien dat de bevolking in nood verkeert. Maar één ding moet je het regime wel meegeven: de basisbehoeften zijn op de bon verkrijgbaar. Per wijk, per gezin en per persoon is er een gratis hoeveelheid voedsel be schikbaar die eerlijk wordt ver deeld. In de winkel van Aswad liggen zakken bloem en suiker en dozen babymelk en thee opgestapeld rondom een weegschaal. Twee honderdvijftig gezinnen komen hier hun maandelijkse rantsoen afhalen. In een schriftje houdt As- wad nauwkeurig bij hoeveel gram er de deur uitgaat en bij welk adres dat terechtkomt. Een kleine verbetering heeft hij wel geconstateerd ja, sinds het 'Oil-for-Food' programma in de cember 1996 van start is gegaan. Maar van de twee miljard dollar die Irak elke zes maanden mag verdienen met olie-export, gaat dertig procent naar een fonds waaruit onder meer Koeweit schadeloos moet worden gesteld en de VN-inspeeties moeten wor den bekostigd. ,,'Oil-for-UN' noe men wij het programma", zegt As- wad cynisch. In de taxi wordt het Diar allemaal te veel. „Je zult het nooit begrij pen, jij met al je vragen over hoe veel en hoe weinig", schreeuwt hij „Het gaat niet om voedsel, om wa ter, om olie of om elektriciteit. Het gaat erom dat man en vrouw niet eens meer normaal met elkaar kunnen leven. Ik kan mijn kinde ren niet meenemen naar de stad omdat ik bang ben dat ze vragen om het eten dat ze zien en dat ik niet kan betalen. Ik ben een Ira kees en daar word ik al zeven jaar voor gestraft." Sacha Kester

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1997 | | pagina 31