Sportschool houdt iedereen fit
Van nostalgie tot turbo-Zeeuws
Goese chef-kok
doet gooi naar titel
Mosselman 1997
De herinnering aan
Napoleons plannen
met Vlissingen blijft
zeeland maandag 15 september 1997
week 38
straatnaam
on. (Mdh,
door Lukas Fransen
Fitnesscentra zijn al lang
niet meer uitsluitend het
terrein van bodybuilders. Wie
vandaag de dag een sport
school binnenloopt, treft daar
mensen aan uit alle geledingen
van de samenleving: vijftig
plussers, scholieren, dokters,
fabrieksarbeiders. Iedereen
lijkt gegrepen te zijn door de
gezondheidsrage van de laatste
jaren. Sport- en fitnesscen
trum Be Fit in Middelburg
heeft sinds enkele weken zelfs
een gratis professionele kin
deropvang. Terwijl de kinderen
zich vermaken met het speel
goed, kan moeder zich in het
zweet werken.
Het is vrijdag, tien uur 's och
tends. De deuren van Be Fit
staan wagenwijd open. Het is
niet druk. ,,Maar dat is altijd zo
rond deze tijd", zegt Vincent de
Wilde (30), bedrijfsleider van
het sport- en fitnesscentrum
aan het Domburgs Schuitvlot.
Vanuit de aerobicszaal klinkt
muziek, die regelmatig over
stemd wordt door de stem van
de instructrice. In de fitness
zaal is een vijftal mensen in de
weer met halters en andere ge
wichten.
Gezelligheid
Het geheel straalt een huiselijk
sfeertje uit. „En dat is ook de
bedoeling", aldus De Wilde.
„Een sportschool moet gezel
ligheid uitstralen. Daarom
hebben we een jaar geleden de
boel een beetje opgeknapt en
een knusse zithoek gecreëerd.
We hebben alles een leuk klein
tje gegeven en overal wat plan
ten neergezet. Vroeger kon je
ook niet naar binnen kijken
omdat de ruiten waren afge
plakt. Dat hebben we verwij
derd zodat iedereen nu gewoon
van buiten naar binnen kan
kijken. Dat zorgt tevens voor
een lage toegangsdrempel. Dit
alles heeft er zeker toe bijge
Even je spieren een beurt geven.
dragen dat we sindsdien meer
dan honderd nieuwe leden heb
ben mogen begroeten."
„Vroeger zat hier tijdens voet
balwedstrijden op woensdag
avonden niemand. We hebben
nu televisies in de zaal en bij de
zithoek geplaatst. Tegenwoor
dig blijven bezoekers wel zit
ten om naar de wedstrijd te kij
ken. Ook komt niet iedereen
hier altijd om te trainen. Som
door Mooike de Moor
Vlissingen heeft altijd al een
belangrijke mililaire en
strategische positie gehad. Wie
Vlissingen beheerste, kon de
Westerschelde afsluiten. De
Franse keizer Napoleon was
daarom zeer gëinteresseerd in
de Zeeuwse havenstad. Hij ge
bruikte Vlissingen in zijn oorlog
tegen de Engelsen. De verdedi
ging van de stad was voor hem
van groot belang. Napoleon had
grootse plannen voor de bouw
van forten en kroonwerken.
Maar door de slag bij Waterloo
kon hij de bouwwerken niet he
lemaal voltooien. De Kroon
werkgracht in de wijk 't Fort is
nog een overblijfsel uit de tijd
van de Franse overheersing.
Het Franse keizerrijk nam in
1807 bezit van Vlissingen. Na
poleon maakte generaal Mon-
net commandant van Vlissin
gen. In 1809 besloten de Engel
sen het vasteland aan te vallen.
Antwerpen was hun einddoel.
Eind juli 1809 landden de En
gelsen op Walcheren en begon
nen over land een opmars naar
Vlissingen. Begin augustus viel
de Britse vloot de stad vanuit
zee aan. Vlissingen werd flink
beschoten: meer dan 1100 ka
nonnen vuurden hun projectie
len op de stad af. Een nieuw wa
pen van de Engelsen, een zoge
naamde brandraket, brandde
een groot gedeelte van Vlissin
gen plat.
Uiteindelijk gaven de Franse
verdedigers zich over. De schade
was enorm: ruim 350 Vlissin-
gers hadden het leven verloren
en veel prachtige gebouwen,
waaronder het stadhuis uit
1594, waren vernietigd. De En
gelsen bleven niet lang in Vlis
singen. Geveld door de 'Zeeuw
se pest' bliezen ze de aftocht.
Woedend
Napoleon was woedend. Gene- -
raai Monnet had Vlissingen
nooit mogen overgeven. De kei
zer besloot dat de havenstad een
Franse vesting van de eerste or
de moest worden. Vanaf 1810
werd met de versteviging en uit
breiding van de havenstad be-
gonnen. De stad werd door een
brede gracht omgeven, terwijl
daarbuiten een ring van kroon
werken en forten werd ge
bouwd: Fort Nolle aan de west
zijde, Fort de Ruyter aan de
oostzijde met ertussen het Lin
ker-, Midden- en Rechterkroon-
werk. De bouwwerken van Na
poleon zijn nooit helemaal vol
tooid.
De bouw van het Linkerkroon
werk had Napoleon nog wel
kunnen realiseren. Er werd al-
leen helemaal niets met het
bouwwerk gedaan. Totdat hal
verwege de jaren vijftig Exploi
tatiemaatschappij 'De Schelde-
stad' woningen voor de arbei
ders op het kroonwerk liet bou
wen en de wijk 't Fort ontstond.
In 1953 gaf de Vlissingse ge
meenteraad aan een van de stra
ten rond het kroonwerk officieel
de naam 'Kroonwerkgracht'. De
woningen van de Scheldearbei-
ders waren in 1986 echter zo
verpauperd dat ze de hele boel
platgooiden en er nieuwbouw
hebben neergezet.
De Kroonwerkgracht. Wonen op een Napoleontisch vestingwerk.
foto Lex de Meester
De aerobicsles. Aanvankelijk kwamen er alleen vrouwen, maar langzaamaan beginnen er ook man
nen mee te doen. foto's Xander van Manen
door Claudia Sondervan
aanse azijnen, Balsamico.
„Daar werk ik graag en veel
mee."
De jury (tweevoudig Mosselman
Albert Thielemans, directeur''
van het Mosselkantoor in Yerse-
ke Leo Lucas en hoofdredactri
ce van het tijdschrift Eten
Drinken Atie Gathier) oordeelt"
op smaak, originaliteit en pre
sentatie. Edwin Desmet wil in
Bergen op Zoom zichzelf blij
ven. „Je kan gaan toveren, maar
ik blijf liever in mijn persoonlij
ke stijl dan dat ik trendy gerech
ten ga maken. De winnaar van
vorig jaar maakte mossel-pof-"
fertjes. Ik laat de mossel liever
heel, je moet kunnen zien watje
eet."
Mocht Desmet winnen, dan
staat hij in Amsterdam tegen-
over titelverdediger Ben van'
Beurten van hotel Pulitzer Am-
sterdam, Michel Lambermon
van Rederserf Scheveningen en
de finalist uit de komende voor-
ronde in Noord-Nederland.
„Haal ik het dit jaar niet. dan
probeer ik het opnieuw. Als het
bevalt."
Edwin Desmet
migen komen gewoon een kop
je koffie drinken aan de bar en
maken een praatje of lezen de
krant. Anderen komen hier al
leen om even onder de zonne
bank te liggen."
Volgens De Wilde gaan trai
ning en ontspanning vaak sa
men. „We hebben hier mensen
die op verschillende kantoren
werken. Die komen hier één
keer in de week trainen om el
kaar te zien. Dan gaan ze naast
elkaar op de step staan om wat
bij te kletsen. Trainen is voor
hen bijzaak. De sociale contac
ten staan op zo'n moment voor
op."
De aerobicsles zit erop. Na het
douchen halen Conny van der
Wijst en Greet Gideonse ieder
hun kind op uit de speelzaal.
De kinderen lijken zich net zo
geamuseerd te hebben als hun
moeders. Van der Wijst vindt
het perfect dat zij haar kind
kan meenemen naar de sport
school. „Mijn man zit in de op
roepdienst en daar kan ik mijn
zoontje dus niet kwijt. Hier kan
ik hem met een gerust hart ach
terlaten. Er is een goed ver
zorgde ruimte en de kinderen
zijn in goede handen." Ook Gi
deonse is erg tevreden met de
kinderopvang. „Als ze die niet
hadden had ik alleen 's avonds
kunnen trainen. En dan niet
eens elke week. Nu kan ik elke
vrijdagochtend trainen."
Ochtenduren
Ellen Vriens, de schijnbaar on-
veiTnoeibare instructrice,
neemt plaats aan de bar. Ook
voor haar staat gezelligheid
hoog in het vaandel. „De men
sen komen hier natuurlijk om
aan hun lichaam te werken.
Maar zeker ook voor de gezel
ligheid. Vooral in de ochtend
uren, als je vaste groepen
krijgt, gaan we na de les vaak
met z'n allen aan de bar zitten.
Dan drinken we wat en kunnen
ze ook met hun vragen komen.
Vriens geeft al veertien jaar ae
robicsles. „In het begin werd
het alleen door vrouwen ge
daan. Momenteel hebben we
een paar mannen die meedoen
aan de stepstraining. Ik geef
vaak les aan een heel gemengd
publiek." Vriens vindt dat ook
het leuke van Be Fit. „Alle
soorten mensen komen hier
over de vloer. En iedereen gaat
goed met elkaar om."
Oxn elf uur komt er een jonge
man binnenlopen. Zijn groet
wordt hartelijk beantwoord.
Sjaak Lammers traint al zeven
jaar bij Be Fit. „Meestal kom ik
hier om kwart over tien binnen
en dan neem ik eerst een kopje
koffie en lees ik rustig de krant.
Nadetx-aininggaik weergezel-
lig aan de bar zitten. Ik moet
namelijk pas 's middags wer
ken. Het is hier vaak zo gezellig
dat ik soms weinig aan trainen
toekom." Voordat Sjaak in de
kleedkamer verdwijnt voegt
hij daar luidlachend aan toe:
„Daarom ben ik na zeven jaar
ook nog niet veel gegroeid."
Een Zeeuwse Mosselman van
het Jaar 1997: in de vierde
aflevering van de verkiezing
van het Nederlands Visbureau
zou het kunnen lukken. De chef
kok van het Goese restaurant
Boix Vivant, Edwin Desmet, zou
die titel met genoegeix aanvaar
den. Woensdag 17 september
staat hij in de Zuid-Nederland
se voorronde voor de finale
plaats in Amsterdam Arena op
donderdag 2 oktober.
Over zijn collega-deelnemers
weet Desmet niets: Wim Wolfs
van het Goirlese restaurant De
Hovel, Heiman Peeters van De
Erkenkamp uit Tegelen en Bas
Oostelbos van restaurant Moer-
stede te Bergen op Zoom. Oos
telbos heeft het voordeel in ei
gen keuken te mogen blijven
staan: de vooi-ronde vindt plaats
in diens Moerstede. „Misschien
is dat een voordeel", peinst De
smet. Anderzijds is het geen
pretje drie andere chefs in jouw
keuken te gedogen, erkent hij.
De wedstrijd bestaat uit twee
etappes: eerst moeten de deel
nemers mosselen koken. Vervol-
gens krijgen zij tien ingrediën
ten aangereikt waarmee de koks
een warm mossel-voorgerecht
moeten klaarmaken. De tien in
grediënten zxjn de koks tevoren
niet bekend: improvisatiekunst
is belangrijk.
In je hoofd
Desmet is met zij n twee collega 's
niet aan het goochelen geslagen
in de keuken van Bon Vivant.
Koken gebeurd voor een belang
rijk deel in je hoofd, beaamt hij
„Ik kook elke dag. Ik denk na
over combinaties, heb een paar
gerechten in mijn hoofd die ik
zou willen maken. Als dat kan
Ingrediënten die de Goesenaar
absoluut niet hoopt aan te tref
fen, zijn er niet echt. „Misschien
dat ze er chocoladepasta tussen
stoppen of iets anders dat echt
niet bij mosselen past. Dat heb
ben ze wel eerder gedaan." Er is
geen verplichting om alle tien de
ingrediënten te verwerken, wel
zoveel mogelijk. Wat hij graag
wel zou zien zijn de fijne Itali-
bèl bèl
Zie: papoetncbcesie.
pi(m)peremcnt 'pepermunt: Z.eil.: Z.V.
\V L.v.Ax.; de vorm pipcrcment geg.
d. ZB. (Kn.: Kb): N.B. (Kg.); Sch.
(Hsd.); pumperement: L.v.Ax. (Nz.);
pupecement: Z.B. (Kwd.); Sch. (Rns.);
Z.V.W, (Rtc.)
pi m peremen tdööze
punperement- (enz.dööze pepermuntdoos
je: m.m. als vorig art. Aant.: in 't
-ij-, werd aldus genoemd het doosje
van gedreven zilver, dat. gevuld met
g.™.rs" in de beugeltassc naar de
OS
mé
mee de
(Ok l'.
Sch. (k\VV,); pj
of t pinnetje in <j-'L
neergeslagen zijn,
wTe" (f;eds
w. (omg. Mdb.; Or
(Anl.); G. (Gdr.)
Dl.), b.v. Bluufter
al (of)!
3. v. e. persoon gezegc
e. wrevellig, onaangena
(Lam.; Gra.).
plaats, vormen v, liggc
pinnemaeker de jongste i:
merman, leerling: W.
(Hkz.)N.B. (Kam.):
geen. die het langst blijf
N.B. (Kam.).
pinneniuts(e) puntmuts
Z.V.W.; L.v.Ax. (N:
Wad-cjc-gie 'n sck\ -
Adb.: fig-: 'H f)n K
uit z'n humeur: La®, v
ook pin'elhm als
kelhaube" der Duitse
1-1L-a-a/-'I -
Publicaties in of over het Zeeuwse dialect zijn er te kust en te keur. Wie de streektaal niet machtig is, neme het Zeeuws woordenboek erbij.
foto Lex de Meester
door Marco Evenhuis
Er worden in deze rubriek re
gelmatig citaten uit aller
hande dialectpublicaties ge
bruikt. En dat roept wel eens
vragen op. Waar kan ik dat ge
dicht vinden? Wie heeft dat ver
haal geschreven? Waar vind ik
meer informatie over dat onder
zoek? Veruit de meeste van die
vragen zijn heel specifiek. Maar
er is een vraag die meerdere ke
ren gesteld is en die eigenlijk
vraagt om een uitgebreide be
antwoording: wat voor boeken
bestaan er in en over het Zeeuws
en welke zijn daarvan het meest
de moeite waard?Vandaar dat u
deze week in Bèl bèl een over
zicht vindt van allerhande
l Zeeuwse dialectpublicaties en
wat u in die boeken kunt vinden.
Een zeer onvolledig overzicht,
natuurlijk, Want er is in de loop
der jaren heel wat in het Zeeuws
verschenen.
Allereerst wat boeken waarin u
kennis kunt maken met de
Zeeuwse dialecten zoals die in
de vorige eeuw gesproken wer
den. Bekend zijn bijvoorbeeld
de 'Walchersche vertellingen,
schetsen en novellen' (1907),
'Walchersche novellen' (1883),
'Uit het Walcherse boerenleven'
(1877) en 'Walcherscheschetsen
en vertellingen'(1875) van Hen
ri ('Eine) Beunke. Beunke's
werk is lange tijd zeer populair
geweest. Er werden voordrach
ten uit gehouden, die tot in Rot-
terdam veel publiek trokken. De
interesse voor de eigen streek
taal bestaat dus al een tijdje en
hoeft dus niet per se een gevolg
te zijn van een afnemend ge
bruik van die taal. Een heruit
gave van 'Walchersche vertel
lingen, schetsen en novellen'
verscheen in 1978 onder de titel
Walcherse vertellingen' bij
KrusemaninDenHaag.
Tijdschriften
Andere vroege dialectpublica
ties zijn bijvoorbeeld het boek
'Van de Schelde tot de Weichsel'
uit 1882 met dialectbij dragen
vanopnieuw'EineBeunke, J. K.
de Regt (met een prachtige
'Brief van een huzarenrccruut'),
W. K. Frederiks (met 'Op de kui-
Recicties op deze rubriek
zijn loelkom. Indien u wilt
reageren, of wanneer u
een tip voor ons heeft,
kunt u schrijven of faxen-
naar de PZC, Postbus 18,
4380 AA Vlissingen, fax
0118-470102, onder ver
melding van Bèl, bèl.
er. 'n Stik uut een brief'), en de
Souburgse kinderboekenschrij -
ver Pieter Louwerse Pier van 't
Zwitsers uusje). Veel meer uit
gaven zijn er in de vorige eeuw
niet verschenen, maar in allerlei
tijdschriften en jaarboeken zijn
tal van verhalen en gedichten
gepubliceerd. In dat verband
aardig om door te nemen zijn
onder meer jaargangen van Ei
gen Haard (met in het nummer
van 1878 bijvoorbeeld de
Zeeuwse novelle 'Lange Kees'
van S. A C. Tielenius Kruyt-
hoff-Bogaert uit Domburg), Al
manak voor (Hollandsche) Blij—
geestigen, Volks-almanak, De
Tijdspiegel en De Gids.
Ook de Zeeuwse kranten en
weekbladen publiceerden nog
volop eigentijdse dialectverha-
len en -gedichten. Vooral het
feit dat er toen eigentijds over
actuele zaken werd geschreven,
is iets om jaloers op te zijn. De
laatste twintig jaar verzandde
Zeeuwse dialectschrijverij
maar al te vaak in een goedkoop
soort nostalgie.
Natuurlijk zijn er welkome uit
zonderingen op die regel. Be
kend zijn de boeken van Jan
Kousemaker, die in het Zeeuws
meer zag dan een uitdrukkings
middel voor thuis en op straat.
Hij vertaalde enkele bijbelboe
ken in het Zeeuws en zijn
Reinaert-vèrtaling wordt door
Reinaert-kenners van ver over
de Zeeuwse grenzen geroemd.
Ook Free van de Schoofkas uit
het Land van Hulst heeft weinig
op met petrölielamp-nostalgie
en plattebuuskachel-senti-
ment. In rake bewoordingen
wordt de draak gestoken met of
stilgestaan bij allerhande actu
ele gebeurtenissen in de streek.
De verhalen van Ad Leijdek-
kers, die nog dit jaar postuum
zullen worden uitgegeven, zijn
soms nostalgisch, soms eigen
tijds, maar altijd van hoge kwa
liteit. Het is afwachten of op
Schouwen de komende jaren
nog zo'n streektaalschrijvervan
formaat op zal staan.
Op Walcheren is Jan Zwemer
momenteel eigenlijk de enige
vernieuwende streektaalschrij
ver. Zijn gedichten in 'Momen
ten uut de Mantelienge', zijn
'Sprookjes van Moedertje Jans
en de faobels van Jodocus' en
zijn Zeeuwse vertaling van het
Limburgse toneelstuk Knötsj,
Kwarre, laten zien hoe óók met
de streektaal kan worden omge
gaan.
Publicaties óver dialect zijn ook
de moeite waard. Die uitgaven
variëren van quasi-serieus tot
zuiver wetenschappelijk. Het
ene werk is derhalve toeganke
lijker dan het andere. Heel toe
gankelijk is de bekende reeks
zogenaamde Regioboeken van
de Zeeuwsche Vereeniging voor
Dialectonderzoek. Voor elk
Zeeuws dialectgebied ver
scheen een apart deeltje met
allerhande taaleigenaardighe
den, woorden en uitdrukkin-
gen.Van een heel andere orde,
maar minstens zo onderhou
dend is 'Plat Walchers' van Jan
Zwemer. Het boek bevat een
kleine honderd afleveringen
van de column Walchers Plat',
die nog altijd verschijnt in
weekblad De Faam/De Vlissin-
ger. Lezers leren iedere afleve
ring weer wat bij, kunnen hun
hoofd breken over een of andere
theorie over de herkomst van
een bepaald woord of worden
vergast op wat voorbeelden van
nieuwerwets turbo-Zeeuws.
'Het dialect op Schouwen en
Duiveland' is de titel van de stu
die waarop dr. A de Vin in 1952
promoveerde. Stik-interessant
maar misschien wat al te weten
schappelijk voor de doorsnee-
dialectliefhebber.
Adri Menheere schreef in 1988
een rapport naar aanleiding van
een socio-linguïstisch onder
zoek in de gemeente Borsele:
'Nederlands als opvoedtaal bij
Zeeuwstalige ouders'. Het was
het eerste onderzoek waarbij
zogenaamd kwantitatief dia
lectverlies (het feit dat steeds
minder mensen dialect spreken)
centraal stond in plaats van
kwalitatief dialectverlies (het
feit dat het gesproken dialect
steeds 'Hollandser' wordt).
Na het onderzoek van Menheere
volgden later 'Hoe 'zunig' zijn
we op onze taal? Dialectgebruik
in West-Zeeuws-Vlaanderen'
van A Riemens en 'De guus van
Beekèrke. Verslag van een so
cio-linguïstisch onderzoek naar
het gebruik van streektaal on
der Walcherse basisschoolleer
lingen en hun ouders', van de
hand van ondergetekende. Het
dialect van de hogere klasse van
Middelburg komt ruimschoots
aan bod in 'Regionale variatie in
het taalgebruik van notabelen:
een sociolinguïstisch onderzoek
in Middelburg, Zutphen en
Roermond' van Barbara Voort-
man.
Heel aardig is het boekje 'Dia
lectresistentie bij kleutertjes en
eersteklassertjes' waarin Jo
Daan en Henk Heikens verslag
doen van een onderzoek onder
Schouwse kleutertjes en hun
leeftijdgenootjes in de Flevo-
polders.
Pimpampoentje
Speciaal voor die Schouwse'en
andere Zeeuwse kinders ver
scheen zo'n vijftien jaar geleden
'n Zêêuws pimpampoentje in
Drenthe' van een drietal PABO-
studentes. Het was het eerste en
vooralsnog laatste Zeeuwse
dialectboek voor de j eugd. Maar
wie weet of er niet weer wat
meesters en juffen in spé iets
dergelijks als een project binnen
hun studie willen ondernemen.
De belangstelling voor de
streektaal is er groot genoeg
voor.Die recente interesse-golf
voor de streektaal lijkt overi
gens niet te resul teren in een op
leving van de Zeeuwse streek
taalliteratuur. Er verschijnt nog
altijd niet veel in dialect. En de
kwaliteit van wat er verschijnt,
is vaak wat twijfelachtig. Eens
afwachten wat de Zeeuwse boe
kenweek in november ons gaat
brengen.
Belangstellenden kunnen voor f 5,-
(inclusief verzendkosten) een tame
lijk volledige lijst met oude en nieu
we Zeeuwse dialectpublicaties ver
krijgen door een briefje te sturen
naar de PZC, Postbus 18, 4380 AA
Vlissingen, onder vermelding van
Bèl, bèl.