Op weg naar een roze, dampige, ijzige wereld PZC Saturnus doelwit ruimte-expeditie i op Titan: 40km hoogle *a reportage 36 CASSINI OP WEG NAAR SATURNUS Cassini's zintuigen Huygens' zintuigen zaterdag 11 oktober 1997 zon. zijn niet op schaal. a Magnetometer Saturnus Weegt 5,6 ton Jupiter als een kleine generatoren: moet brengen H Landing op Titan Wj^m/A T Op een hoogte van 270 km. bedraagt de snelheid j |g|gpg^j| 18.000 km per uur Op 190 km. hoogte RMHjPP^ gaat de hulpparachute open. a*" - 165 km. hoogte: De hoofdparachute ontvouwt. I J üM 125 km. 360 km.p.u. hitteschild wordt A I afgeworpen. £3 Hydrocarbon Landing atmosfeer 27 november 2004 snelheid: 42 km.p.u. Bronnen ESA, Avialion Week and Space Technology, Associated Press Cassini Met behulp van 32,6 kilo plutonium wordt elektriciteit opgewekt Uranus Neptunus Pluto De planeten zijn afgebeeld in volgorde van hun afstand Het ruimtevaartuig Cassini is samen met de onderzoeksmodule Huygens op weg naar Saturnus. Een reis van 3,5 miljard kilometer. Eind 2004 zal de Huygens zich van de Cassini losmaken om te landen op Titan, de grootste maan van Saturnus. Aarde irius i/ miljoen km. \M Jupiter Saturnus De binnenplaneten 1427 miljoen km. van de De buitenplaneten Foto van Huygens' montage in het deksel (links). De sonde zelf (rechts) is al vastgemaakt in het komvormig geheel dat als hitteschild zal fungeren als de Huygens met 20.000 kilometer per uur de atmosfeer van Titan binnenstormt. Gebruik van de zwaartekracht De Cassini neemt niet de kortste weg naar Saturnus, maar wel een sne/Ze, Na het vertrek van de (2) ^-v. \k aarde beschrijft de Cassini twee Y Mm) J 1 maal een baan rond Venus. l\ ^-357 7 1 I Daarna passeert hij de aarde en YV*1**—I y krijgt het laatste 'zetje' van de i tr planeet Jupiter. Als gevolg van (4hi de zwaartekracht van de planeten wint de Cassini zo'n dikke 77.000 km per uur^f aan snelheid. ^5© 1. 'Imaging Science Subsystem' (ISS): twee tv-camera's (groot hoek en tele) met filters voor alle straling vanaf ultraviolet tot en met infrarood. 2. Visible and Infrared Mapping Spectrometer' (VIMS): twee in strumenten voor meting van de samenstelling van atmosferen, oppervlakken en de ringen. 3. 'Ultraviolet Imaging Spectro graph' (UVIS): voor de detectie van straling uit atmosferen (Ti tan, Saturnus) en van het ringen- stelsel. 4. 'Synthetic Aperture Radar' (SAR): voor driedimensionale beelden van Titans oppervlak. 5. 'Radio Science Subsystem' (RSS): voor het (eventueel) op sporen van zwaartekrachtgol- ven tijdens de tochten door Sa turnus' systeem. 6. 'Cassini Plasma Spectrome ter' (CAPS): voor onderzoek naar en samenstelling van Saturnus' magnetische veld. 7. 'Cosmic Dust Analyser' (CDA): voor opsporen en registreren van.stofdeeltjes. 8. 'Magnetospheric Imaging In strument' (MIMI): voor het in kaart brengen van de wisselwer king tussen Saturnus' magneet veld en de zonnewind. 9. 'Magnetometer' (MAG): voor heel gedetailleerd onderzoek naar Saturnus' magneetveld. 10. 'Ion and Neutral Mass Spec trometer' (INMS): voor opspo ren van gasresten buiten Satur nus en zijn manen. 11. 'Radio and Plasma Wave Sci ence' (RPWS): voor het opspo ren van onder meer weerlichten ('bliksems') in de atmosferen van Saturnus en Titan. 1. 'Surface Science Package' (SSP): voor het onderzoek naar de aard van het oppervlak (of de vloeistof) waarop/-in de sonde is geland. 2. 'Doppler Wind Experiment' (DWE): voor het meten van wind snelheden in Titans atmosfeer. 3. 'Huygens' Atmospheric Sci ence instrument' (HASI): voor het meten/registreren van op bouw en (chemische) samen stelling van Titans atmosfeer. 4. 'Gaschromatograph/Mass Spectrograph' (GCMS): vooral voor de chemische samenstel ling van de atmosfeer van Titan. 5. 'Aerosol Collector and Pyro- spectrometer' (ACP): voor het verzamelen en onderzoeken van stof- en gasdeeltjes ('aerosols') in Titans atmosfeer. 6. 'Descent Imager/Spectral Ra diometer' (DISR): voor onder zoek naar de samenstelling van wolken in Titans atmosfeer en voor het maken van foto's tij dens de afdaling en (vlak) na de landing. die staan op hun beurt aan de basis van leven. ,We hebben geen idee wat we in Ti tans atmosfeer zullen aantreffen," zegt Raulin, theoretisch kunnen koolwaterstofverbindingenzoals methaan, zich met stikstof aaneen rijgen tot benzeen, ethaan. Cyaan- waterstof kan ook een bijproduct zijn en die moleculen kunnen zich groeperen tot bijvoorbeeld het nu- cleïnezuur adenine. Maar er kun nen ook tal van andere organische moleculen worden gevormd. Daar naast kunnen de omstandigheden onder het ijsoppervlak heel wat gunstiger voor leven zijn. Waar schijnlijk is het, dieper onder het oppervlak, al een stuk warmer dan erboven." ,,De Huygens moet ons inzicht ver schaffen in hoe in de oeratmosfeer van de aarde ooit, pakweg vier mil jard jaar geleden, de voorwaarden voor het ontstaan van leven werden geschapen," aldus Raulin. „Het duurt nog zeven jaar, maar af en toe droom ik al van wereldschokkende bevindingen. Ik hoop dat die dro men uitkomen. Dat zou me trou wens niets verwonderen. Maar ja, wishful thinking hè..." Ben Apeldoorn schrijft het ruimtevaartuig een reeks uitgekiende banen die hem in de buurt van zoveel mogelijk ma nen, van het imposante ringenstel- sel en van de reuzenplaneet zelf zal moeten brengen. Dat verschaft de unieke mogelijkheid veranderin gen in het ringenstelsel, op de reus achtige gasplaneet en op zijn meer dan twintig manen in de loop van de tijd te volgen. Het zou kunnen dat het raadsel rond het ontstaan en de vorming van het enorme, bij na griezelig symmetrische ringen stelsel dat Saturnus zo beroemd heeft gemaakt, door de Cassini wordt ontsluierd. De meeste aandacht van de geleer den gaat echter uit naar de manen. Tenminste, naar de manen waar van nu al bekend is dat ze nadere aandacht alleszins waard zijn. Mis schien zullen dat er meer worden. Behalve de grootste maan van Sa turnus' verzameling, Titan, die dus apart door de Huygens-sonde zal worden onderzocht, zijn er nog de manen Mimas, Iapetus en Ence- laclus naar de scheipe beelden waarvan hele menigten geleerden al jaren reikhalzend uitzien. Raadselachtig Iapetus spant qua raadselachtig heid van alle manen de kroon; de ene helft van zijn bol is tien maal helderder dan de andere helft. Er is absoluut geen verklaring voor wat dat unieke fenomeen in het zonne stelsel veroorzaakt. In zijn later verfilmde boek '2001, A Space Odyssee' gebruikte schrij ver-astronoom Arthur C. Clarke de lichtste zijde van Iapetus als de plaats waar een vreemd, buiten aards ras, miljoenen jaren geleden, een kolossale monoliet plaatste. Toen het enig overgebleven beman ningslid van het ruimteschip 'Dis covery' de monoliet naderde, bleek het te fungeren als 'tijdpoort' met als gevolg dat het bemanningslid als foetus naar de aarde werd te ruggezonden. Leuk bedacht, maar het is niet waarschijnlijk dat de Cassini iets dergelijks op Iapetus zal aantreffen. Alleen Titan vond men pas écht de moeite waard van een aparte son de. De hoofdoorzaak daarvan is dat deze maan een dampkring heeft; één die zelfs anderhalf maal zo dicht is als die van ons op zeeni veau. Het is gissen wat daaronder, op Titans oppervlak, schuilgaat. Zelfs de Voyager die in de jaren tachtig het dichtst langs Titan trok, kon daaromtrent geen uitsluitsel verschaffen. Titans atmosfeer is, behalve dicht, namelijk ook on doorzichtig. Maar de samenstelling ervan is veelbelovend, j,De samenstelling van Titans at mosfeer lijkt op die van de aarde vlak na haar ontstaan," zegt bio loog Francois Raulin, verbonden aan de universiteit van Parijs. Hij coördineert de 'exo-biologische' (de 'biologie-van-het buitenaard se') activiteiten die met de tocht van de Huygens-sonde in ver-band staan. Het gaat vanwege de immen se koude wel om diepvries-biolo- gie. Het Saturnussysteem staat tien maal zo ver van de zon als de aarde en krijgt bijgevolg 100 maal minder warmte dan wij. De Voyager stelde een temperatuur vast tussen 180 en 200 graden onder nul voor Titans oppervlak. Oersoep Raulin: „Dat is heel koud, maar toch biedt de samenstelling van Ti tans atmosfeer de unieke mogelijk heid de condities te bestuderen zo als die waren in de begintijd van onze aarde. Op Titan komt voorna melijk stikstof en methaan voor, maar onder invloed van de ultra violette stralen van de zon kunnen daar ingewikkelder moleculen worden gevormd." Raulin tr-ekt een vergelijking met de 'oersoep' zoals de samenstelling van de atmosfeer van de pas ge vormde aarde door biochemicus Stanley Miller in de 50-er jaren werd genoemd. Miller werd bekend doorzijn inmiddels bijna legenda rische proef waarbij hij de genoem de bestanddelen in een afgesloten ruimte bijeenbracht en. blootstelde aan elektrische ontladingen en ul traviolette straling. Tot ieders ver bazing bleken ey na enkele dagen in Millers 'mini-oer-atmosfeertjes' aminozuren te zijn gevormd. Dat zijn bouwstenen van eiwitten en De Huygens landt op Titan. Boven Ti tans' horizon hangt de reuzenbol van Saturnus met zijn ringen, terwijl ge heel linksboven nog net de voorbij vlie gende Cassini te zien is. Huygens (1629-1695) Cassini (1625-1715) De Nederlander Christiaan Huygens en de uit Italië afkomstige Jean Dominique Cassini observeerden beiden in Parijs de planeet Saturnus Huygens ontdekte in 1655 de maan Titan en beschreef zeer correct de ringen rond Saturnus. Cassini ontdekte 20 jaar later een loze ruimte in de ringen van Saturnus: 'De scheiding van Cassini'. Ogenschijnlijk is de reis minder spectaculair dan de bemande Apollo-expedities tussen 1909 en 1973, maar wetenschappelijk wordt het spannender dan ooit. Na de lancering volgende week (13 oktober) en een jarenlange reis zal in 2004 het ruimteschip Cassini op Saturnus landen. Daar zullen elektronische aardse ogen ten minste vier jaar lang rondwaren over de geringde reuzenplaneet, in het mysterieuze ringenstelsel en over de tientallen manen. De relatief grote Cassini, genoemd naar de Franse astronoom Jean-Dominique Cassini die het ringenstelsel in de 18-de eeuw met een telescoop onderzocht, voert een aparte sonde mee. Deze 'Huygens' moet een zachte landing maken op Titan, de grootste van de tientallen manen rondom Saturnus. Titan is een raadsel op zich, net als zijn veel kleinere soortgenoten Mimas, Enceladus en Iapetus. De verkenner is genoemd naar de Nederlandse natuurkundige Christiaan Huygens die Titan in 1655 ontdekte. Als het allemaal lukt, leert de mensheid van deze expeditie meer van het zonnestelsel dan van alle interplanetaire expedities bij elkaar die er de afgelopen 30 jaar op zijn uitgestuurd. Maar we moeten wel geduld hebben: pas na aankomst in het Saturnussysteem, in 2004, begint de expeditie goed. Miljoenen jaren al wordt de door roze nevelen bezwanger de hemel boven het ijzige land schap van Titan gedomineerd door het monsterachtig grote hemelli chaam, omgeven door een nög gro ter ringenstelsel, dat wij kennen als Saturnus. Dank zij het zonlicht moeten vanaf Titan door de roze mist heen alleen de helderste ster ren te zien zijn. Al die tijd bleef de trage cyclus van flauw licht naar intense duisternis, van ijzige kou naar nög ijziger kou, vrijwel onver anderd. Maar nu - we denken ons even in 2004 - verandert er opeens iets. Door de nevelen heen wordt een traag dalend sterretje zichtbaar, dat allengs uitgroeit tot een helder gloeiend lichtpunt. Het licht van de 'vallende ster' valt op immense, gletscherachtige structuren. Een hitteschild, nog witgloeiend van wrijvingsenergie, wordt afgestoten en een valscherm schiet tevoor schijn. Rood oplichtend zakt een blinkend, metaalachtig voorwerp naar de onregelmatige ijsvlakte. Na het blikken geluid van de lan ding klotsen iets verderop trage, vreemdkleurige golven tegen de ijsmuren. Dat maakt hetzelfde krinkelende, glasachtige geluid als splijtende ijsblokjes in een 'whis- ky-on-the-rocks'. Maar in deze vreemde wereld zijn de 'rocks' een bevroren mengsel van onder meer methaan en ammo niak. Er hangt, als er neuzen zou den zijn om mee te ruiken, een diep gevroren geur van eeuwig verstilde verrotting. Sinterklaasfeest Op aarde, in Nederland, maakt men op voor het sinterklaasfeest. Het is 28 november 2004. Weinigen beseffen wat er op de verre Satur- nusmaan Titan gebeurt. Na een ruimtereis van meer dan zeven jaar is de Huygens-sonde geland. Het moederschip, de Cassini, begint aan een vier jaar lange tocht door het even uitgestrekte als raadsel achtige Saturnussysteem. Maandag, 13 oktober, moet de ruimte-expeditie op pad gaan. Een technisch mankement heeft geleid tot een weekje uitstel. Van diverse kanten is de afgelopen tijd gepro testeerd tegen de lancering, omdat het moederschip Cassini voor de stroomvoorziening een paar kilo plutonium, zeg maar een mini- kerncentrale, aan boord heeft. Het radioactieve verwal van dat ge vaarlijke goedje levert energie. In de buurt van Saturnus is de afstand tot de zon namelijk te groot voor- zonnecellen. De protesten zijn in gegeven door zorg voor de gevolgen van een mogelijke mislukking van de lancering. Vanwege hun gezamenlijke ge wicht, 5,5 ton, zijn Cassini en Huy gens te zwaar om na de lancering vanuit een parkeerbaan om de aar de rechtstreeks naar Saturnus te worden 'geschoten' met behulp van een 'upper stage' rakettrap. Daar om besloot men tot een imposant staaltje van 'kosmisch biljart' om de voor deze reis vereiste snelheid te verkrijgen. Na de lancering zet het ruimtevoertuig eerst koers naar Venus. Maai liefst tweemaal,: in april 1993 en juni 1999, zal de Cas sini een 'zwaai' rond Venus maken. Dat brengt hem terug naar de aarde voor de derde 'zwieper', door het zwaartekrachtveld van onze pla neet, die de Cassini in augustus 1999 ondergaat. Het volgende doel is de reuzenpla neet Jupiter die hem, in december 2000, de finale zwaai naar Satur nus zal moeten geven, Drieënhalf jaar later, eind juni 2004, bereikt de Cassini, met daaraan de Huygens- sonde al die tijd innig vastgekop peld, het Saturnussysteem. Wat i s er nu zo bijzonder aan de pla neet Saturnus met al zijn manen en zijn imposante ringenstelsel? Daar gingen in de jaren zeventigen tach tig toch al vier sondes, de Pioneers en de Voyagers, langs? Waarom nu al dat gedoe met die Cassini en die Huygens? We weten toch al genoeg van die verre werelden? Vluchtig Ja en nee. We zijn, vooral dank zij die sondes, weliswaar al veel te we ten gekomen van het Saturnussys teem, maar er rezen nog veel meer nieuwe vragen. De bezoeken van de Pioneers-10 en -1.1 en van de Vov- agers-I en -II warén ook uiterst- vluchtig. Meer dan momentopna men hebben keniet opgeleverd, De meeste manen zijn alleen vanaf grote afstanden 'bekeken'. Voor Cassini en Huygens breken in november 2004 ten minste vier ja ren van noest meet-, reken- en f oto- grafeerwerk aan. Al die tijd be-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1997 | | pagina 36