We gaan over de dijk springen De echte liefde voor de munt Geschiedenisles moet meer aansluiten op de directe omgeving Een jurist met een succesvolle loopbaan Zeeuwse dialectendag zeeland maandag 6 oktober 1997 bèl bèl week 41 straatnaam De Zeeuwsche Verceni- ging voor Dialecton derzoek stelt voor de aan staande Dialectendag van zaterdag 18 oktober in De Vroone in Kapelle voor het eerst een aantal kaar ten beschikbaar voor niet-leden Op de dialectendag wordt uit de doeken gedaan hoe men in Limburg de dialec ten bevordert. Er treden diverse Zeeuwse vertel lers en muzikanten op. De dag duurt van 9.30 tot 16.30 uur. Deelname (in clusief onder meer lunch) kost 35.-. Aanmelden kan bij Jaap Murre, tel. (0118)629556 en bij Ria Nieuwenhuijsse, tel. (0113)622627. Reacties op deze rubriek zijn welkom. Indien u wilt reageren, of wanneer u een tip voor ons heeft, kunt u schrijven of faxen naar de PZC, Postbus 18, 4380 AA Vlissingen, fax 0118-470102, onder ver melding van Bel, bèl. j doorRinus Willemsen De afgelopen maanden heeft Kristien van der Sypt zich intensief bezig gehouden met alle zaken die polderbesturen beheren. Ze weet dan ook alles van poldersloten, de wateraf voer en de dijken. Niet alleen in Vlaanderen, maar ook in Zeeuws-Vlaanderen en een deel van Frans-Vlaanderen, de zo genaamde Westhoek, waar nog een beetje dialect wordt gespro ken. Dis. Van der Sypt, want dat I is ze, is medewerkster aan het I Woordenboek van de Vlaamse I Dialecten, dat aan de Gentse j Rijksuniversiteit wordt samen- gesteld. De strijd tegen de zee en het wa ter is een van de problemen die de kustbewoners van Vlaande ren al in heel vroege tijden ken den. Was het niet het zoute wa ter dat hen parten speelde, dan was het wel oppervlaktewater dat moeilijk afgevoerd kon wor den. Toen kloosterlingen zich in de Middeleeuwen intensief be zig gingen houden met het in polderen van schorren, was bij hen niet alleen het geld, maar ook de kennis aanwezig om rond een bepaald gebied een dijk te leggen. Onrustig begin Een techniek, die eigenlijk tot het midden van deze eeuw vrij wel ongewijzigd is gebleven. In het schorrengebied kwam een reeks van palen en stokken te staan, die het toekomstige dijk- lichaam markeerden. En waar een brede, diepe kil de toekom stige dijk zou gaan doorsnijden, daar kwam de uitwateringssluis van de polder te liggen. Dat was logisch, het was immers het laagste punt van de schorren en dus ook van de toekomstige pol der. Het dijktracé werd verdeeld in stukken en ieder stuk werd aan besteed in een herberg in een na burig dorp. In het vroege voor jaar kwamen de dijkwerkers uit friesland, Holland en Vlaande ren. Ze vonden een onderkomen }n de pas opgetrokken houten barakken, kêêten. De keetbaas on zijn vrouw zorgden voor voe- .ding en onderdak, maar ook voor drank. En meestal, zo om streeks april of mei, als de wer- Ken in volle gang waren, ont stond er onenigheid over het uit to betalen loon, volgden er sta ringen en moesten er soldaten omen om de orde te herstellen, jaar m de herfst werd de polder ban toch opgeleverd, jen inmiddels gekozen polder- ostuur verdeelde de gronden doorOndine van der Vleuten Zeeland is rijk aan voorwer pen en gebouwen uit het verleden. Juist in Zeeland kun nen leerkrachten daarom met hun geschiedenisles aansluiten bij de directe omgeving. ..Een merkwaardige straatnaam of een vreemde bocht in een dijk kan je al op het spoor zetten van het verleden", zegt Ad de Klerk, consulent regionale geschied beoefening Zeeland. „Maar het onderwijs haakt daar nog te weinig op in." Het thema van de Zeeuwse Onderwijsdag, die woensdag 8 oktober gehouden wordt, is hem dan ook uit het hart gegrepen: Regionale ge schiedenis. Van 8.30 tot 12.30 uur zullen in De Stenge te Heinkenszandzo'n achthonderd leerkrachten van basis- en speciaal onderwijs, maar ook belangstellende ou ders en hun kinderen, hierover hun licht kunnen opsteken. Met oudheidkundige schatten van ondermeer de vijftien regionale Zeeuwse musea en het Provinci aal Depot voor bodemvondsten is een groot historisch plein in gericht, dat door drie zalen loopt. Bezoekers kunnen eigen bodemvondsten laten zien aan Henk Hendrikse van" het depot, om meer te weten te komen over de leeftijd en herkomst. In de Sporthal is naast de grote leer middelententoonstelling een informatiemarkt ingericht rondom het thema. Eén van de stands wordt be mand door De Klerk, samen met het rijksarchief in Zeeland, het gemeente-archief in Middel burg en het Zeeuws Documen tatiecentrum. „Leerkrachten weten nog onvoldoende de weg naar ons te vinden. Men stapt makkelijker naar een museum. Kijk. een archief heeft toch een stoffig imago en dat beeld moet nodig worden bijgesteld. We hebben enkele voorbeelden van lesmateriaal dat al ontwikkeld is voor het onderwijs. En dan heb je het niet over iets stoffigs, want de leerlingen worden juist op weg gestuurd om bijvoor beeld de Karolingische Burg van Souburg te bekijken of een vliedberg op te meten. In de Topzaal worden vanaf 9 uur korte voordrachten afge wisseld met anekdotes van de Zeeuwse verhalenverteller Izaak Kwekkeboom. De voor drachten komen van Menno van den Hoek (docent geschiedenis aan de Pabo van de Hogeschool Zeeland). Robbert Jan Swiers (voorlichter provincie op het gebied van natuur, milieu en cultuur) en Karei Leeftink (me dewerker educatie en product ontwikkeling van Waterland Neeltje Jans.) De ochtend wordt besloten met een middeleeuws spektakel stuk, Het jaarfeest van Sint Hi- larius, door de Stichting Hila- ria. Overigens is er een crèche ingericht, zodat ouders rustig kunnen rondkijken. foto Ruben Oreel door Mooike de Moor Met de mooie meidoornhaag en de volle bramenstrui ken ademt de weg nog de sfeer van het oude Walcheren. Aan het eind van het pad ligt een mooi buitenhuis. Omstreeks 1830 werd een van oorsprong Middelburgse jurist de wettige eigenaar van het 'Kasteel te Ga- pinge'. De weg die de Middel burger per koets naar huis reed, voerde hem langs al zijn bezit tingen. Na zijn dood werd de straat: de Snouck Hurgronje- weg. Jacob Lodewijk Snouck Hur- gronje kwam in 1778 in Middel burg ter wereld en stierf op 19 november 1845 in Den Haag. Tijdens zijn leven heeft de Zeeuw zich flink opgewerkt. Na een succesvolle rechtenstudie in Utrecht werd Snouck Hurgron- je in 1803 tot secretaris van de Rekenkamer benoemd. Zijn carrière nam een hoge vlucht en de Middelburger gi ng steeds ho gere beleidsfuncties bekleden. Van 1814 tot 1823 was Snouck griffier van de Staten van Zee land, terwijl hij als voorzitter van 1819 tot zijn dood de cen trale directie van Walcheren leidde. Het grote geld begon binnen te stromen en hij kocht 'Huize ten Gapinge'. De uitge strekte landerijen en het rond om liggende natuurgebied wa ren ook in zijn bezit. Het kasteel in Gapinge stond bij het kadaster voor 174 gulden te boek. In de negentiende eeuw was dat een enorm hoog bedrag voor een onroerend goed. Bij een groot buitenhuis hoorde in die tijd een hofstede. De na bijgelegen boerderij van Snouck Hurgronje brandde op 6 december 1837 tot de grond toe af. De vlammenzee moet in drukwekkend zijn geweest, want de daarna nieuw gebouw de boerderij werd in de volks mond nog altijd de 'Verbrande Hofstede' genoemd. Jonkheer Snouck Hurgronje werkte ijve rig aan zijn loopbaan. Na vanaf 1823 lid van Gedeputeerde Sta ten van Zeeland te zijn geweest, nam hij in 1835 zitting in de Tweede Kamer. Het hoogtepunt van zijn carrière bereikte de Middelburger op 14 december 1843. Op die dag werd hij bij Koninklijk Besluit tot jonkheer in de adelstand verheven. Twee jaar, tot zijn dood in 1845, heeft de Zeeuw zich edelman mogen noemen. Als waardering werd de weg die langs zijn bezittingen liep de Snouck Hurgronjeweg ge noemd. De weg, die begint bij de splitsing van de Dorpsstraat en de Kreekweg en doorloopt tot aan de Rijkebuurtweg, heette oorspronkelijk Den Ouden Mo lenweg. De ongeveer twee kilo meter lange weg werd zo ge noemd omdat de Molenberg er langs lag. De Middelburgse jonkheer heeft de weg verbeterd door grind over het zand heen te stor ten. Dit deed hij puur uit eigen belang want hooggeplaatste he ren reden niet graag met hun koets door de modder. Nu ligt er stenen bestrating op de Snouck Hurgronjeweg. Maar voor de rest is de omgeving niet veel ver anderd. Het buitenhuis te Ga pinge wordt nog altijd bewoond en nog steeds door edelen: raspaarden. Een sfeervolle weg, leidend naar het 'Kasteel te Gapinge' als herin nering aan een Zeeuw, die wegens zijn grote verdiensten in de adel stand werd verheven. fotoXandervan Manen en de baantjes en belegde een feestelijke eerste vergadering. Intussen was er dan ook al een naam gekozen. Dat was echter niet het geval bij de in 1865 be- verste nieuwe polder onder Biervliet. In die eerste vergade ring konden de ingelanden het niet eens worden over de naam, vandaar dat één van de aanwe zigen wanhopig uitriep het ge bied dan maar Krakeelpolder te noemen, maar ook die naam was al in gebruik voor een andere polder. Uiteindelijke werd het Elisabethpolder, maar de volks mond vertaalde dat in Bettepol- der, want Bette was en is nogal altijd de roepnaam van Elisa beth. Dieken en duiven Wie nu over de binnendijken van Zeeuws-Vlaanderen loopt, kan zich moeilijk voorstellen, dat vroeger de golven tegen de voet van deze waterkeringen tot schuim versloegen. Nog altijd is duidelijk de zoute en de zoete kant van de dijk te zien. De dijk- kant die flauw helt, is die aan de zeezijde. De steile kant was aan de landkant, de zoete kant. Aan die zoete kant vond (en vind) je een uitgebreid slotenstelsel, dat voor een adequate afwatering moest zorgen. „Overal in Vlaanderen komen sloten voor", zegt Kristien van der Sypt, „maar ze zijn niet overal even breed en diep. Dat is afhankelijk van de functie en ei genlijk ook van de bodemstruc tuur. In de polderstreken kent men daarom veel meer soorten waterlopen dan in het binnen land. Een kleine waterloop die niet al te breed en diep is, waar men over kan springen en die overal voorkomt, noemt men in Frans-Vlaanderen en zuidelijk West-Vlaanderen, een dijk. Je kan door de kinderen horen zeg gen: Ga je mee, we gaan over de dijk springen. Zoiets klinkt de Zeeuwen natuurlijk vreemd in de oren." In het Land van Cadzand zeg gen ze dan Me gaon slootje spriengen en de echte streek taalcracks herinneren zich vast het prachtige gedicht van de dialectkenner uit Kloosterzan- de, Ed Steijns, over 'n elder slootjen.Maar in het Land van Axel, dat nauw verwant is in sommige dialectonderdelen, spreken ze van dulfoi dulve. Eit a g'höören? Krin is mee 'n voer bêêten in d'n duif gereejen. ,,In het noorden van West-Vlaanderen en in het overgrote deel van Oost-Vlaan- deren heeft men het dan weer over een gracht", gaat Kristien Kristien van de Sypt:„We moeten veel moeite doen om oude, vaak Middeleeuwse benamingen nog te kunnen vinden." foto Peter Nicolai verder. „Die woorden duif en gracht zijn afkomstig van de werkwoorden delven en graven. Sloot daartegen is afgeleid van het werkwoord sluiten; een wa terloop die als afsluiting, af scheiding van akkers dienst doet. Het woord dijk kwam al in het Middelnederlands in twee betekenissen voor, namelijk wa terkering of dam om het erach ter gelegen land tegen water te beschermen en sloot of vijver." „Volgens etymologische woor denboeken is dijk afgeleid van een woord dat als grondbeteke nis steken, graven heeft. Daar bij sluiten de huidige twee uit eenlopende betekenissen aan. want ze zijn allebei het resultaat van dezel fde handeling: wie met een spa in de grond steekt, maakt gelijktijdig een put en een verhoging", verduidelijkt Kristien haar betoog.Verder wijst ze nog op een versperring in een waterloop: een dam. In West- en Zeeuws-Vlaanderen en in het noorden van Oost- Vlaanderen spreekt men nage noeg altijd van een dam(metje) en in het zuiden van Oost- Vlaanderen spreekt men van een dijk(je), een sprei, een spui of een stanke. Dit laatste woord staat in verbinding met het Franse woord étang (vijver). Een dammegat is algemeen be kend in Zeeland. Het is de toe gang naar de boerderij of het land. Tegenwoordig zitten er onder een dammegat buizen. Onder Hoek kan je horen Alli, zet d'n dam 's open en dan be doelen ze de toegangshekken naar de boerderij. En onder Heinkenszand verzuchtte een goedgelovig mannetje: 'k. Wach- te noe a sint flee jaere kossemis- se (kerstdag) op m'n centen, noe moe je maer-is over d'n dam komm'n Kees. Diekgraovin Het Woordenboek van de Vlaamse Dialecten kent thema tische delen. De eerstvolgende aflevering gaat over de water huishouding in de polders. Dat boek bestrijkt het gebied ten zuiden van de Westerschelde tot in de Franse Westhoek. „We zijn eigenlijk net op tijd gestart met het onderzoek, al is het voor Zeeuws-Vlaanderen wel iets te laat. Bij het interviewen van de leden van een polderbestuur on dervonden we, dat de mensen al heel sterk door de officiële ter men zijn beïnvloed. In Zeeuws- Vlaanderen was dat nog sterker het geval dan in Vlaanderen. We merken keer op keer; dat we veel moeite moeten doen om oude, vaak Middeleeuwse benamin gen nog te kunnen vinden. En die moeten hier vroeger ook in gebruik zijn geweest. De indij kingstechniek was immers dezelfde als in Vlaanderen." Overigens is de Gentse onder zoekster zeer tevreden over de medewerking van de water schappen. En ook over de groei ende belangstelling voor het dialect: „De waardering voor de Zeeuwse dialecten als onder deel van de Zeeuwse cultuur is zeer boeiend. Vooral vanuit Vlaanderen bezien, omdat het dialect hier een heel andere po sitie inneemt dan bij jullie", be sluit onze dijkgravin haar uit eenzetting. door Willem van Dam Met een loep worden de munten minutieus bestudeerd. De verzamelaars bekijken met aandacht de collecties met begerenswaardige munten. fotografie Ruben Oreel Moeilijk woord, numisma tiek. Het betekent munt en penningkunde. Veel mensen hebben daar him hobby van gemaakt. Eén keer in het jaar houdt de Numismatische Kring Zeeland een grote pro vinciale bijeenkomst voor numtenverzamelaars. Dan is er een tentoonstelling, wordt er geruild, getaxeerd èn gekocht. De echte liefhebber kan uren stilletjes genieten van een col lectie vorstenhuizen of een fraaie penning ooit uitge bracht door het middeleeuwse gilde der haakbusschutters of fruileniers. „Postzegels verza melen kan ook heel leuk zijn, hoor. Maar dat is altijd zo'n ge priegel met dat pincet en die tandjes: bij het minste of ge ringste zijn ze beschadigd. Een munt niet. Die kun je lekker zo door je hand laten glijden - dat gevoel, hè?" Een zaaltje in de Middelburgse buitenwijk Dauwendaele, za terdagochtend om een uur of elf. In het kille TL- licht liggen duizenden munten; in vitrines, in albums. Tientallen verzame laars wandelen met waarde rende blikken tussen de rijen tafels waarop de collecties zijn uitgestald. De kenners weten: hier is veel begerenswaardigs bijeengebracht. Gildepennin- gen, munten met afbeeldingen van vorsten en vorstinnen, bankbiljetten, insignes van de Vrijmetselarij. Sommige zijn vele honderden jaren oud. Prijzen Maar er liggen ook stuivers, kwartjes en tientjes waarmee nog niet eens zo heel lang gele den gewoon bij de bakker en de slager kon worden betaald. De prijzen van al die penningen, munten en bankbriefjes varië ren zeer: van een dubbeltje tot vijftienhonderd gulden en nóg meer. De ene numismaticus is de an dere niet. Muntenverzame- laars hebben allemaal zo hun eigen specifieke voorkeuren: de een verzamelt vorstenhui zen, de ander afbeeldingen van dieren, schepen of gebouwen. Er zijn er ook die alleen munt jes met gaten sparen, of met zes en acht kanten. Eén ding heb ben ze echter met elkaar ge meen: ze zijn voortdurend op zoek naar nieuwe aanwinsten. Ze gaan daartoe veilingen af, beurzen. En naar rommel markten natuurlijk; want hoe vaak gebeurt het niet dat daar - in een achteloos weggeworpen doosje vol oude knopen - de fraaiste munten worden aan getroffen? Voorzitter W. F. H. Moll (36 jaar. Middelburg) van de Numismatische Kring Zee land: „Op rommel- en snuffel- markten vallen nog heel wat koopjes te halen. Veel mensen hebben soms geen idee wat ze weg doen." Genieter Er zijn vergaarders en verza melaars. De verzamelaar is een echte genieter; hij koestert zijn munten, bewondert kleur en ontwerp ('dat nieuwe tientje - één van de mooiste die ooit in Nederland zijn uitgegeven') van bankbiljetten, is altijd op zoek naar de historie die achter- het betaalmiddel schuilt. „Het is studeren, studeren en stude ren." De vergaarder daarente gen ontmoet doorgaans weinig bewondering; hij kent geen echte liefde voor de munt. brengt nauwelijks enige lijn in zijn collectie, denkt slechts in waarde. Ongeveer 140 leden ('we heb ben er zelfs twee in Frankrijk') telt de Numismatische Kring Zeeland. Daarmee ('alleen de bloembollenstreek is groter') behoort zij tot een van de grootste muntenverzame- laarsverenigingen van het land. De leden komen uit alle delen van de provincie. Ze vor men een gemêleerd gezel schapje: landbouwers, artsen, leraren. Maar ook huisvrou wen en scholieren. Secretaris J. G. Nijsse (59 jaar. Middelburg): „Bijna iedereen begint zijn verzameling met munten uit de eigen portemonnee: Juliana, Wilhelmina en dan steeds ver der terug - Willem III, Willem II, Willem I. En naarmate je verder teruggaat, hoe duurder het wordt." Fiscus Tot voor kort kon de Numisma tische Kring Zeeland ook een Inspecteur der Belastingen ('die adviseerde ons') tot haar leden rekenen. Dat gaf een vei lig gevoel. Want de muntenver- zamelaars weten zich in toene mende mate begluurd door de fiscus. Zeker met de Euro op komst, is de muntenhandel voor z wart-geldbezitters extra interessant geworden. Zij vre zen een geldzuivering a la Lief- tinck. Dat heeft de vraag naar gouden tientjes (gemiddelde waarde: 130 tot 140 gulden) de laatste tijd aanmerkelijk doen stijgen. Gouden tientjes zijn immers vrij eenvoudig wit te wassen; die komen toch alle maal uit de oude sok die jaren geleden op zolder van oma za liger werd gevonden?

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1997 | | pagina 9