Pas op voor de plaagalg Westerschelde dreigt een saaie rivier te worden Rotte zeesla stinkt Straling op de Zuidpool Duizenden en nog eens duizenden kilo's zeesla ovenvoekeren de bodem van het Veeree Meer. De oorzaak van het probleem is bekend. Het water bevat te veel ni traten en andere stikstoffen. Over een oplossing voor de overlast die de zeewiersoort veroorzaakt, wordt nog al tijd niet serieus nagedacht, volgens promovendus Erik- jan Malta (28). „De aanwe zigheid van zeesla wordt als een probleem gezien, maar heeft voor de politiek weinig prioriteit." dossier Senior onderzoeker Ad Huiskens (50) beweegt zich net zo gemakkelijk voort op het water van de Westerschelde als op de gro tendeels met sneeuw bedek te ijsvlakte van het Zuid poolgebied. Sinds 1978 is hij in dienst van het NIOO. De laatste jaren combineert hij de studie naar de minerale voeding van schorplanten met een onderzoek naar de invloed van ultraviolette straling op planten in Ant arctica. Onderzoek doen in het Zuidpoolgebied verschilt, volgens Huiskens, niet zo veel van het bestuderen van de schorren in de Zeeuwse wateren. „Wetenschappe lijk onderzoek is in principe overal hetzelfde. De om standigheden waaronder je werkt verschillen natuurlijk hemelsbreed. Het is veel spannender om 's ochtends in een tentje op de Zuidpool wakker te worden dan op een regenachtige ochtend van huis naar kantoor te rij den." Het NIOO is sinds 1989 betrokken bij wetenschap pelijk onderzoek in het zui delijk poolgebied. Het toen malige kabinet Lubbers drong er bij monde van mi lieu-minister Nijpels bij we tenschappers op aan om on derzoek te gaan doen in het Zuidpoolgebied. Het NIOO diende een onderzoeksvoor stel in dat kon ï'eken op in stemming van de Antarcti sche commissie, een groep wetenschappers die in op dracht van de regering de haalbaarheid van elk onder zoek toetst. Bemesting Huiskens houdt zich bezig met de vraag wat de invloed van toenemende ultravio lette sti-aling is op planten. „Onder invloed van ultra violet licht wordt de groei en ontwikkeling van oi'ganis- men verstoord." Het onder zoeksgebied is Léonie Is land, een klein eilandje voor de kust van het nooi'dweste- lijk deel van de Zuidpool. Het onderzoek wordt niet zonder reden ver van huis gedaan, zegt Huiskens. ,Door het gat in de ozonlaag boven de Zuidpool heeft het ultraviolette licht min of meer vrij spel." In Neder land neemt de hoeveelheid schadelijke straling de laat ste jaren niet of nauwelijks toe. „In de toekomst is liet echter goed mogelijk dat wij ook te maken krijgen met een sterkere dosis", aldus Huiskens. Ultraviolette straling beïn vloedt biochemische pro cessen in planten. De kool- zuurassimilatie, het systeem waarmee planten eigen voedsel en bouwstoffen aan maken, wordt door het licht vextraagd. De straling bx'engt eveneens schade toe aan het DNA de drager van genetisch materiaal dat in elk oi-ganisme aanwezig is. Universeel De uiteindelijke resultaten, die als alles meezit over vier jaar worden gepresenteerd, zijn universeel toepasbaar. Volgens Huiskens is het van groot belang om uit te vin den hoe planten reageren op de toename van ultraviolet licht. „Bepaalde soorten vormen stoffen die zijn te vergelijken met zonne- brandolie. Een ander idee is dat planten met een bepaal de stof het beschadigde DNA repareren." Hoewel het volgens Huis kens allemaal nog erg voor barig is, kan hij zich vooi'stellen dat met deze we tenschap in de toekomst door kruising planten ont staan die weerbaar zijn te gen ultraviolet licht. „Het kan dus zo zijn dat er graan- ï'assen worden ontwikkeld die tegen de gevolgen van de toenemende straling be stand zijn." Richard Hoving Eric Jan Malta Surfers en andere water- spoi-tex's mijden de komende weken het Veeree Meer, voorspelt Malta. „De stank die vrij komt bij het verrot ten van zeesla is verre van aangenaam." Het is niet het enige nadelige gevolg van de overtollige aanwezigheid van de wiereoort in het meer. „Het overige bodemleven bezwijkt onder de alles ver stikkende werking van het slabad." Drie jaar geleden begon Malta aan zijn promotie-on- derzoek bij het NIOO. Twee jaar eerder had de student biologie uit Leiden stage ge lopen bij het onderzoeksin stituut. „De sfeer bij het in stituut beviel mij wel en het onderzoeksonderwerp was interessant." De opdracht waar de jonge wetenschap per mee aan de slag ging luidde: „Wat is de invloed van de vermesting op zee wier en -gras." Welig Het Veeree Meer is bij uit stek geschikt voor veldon- dei-zoek over zeewier, zegt Malta. Sinds begin jaren tachtig tiert de zeesla welig in het water. Malta schat dat er dit jaar tussen de vier- en vijfduizend ton zeesla in het meer groeit. De belangrijk ste oorzaak van de grote hoeveelheid wier is, volgens de promovendus, de afwate ring van de polders. „Een zeer grote hoeveelheid ni traten en andere stikstoffen komen hierdoor in het Veer- se Meer terecht." Het besluit om de Oosterechelde niet af te sluiten heeft een belang rijke rol gespeeld. „De af watering was ingericht op één groot zoetwaterbekken inclusief de Oosterscheldé. Uiteindelijk is het allemaal voor rekening van het Veeree Meer gekomen. Malta is zijn onderzoek drie jaar geleden begonnen met het volgen van de wijze waarop zeesla groeit. Aan het begin van het voorjaar telde hij de hoeveelheid sla op een vierkante meter en keek vexvolgens op gezette tijden de groeisnelheid van het wier. Door het in kaart brengen van het groeiproces denkt Malta een bijdrage te kun nen levei'en aan de bestrij ding van de overlast van zeesla in het Veex-se Meer. Doorspoelen De echte oplossing voor de overlast van zeesla in het Veeree Meer is al voorhan den, ex-kent Malta. „Wan neer de sluis tussen het meer en de Oostei'schelde vaker wordt opengezet, wordt het probleem aanzienlijk klei- ner. Vooralsnog lijkt het er op dat de politiek er niet aan wil om het schone zoete wa ter i-egelmatig door te laten spoelen met het zoute Oos tei'schelde water" Een mogelijk oplossing die Malta bij zijn promotie wil aandi'agen, is liet eggen en harken van de bodem van het meer. Zeesla groeit voor namelijk op de ondiepe ge deelten van het meer, waar door deze mogelijkheid volgens de wetenschapper niet zo onwezenlijk is als het op het eerste gezicht lijkt. „Nadat de zeesla is wegge rot ti'ekt een klein stukje wier zich terug in de bodem om te overwinteren. Wan neer aan het begin van het voorjaar de bodem wordt bewerkt, kan een deel van het probleem worden opge lost." Richard Hoving donderdag 1i september 1997 In het laboratorium van het NIOO worden stukjes natuur nagebootst om hele precieze waarnemingen te kunnen doen. fotografie Willem Mieras Waarschijnlijk geen milieubesluit is zo breed gedragen als de Hoe vreemd het ook mag klinken: eind jaren tachtig is het nog een beslissing om de uitstoot van fosfaat terug te dringen. Wie open vraag, welk effect een forse verlaging van de fosfaat-uitstoot durft nog met een fosfaathoudend wasmiddel thuis te komen. De heeft op de natuur. Onderzoek in een nagebootst Noordzee-milieu Noordzee-ministers die eind jaren tachtig tot halvering van de op Noord-Beveland moest het antwoord geven. Alvast één uitstoot van fosfaat en stikstof besloten, kunnen redelijk tevreden globale, niet onomstreden conclusie: de visserij heeft eerder voor zijn. Een deel van hun doelstelling, halvering van fosfaat-uitstoot, dan nadeel bij vermindering van de voedingsstoffen fosfaat en is bereikt. stikstof. Pas op, draaiende elementen. Onderzoekers Vincent Escaravage en Beit Wetsteyn zien het bordje niet eens meer. Zij hebben al zo vaak de steigertrap beklommen. Boven gekomen trekt eerst het uitzicht over de storen vloedkei'ing in de Oosterechelde de aandacht. Het veldstation van het Rijksinstituut voor Kust en Zee (RIKZ) staat aan de voet van de kering. Alleen licht geknars van een ketting verstoort de rust. Het RIKZ heeft op het veldstation bij Wissenkerke het Noordzee-milieu nagebootst. Althans, een stukje ervan. Bij het veldstation zijn zes x'onde watex'bakken gebouwd. Drie meter hoog bevattexi ze elk zo'n drieduizend liter Oostersehelde-water. Dagelijks wordt honderd liter water ververst. „Het Oosterschelde-water heeft een vergelijkbare algensamenstelling als water langs de Noordzee-kust", zegt Escaravage, die in dienst is van het Nederlands Instituut voor Oecologisch Onderzoek (NIOO). „Voor ons is dat prima, want voor de Noordzee-kust hebben wij onderzocht welke effecten de hoogte van fosfaat- en stikstofbelasting heeft." Vanaf een afstandje lijken de waterbakken op chemische installaties. Ze staan in bouwsteigers en zijn rondom in aluminiumfolie verpakt. Om al te grote temperatuurschonxmeüngen tegen te gaan Op twee meter hoogte is een platform. Onderhoudstechnicus Arjen Pouwer en de ondex-zoekers kxinnen zo gemakkelijk bij de bakkexx. Escaravage en Wetsteyn (van het RIKZ) zullen nooit het woord 'bak' in de mond nemen. Zij spreken van tnesocosms. Meso staat voor de schaal, een 'tussenmodel'. Cosm is de ruimte, waarin kan worden geëxperimenteerd. Glazen stolp Wetsteyn: „De mesocosm zit tussen een kleine laboratorium-opstelling en veldondex-zoek op zee in. Wij bootsen een waterkolom na, alsof wij middenin de Noordzee door een glazen stolp kijken naar de processen die zich afspelen. Dat is ons aardig gelukt, al blijft aangroei een probleem. Met een lange schuux'spons houden we de wanden schoon. Laatst hebben wij in Renesse een congres gehouden, onder anderen met Zweedse en Amex'ikaanse collega's. Zij waren onder de indruk van onze installaties." Met alles is rekening gehouden om de proeven met fosfaat en stikstof zo natuurlijk mogelijk te laten verlopen. Op de waterbakken liggen glazen platen. Niet van gewoon glas, maar van plexiglas. De lichtinval wordt dankzij de plexiglas platen gelijkmatig over het wateroppervlak verdeeld. Met vereende krachten zetten Escaravage en Wetsteyn de plexiglasplaat van één van de vaten rechtop. De mesocosm is geopend. Het water is kx-aakhelder, maar veel leven is er niet in te bekennen. Geen garnaaltjes, geen visjes, niets van dat alles. Alleen wat kleine bx'uine slierten. Toch krioelt het binnenin van microscopisch klein plantaardig en dxexiijk plankton, de basis van het leven in de zee. Vis „Vis is een belangrijke factor", legt Wetsteyn uit, „maar de mesocosms zijn te klein voor een voldoende vispopxxlatie. Wij hebben ook niet de pretentie de natuur' volledig na te willen bouwen. Dat is veel te ingewikkeld en het hoeft niet. Wij willen de basis beschrijven tot en met dierlijk plankton, om vexvolgens onze exvax'ingen te toetsen richting hogere niveaus van het voedselweb, onder meer i'ichting vissen." Twee jaar achtereen is geëxperimenteerd met verschillende hoeveelheden stikstof en fosfaat. Er zijn drie scenario's onderzocht: een afname van fosfaat met 50 procent en stikstof met 20 procent (de situatie van 1995); een reductie van beide stoffen met de helft; en: een verlaging met 75 procent. Plaagalgen De conclusies zijn sinds kort bekend. Ze vormen een ondersteuning voor het eind jaren tachtig-ingezette beleid. Minder fosfaat en stikstof in het water is goed. Halvering van de uitstoot van stikstof tast de productiviteit van de Noordzee, dus de visserijsector, niet aan. Een verdere expex'inxentele verlaging van stikstof toont wel een verlaging van de mosselproduktie aan. Toch blijft een vennindering van de fosfaat-uitstroom nodig om de bloei van plaagalgen, met name Phaeocystis, te voorkomen. Phaeocystis is slecht eetbaar voor dierlijk plankton en is dus nadelig voor de visproduetie, omdat vis dierlijk plankton eet. Om die reden moet ook de stikstof-uitstoot (met name in de landbouw) met de helft naar beneden. Niet tennadele, maar juist ten voordele van de visserij, aldus de onderzoekers, waarmee zij ingaan tegexï de theorie van de befaamde vissexïjbioloog Rudolf Boddeke, die juist beweert dat de visserij baat heeft bij meer fosfaat in het water. Na de experimenten met fosfaat en stikstof zijn het RIKZ en het NIOO doorgegaan met het nabootsen van het Noordzee-milieu op het veldstation bij Wissenkex'ke. Het onderzoek richt zich de laatste jaren op de vraag welke gevolgen stx-atificatie (het ontstaan van lagen xnet verschillende zoutgehalten die zich slecht mengen) heeft in combinatie met een hoge fosfaat- en stikstofbelasting. Een voorlopig resultaat: de combinatie blijkt potentieel gevaarlijk vanwege een verhoogde kans op de ontwikkeling van plaagalgen. Onderzoeker Escai-avage moet tijdens het gespx-ek geregeld terug naax-zijn laboratorium Hij is met een proef bezig. Zijn enthousiasme voor zijn werk is groot, Hij brengt zijn drijfveer onder woorden: „Hier ontmoeten wetenschappelijk onderzoek en beleid elkaar." Harmen van der Werf Geen mooier laboratorium voor de wetenschappers van het NIOO, dan de Westerschelde: gigantisch getij dengebied met verschillen in diepte, stroomsnel heid, zoutgehalte en dynamiek. De verdieping van de vaarroute naar Antwerpen zal veel verande ren, zoveel is zeker, maar wat? En hoe? Daarover zijn de deskundi gen het nog lang niet eens. Peter Herman, onderzoeker bij de werk groep oecosysteemstudies en gespecialiseerd in het leven op slikken en platen, vreest dat het zonder natuurcompenserende maatregelen van formaat, alle maal veel minder zal worden. „In het algemeen kunnen we ver wachten dat de verdieping de op pervlakte aan getijdegebied zal doen afnemen." Het NIOO is naarstig op zoek naar manieren om de gevolgen van in- grepen in het dynamische getij- dengebied te voorspellen. Vroeger was dat een zaak voor geomorfo- logen, natuurkundigen die goo chelden met gegevens als het soor- telijk gewicht van sediment, sti'oomsnelheden, windkracht en dat soort zaken. „Nog maar zeer kort geleden is het besef ontstaan dat ook het leven een px-ominente rol speelt in de dynamiek van een gebied als de Westerschelde. Om dat er grote behoefte is aan een manier om op kleinere schaal voorspellingen te doen, werken natuui'kundigen en biologen nu nauw samen in ondeizoekspro- gramma's. Overigens zullen we, geloof ik, niet binnen tien jaar kunnen voorspellen hoe platen, slikken en schox'ren zich zullen ge- dragen. We zijn nog maar pas be gonnen!" Vorige week is Herman begonnen met een nieuw ondex-zoek waaruit een klein deel van de oplossing naar voren zou kunnen komen. Op de Molenplaat voor Hansweext Verdieping van de vaargeul in de Westerschelde leidt tot verschraling van het leven op slikken en platen. gaat een internationaal gezel schap van biologen, morfologen en fysici de kiezelwieren bestude- x'en. „Je ziet weieens op een droog vallende plaat zo'n groen waas ontstaan. Hoe langer het duurt, hoe bruiner het wordt. Dat zijn kiezelwieren. Die werken zich, zo- dra de plaat is drooggevallen, om hoog om zich in het zonnetje voort te planten. Daarbij produceren ze een taaie, slijmeiïge stof, die als een film over de plaat komt te lig gen. Die film legt de plaat min of meer vast. Zonder kiezelwieren spoelt het zand weg bij stroom- snelheden van 15 centimeter per seconde. Met zo'n dichte film erop kan het sediment bij verdubbeling van die snelheid nog blijven lig gen. Wat we nu gaan onderzoeken is de relatie tussen de dichtheid van kiezelwieren, stroomsnelhe- den en het materiaal waax-uit de plaat is opgebouwd. Dat het leven in de Westerschelde wel degelijk invloed heeft op de dynamiek, wordt eens te meer bewezen door het feit dat vorkstaartkreeftjes de hele voorraad kiezelwiei'en kun nen opeten en dat andere organis men zich op hun beurt weer tegoed kunnen doen aan de vorkstaart- kreeftjes. Dat alles heeft invloed op de vraag hoe lang het sediment vastligt." Lozingen Heiman en zijn club van onder zoekers bestuderen niet zomaar de kleine details van het dynamische systeem. Het grotere doel is de be dreigingen voor de Westerschelde in kaart tc brengen. Daarvoor moet je eerst het hele systeem be grijpen en de vei-anderende facto ren doorgronden. „De Wester schelde woi'dt niet meer, zoals vroeger, het meest bedreigd door giftige stoffen als zware metalen. De emissies zijn in zekere mate aan banden gelegd en de meeste giftige stoffen binden zich snel aan organisch materiaal, waar- door ze niet meer beschikbaar zijn voor de voedselketen. Het is de organische belasting die de water- kwaliteit slecht maakt. Veel Belgi sche gemeenten lozen nog onge zuiverd op de Schelde en verder stroomafwaards, in Nederland, lukt het niet om de landbouw het gebruik van meststoffen te laten beperken." Als verzachtende om standigheid voert Herman aan dat dat overheden nergens wil lukken. Niet de waterkwaliteit maar het voortbestaan van de gétijdezóne, platen, slikken, schoiren en on diepten, woi'dt bedreigd door de verdieping. „Omdat de snelheid van het water zal toenemen, er moet immers twee keer per dag meer water van west naar oost en tex'ug, zullen de verschillen extre mer worden. Op de ene plaats zul len plaatsen verdwijnen, op de andere zullen er ontstaan, de dy namiek zal niet verloren gaan. Het is alleen te verwachten dat plaat- randen steiler zullen worden. On diepten worden dieper, platen zul len op sommige plaatsen zo hoog opstuiven dat ze niet meer over- stromen en een groot deel van de stille stukken, slikken, zal ver dwijnen. Voor het leven in de Wes terschelde wordt het, vrees ik, minder intei'essant, want de mees te organismen zitten in de delen die dagelijks overstromen en di'oogvallen. Vogels en jonge vis sen zijn op die gebieden aangewe zen voor voedsel, rust en schuilge- legenheid. Die zullen het dus ook moeilijk krijgen." Herman betreurt het dat de doel treffende plannen voor natuur- herstel in de Westerschelde zijn gestrand op maatschappelijk ver zet. „In klein verband is het droe vig voor de Westerschelde, die ge tijdegebied zal moeten inleveren. In groter verband is het een neder laag voor de politiek. Daar was be sloten om gi-ote ingrepen in de na tuur deugdelijk te compenseren. Nu er bij de Westei-schelde al grote slokken water bij de wijn zijn ge daan, valt te vrezen voor de Betu welijn en de Nationale luchtha ven." Mieke van der Jagt

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1997 | | pagina 30