Moet er fosfaat bij de vis? Filipijns zeegras heeft een Zeeuws verhaal Raadsels rond stikstof dossier Moniek de Bie Heb je al iets ontdekt? Monique de Bie (27) heeft de laatste tijd met eni ge regelmaat deze vraag moeten beantwoorden. Voor het eind van het jaar hoopt ze haar promotie-onderzoek naar de wisselwerking tus sen zuurstof en stikstof in het water van de Wester- schelde af te ronden. De Westerschelde is ver vuild. Van Vlissingen tot Antwerpen wordt huishou delijk en industrieel afval water geloosd. Daarnaast stroomt er water vanuit de polders de Westerschelde in Een belangrijk gevolg van de lozingen en de afwatering is de toename van het stik stofgehalte in het water. Door de aanwezigheid van zuurstof in het water door loopt de stikstof in de loop van de Westerschelde aller lei reacties. ,,Een deel van de stikstof verdwijnt uit het water en een ander deel on dergaat een gedaante ver wisseling." In haar promo tie-onderzoek probeert de NlOO-medewerkster ver klaringen te vinden voor beide processen. Voor het verdwijnen van stikstof uit het water zijn twee reacties noodzakelijk, legt De Bie uit. De eerste vindt plaats in zuurstofrijk water, de tweede in zuur- stofarm water. De promo vendus heeft zich toegelegd op de eerste reactie. „Dit vormt altijd de basis voor de vervolg-reactie." Ammoni um, dat stikstof bevat, ver wordt door de aanwezigheid van zuurstof tot nitraat.,Bi j gebrek aan zuurstof ont snapt de stikstof vervolgens in gasvorm aan het nitraat." Schip Om gegevens te verzamelen stapt De Bie een keer per maand aan boord van het onderzoeksschip Luctorvan het NIOO. Door op verschil lende plaatsen in het water zowel het zuurstof- als het stikstofgehalte te meten, is het volgens haar mogelijk te voorspellen in welke mate stikstof onder invloed van zuurstof vervluchtigd. De veranderingen die de stikstof tussen Antwerpen en Vlissingen ondergaat, stelt De Bie voor grotere vraagtekens. „Het is niet duidelijk welke bacteriën verantwoordelijk zijn voor deze reacties." Door het DNA drager van erfelijk materiaal, van de bacteriën te ontrafelen, hoopt De Bie een antwoord op deze vraag te vinden. De uitkomsten van haar promotie-onderzoek, bete kenen volgens de weten schapper geen einde van de vervuiling van de Wester schelde. Dit is ook niet de opzet van de studie, bena drukt ze. „De resultaten van mijn onderzoek zijn niet al leen op de Westerschelde van toepassing. De wissel werking tussen stikstof en zuurstof spreidt zich over de hele wereld uit." Oplossing De toekomstige doctor vindt het overigens wel prettig dat ze met haar promotie een be scheiden bijdrage kan leve ren aan de oplossing van de vervuiling van de Wester schelde. „Door het verzame len van een groot aantal ge gevens over een systeem neemt de totale kennis toe. Uiteindelijk moet dit leiden tot een succesvolle aanpak van de vervuiling van de Westerschelde." De Bie lijkt een aantal maanden voor het afronden van haar studie in ieder ge val aan de voorwaarde te voldoen dat ze als promo vendus met iets nieuws moet komen.. „Ik heb iets ont dekt", zegt ze lachend. Het is volgens de jonge weten schapper duidelijk dat de bacteriën die het stikstof be vatten erg actief zijn, „Ik heb toch sterk de indruk dat ze onderling sterk concurre ren en zich goed kunnen aanpassen aan de verande rende leefomstandigheden in het water. Ze dobberen al lerminst op sterven na dood van Antwerpen naar Vlis singen." Richard Hoving donderdag 11 september 1997 Rioolwaterzuivering en fos faatvrije wasmiddelen heb ben ervoor gezorgd dat de hoe veelheid fosfaat in de Noordzee de laatste tien jaar flink is teruggelo pen. VisserijbioloogDolf Boddeke waarschuwt al jaren voor negatie ve effecten hiervan op de visstand in de Noordzee. Fosfaat is immers een meststof voor algen, die weer als voedsel dienen voor schelpdie ren en dierlijk plankton, die op hun beurt weer worden gegeten door vis. Maar onderzoek van het NIOO-CEMO en het Rijksinsti tuut voor Kust en Zee (RIKZ) in Middelburg naar de relatie tussen meststoffen en de produktiviteit van de Noordzee geeft Boddeke geen gelijk. De moderne milieubewuste con sument koopt tegenwoordig al leen nog maar fosfaatvrij wasmid del. De minder milieubewuste trouwens ook, want fosfaathou dend wasmiddel is bijna niet meer te krijgen. Dat is het resultaat van een gezamenlijk, voornemen van de Noordzeelanden om de uitstoot van de meststoffen fosfaat en ni traat tussen 1985 en 1995 te halve ren. Aanleiding hiervoor was de toege nomen lozing van fosfaat en stik stof op de grote rivieren in de jaren '60 en '70, die leidde tot een verho ging van de algengroei in de Noordzee. Het water veranderde elk voorjaar in een groene soep, en afstervende sehuimalgen zorgden voor enorme schuimmassa's op de stranden. In het najaar raakte de Noordzeebodem op sommige plekken bedekt met massa's rot tende algen. Dat rottingsproces onttrekt zoveel zuurstof aan het water dat in grote delen van de Noordzee de bodem regelmatig veranderde in een zuurstofloze woestijn waar geen worm, schelp dier of platvis meer kon leven. Effectief Voor stikstof is van de voorgeno men reductie niet veel terecht ge komen: de uitstoot ervan is nau welijks verminderd. Dat komt omdat stikstof voornamelijk via 'diffuse' bronnen, zoals landbouw en ver-keer, in het milieu terecht komt. Voor fosfaat is het wel ge lukt. omdat deze stof voor een Als planten niet in een proefopstelling kunnen worden bestudeerd, nemen wetenschappers hun toevlucht tot literatuuronderzoek. groot deel in het water terecht komt via de riolering. De opmars van de fosfaatvrije wasmiddelen, samen met verbeteringen in de ri oolwaterzuivering, hebben ervoor gezorgd dat de fosfaatconcentra tie in de grote rivieren de laatste tien jaar is gehalveerd. Een voor beeld van effectief milieubeleid? Te effectief! zegt visserijbioloog Dolf Boddeke, die tot een paar jaar geleden in dienst was van het Rijksinstituut voor Visserij onder zoek in IJmuiden. Minder fosfaat betekent immers minder algen, en die algen staan aan de basis van de voedselketen in zee. Boddeke roept al sinds 1990 dat de vermin dering van de fosfaatuitstoot wel eens de oorzaak kan zij n van de la ge visstanden van de laatste jaren. Onzin, vinden veel vakgenoten. Er zitten te veel stappen tussen fos faat en vis om zo'n eenduidig ver band te kunnen opleveren. Het is veel waarschijnlijker dat de lage visstanden simpelweg door over- bevissing worden veroorzaakt. Literatuuronderzoek Toch kreeg Boddeke begin dit jaar bijval van de vakgroep mariene biologie van de Rijksuniversiteit Groningen. In opdracht van het produktschap vis brachten de ma riene biologen een rapport uit op basis van literatuuronderzoek, waarin werd geconcludeerd dat er een verband bestaat tussen de toe name van meststoffen in de jaren '60 en '70 en de toename in de vis stand in diezelfde periode. Het rapport suggereert dat het oplo pen van de uitstoot van fosfaat de visserij inderdaad ten goede zal komen. Bert Keus van het Pro duktschap vis: „Het is heel moei lijk te bewijzen wat het effect is van vermindering van meststoffen op de visstand, omdat er geen proeven op schaal mogelijk zijn. Het fosfaat mag in ieder geval niet verder omlaag, zolang we niet we ten of het kwaad kan." Het CEMO probeert samen met het RIKZ uit te zoeken hoe de vork in de steel zit. Voorlopige onder zoeksresultaten geven Boddeke in ieder geval geen gelijk. Bioloog Kees Peters (RIKZ): „Metingen in de Nederlandse kustwateren laten zien dat de afname van fosfaat niet gepaard is gegaan met een af name in de algengroei. Waar schijnlijk is fosfaat maar geduren de korte tijd beperkend voor de groei van algen. Het ligt dus voor de hand dat het ook op de hogere stappen in de voedselketen, de vis sen en de bodemdieren, geen effect heeft gehad." Om echt iets te kunnen zeggen over oorzaak en gevolg bootsen de biologen op het veldstation van het RIKZ in Jacobahaven de Noordzee na in zogenaamde 'mesocosms': grote tonnen met een inhoud van 3 kubieke meter water. De mesocosms zijn gevuld met Noordzeewater en de daarin voor komende algen, bacteriën en dier lijk plankton. Voor vissen zijn de mesocosms te kleinschalig, maar het dierlijk plankton is een maat staf voor de hoeveelheid visvoed- sel. Ook wordt het water in aparte doorstroomkamers over mossel- banken geleid. Doodlopende weg Uit bemestingsproeven in deze mesocosms bleek dat ook halve ring van de huidige hoeveelheid stikstof in het water langs de Ne derlandse kust geen effect heeft op de groei van mosselen en dierlijk plankton. Zelfs met de helft van de bemesting kunnen vissen en bo demdieren dus even hard blijven groeien. Hoe is dat te verklaren? Bioloog Theo Prins (RIKZ, tot voor kort in dienst van het CEMO): „Niet alle algen zijn eetbaar. In de huidige situatie met veel stikstof en weinig fosfaat overheersen slecht eetbare algen, zoals de schuimalg. Dat zien we ook in de mesocosms. Deze algen zijn een doodlopende weg: ze nemen wel fosfaat op maar dat gaat dus niet door naar de hogere stappen van de voedselketen. Als de verhou ding tussen beide stoffen weer wordt rechtgetrokken, door min der stikstof in het water te lozen, komen er meer eetbare algensoor- ten zoals kiezel wieren." Hebben de resultaten van dit on derzoek nog gevolgen voor de aan pak van de fosfaat- en stikstofuit- stoot? Woordvoerder les de Vries van Rijkswaterstaat in Den Haag: „De resultaten geven geen aanlei ding om iets aan onze huidige streefdoelen te veranderen. De fosfaatreductie is gehaald, dus voor fosfaat maken we nu pas op de plaats. Voor stikstof zijn we minder succesvol geweest. Nu blijkt dat minder stikstof waar schijnlijk geen effect heeft op de visstand, is dat een extra reden om daar meer werk van te maken." Inez Flameling Inez Flameling is voorlichter van het NIOO-CEMO in Yerseke. Marten Hemminga Het NIOO lijkt af en toe een reisbureau dat gespecialiseerd is in avontuurlijke trips met bijzondere opdracht. Drie weken blauwwieren vorsen in de Baltische Zee, vier weken zeegras doorgronden in de tropen. Snoepreisjes, waarvan de rekening wordt betaald door de belastingbetaler? Geenszins. planten. Wetenschappers leggen kleine steentjes met kennis bij elkaar. Dan kun je bijvoorbeeld bij dit onderzoek uiteindelijk zicht krijgen op hoe de genetische variatie in het mariene milieu bepaald wordt." Blauwwieren Blijft de vraag over waarom Nederlands belastinggeld in het bekijken van Filipijns zeegras gestopt moet worden. „Bij ons werk in de Filipijnen is dat moeilijker te onderbouwen, maar als ik zeg dat we we ook aan schorrenonderzoek doen, is dat voor Zeeuwen al weer heel wat dichter bij huis. Zeeuwen willen, neem ik aan, ook dat die schorren blijven bestaan, weten wat ze bedreigt en hoe we ze kunnen behouden." Is Hemminga bezig met tastbare zaken - schorren, een zeeplant - zijn collega Lucas Stal houdt zich bezigmet de op het eerste oog dodelijk saaie en slijmerige blauwwieren, ofwel algen zoals hij ze aanduidt. En niet zomaar algen, maar algen in de brakke Baltische Zee. Elke zomer tonen witte vlokken in zee daar dat de blauwwieren bloeien. Een merk'waardig schouwspel, dat al vorige eeuw werd waargenomen en dat dus niet per definitie wordt veroorzaakt door de grootschalige lozing van ongezuiverd rioolwater en uitspoeling van voedingsstoffen in de moderne tijd. Het bloeien en daara rotten van blauwwieren kan een probleem vormen. Het afbreken van de dode organismen vreet zuurstof. Dat leidt tot een zuurstoftekort in het water, waai- vis weer de wrange vruchten van plukt en tegelijkex-tijd de visserij. Hoe het komt dat blauwwieren zo renderen in de Baltische Zee, hoe het komt dat ze dat niet doen in andere zeeën, hoe het blauwwier functioneert, wat voor rol bepaalde stoffen daarbij spelen: het is een greep uit de vragen waar Stal zich mee bezig houdt. Maar waarom 'van onze centen' ergens ver weg het blauwwier doorgronden? Mensen die die vraag stellen, denken vaak dat Stal snoepreisjes maakt, heeft hij gemerkt. „Vaak is de ondertoon van hun vragen niet serieus. Als je ze vertelt wat je doet. willen ze dat helemaal niet. Het klinkt leuk, onderzoek bij de Bahama's, maar de omstandigheden kunnen tegenvallen. Natuurlijk, ik ga ook wel eens naar een congres in Tokio. Maar dat is zes dagen dag-in-dag-uit congres en dan weer naar huis. Want hier ligt nog genoeg werk." Kennis over blauwwieren in de Baltische Zee levert ook informatie op over soortgelijke organismen dichterbij huis, verdedigt Stal zijn werk. „De blauwwieren in de Oostzee hebben raakvlakken met blauwwieren in onze meren of de aanwezigheid van soortgelijke organismen in de Noordzee. Als er sprake is van een probleem door die aanwezigheid, kun je oplossingen bedenken. Maar alleen als je begrijpt hoe de dingen in zo'n ecosysteem werken." Stal vindt het een goede zaak dat er over onderzoeksonderwerpen wordt gediscussieerd. „Als je kijkt naar de discussie over energie, zie je dat die juist het onderzoek naar duurzame energie in gang heeft gezet. Ik ben dus niet bang voor maatschappelijke discussie. Han Dirk Hekking Waarom steken we overheidssubsidie in een onderzoek naar een triviaal lijkende plant als zeegras? Er zijn toch nuttiger doelen voor onze belastingcenten? „Ik kan helemaal niet zoveel zeggen tegen mensen die dat over ons onderzoek opmerken", zegt onderzoeker Marten Hemminga van het NIOO. „Bij fundamenteel onderzoek kun je niet zo heel nauw benaderen wat de economische winst is. Of er straks weer 140 vierkante kilometer zeegras in Nederland is in plaats van de drie vierkante kilometer nu, is niet uit te drukken in miljoenen guldens winst." Hemminga's afdeling houdt zich bij het NIOO onder meer bezig met schorrenonderzoek en zeegras. Van deze plant bestonden vroeger in Nederland uitgestrekte velden, ondermeer in Zeeland. Tegenwoordig is er weinigmeer te vinden. Waarom het zeegras verdwijnt en wat daar tegen gedaan kan worden zijn vragen waar Hemminga zich mee bezig houdt. Filosofisch Het NIOO opereert internationaal: meestal zijn onderzoeksgegevens, die in het buitenland zijn verzameld, ook van toepassing op ontwikkelingen in het Zeeuwse deltagebied. fotografie Willem Mieras Hetzeegrasvraagstuk voert hem af en toe naar het buitenland, bijvoorbeeld naar de Filipijnen en Indonesië waar onderzoekers voor het NIOO de ontwikkeling van zeegrasvelden onder de loep nemen. Want ook in de tropen wordende velden bedreigd enis behoefte aan informatie. Waarom al die moeite om een zeeplant te redden van een mogelijke ondergang? Hemminga bekijkt de vraag eerst wat. filosofisch. „In algemene zin kun je zeggen dat mensen welstand nastreven. Maar er is ook nog zoiets als welzijn. Biodiversiteit, het bestaan van vele soorten planten en'dieren in de natuur, kun je als welzijn voor de mens zien." Hij vervolgt: „Fundamenteel onderzoek is nodig om de nieuwsgierigheid te bevredigen. Zo kun je ruimte-onderzoek ook zien: als een extreme vorm van nieuwsgierigheid. Ons onderzoek heeft plaats vanwege de nieuwsgierigheid naar inzicht in het functioneren van

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1997 | | pagina 31