Een goede naaister is onbetaalbaar A Terug naar de jaren zestig en zeventig PZC Ik ben gek op leer 21 Annet van der Schraaf DOMUIPI. Vd Wouw Vrouwenmode winter '97/'98 BALLY Vd Wouw donderdag 11 september 1997 Kleding is iets persoonlijks. „Het heeft niet alleen te ma ken met de kleren die je kiest, hel gaat ook om wie ze draagt. Twee mensen kunnen precies hetzelfde aantrekken en toch een totaal verschil lende uitstraling hebben. Zó belangrijk is kleding dus niet maar het heeft niettemin voor mij een grote aantrek kingkracht." Annet van der Schraaf uit Goes beschouwt het als een sport om met een minimum aan uitgaven een maximale garderobe samen te stellen. Al heel jong ontdekte ze de tweedehands-kledingmarkt als bron voor een persoonlijk modebeeld. De hang naar een eigen invulling daarvan zette haar ook aan tot het zelf ma ken van kleding. „Op die ma nier krijg je oog voor materi alen, voor de manier waarop dingen in elkaar gezet zijn. Tweedehands kleding kost veel minder dan nieuw en heel vaak is de kwaliteit veel beter. Schitterend leer, wol, linnen, zijde, prachtig afge werkt handwerk: in de win kels betaal je er veel voor maar ik vind het voor stuk ken minder op rommelmai-k- ten." Het hoeft Annet niet eens meteen als gegoten te zitten. Ze is handig genoeg om maat en model aan haar eigen eisen aan te passen. De klerenkast van Annet van der Schraaf bevat derhalve veel kleding die zijn duur zaamheid bewezen heeft. Wollen kamgarens, zijde tri cot. door ouderwetse kleer makers minitieus gemaakte costuums en vooral ook leer. „Ik ben gek op leer. Het heeft de eigenschappen van een huid: sterk, elastisch, mooi en oerdegelijk. Het liefst zou ik veel vaker leer dragen maar ik heb gemerkt dat veel mensen dan anders op je rea geren dan wanneer je ge woon in een katoenen broek met een truitje loopt. Ze rea geren op je kleding en niet meer op jou." „Dat zegt natuurlijk meer over die mensen dan over het leer, maar ik ervaar het als hinderlijk. Als ik kleding er gens niet voor wil gebruiken, is het om mezelf te verhullen. In wat ik aantrek, moet ik me prettig voelen. Kleding is leuk, maar wat erin zit blijft het belangrijkste." Mieke van der Jagt In de kast hangt nog een vergeelde, witte mousseline jurk. Van dat eerste bal, in 1949. Simpel van lijn, maar o zo mooi. Ze was onbetaalbaar, die naaister. Je kwam met een paar plaatjes uit de Margriet of Libelle bij haar en wees: zó iets moet het worden, maar toch niet hetzelfde, want je wilde toch graag iets aparts. En een paar dagen fantaseren, meten, patroontekenen en naaien later kon je komen passen. Op het lijf gemaakt; beter bestaat niet. Nog steeds zijn ze er, de naaisters. Maar hun prijs is gestegen en maatwerk is voor velen letterlijk onbetaalbaar geworden. Tegen de lage prijzen van de kledingketens, die him confectie vaak goedkoop in de Derde Wereld laten maken, kunnen ze met hun uurloon niet concurreren. Meestentijds fungeren de naaisters als 'redder in nood': voor het dure bloesje waarvan de mouwen net niet goed zitten, het half afgemaakte, ingewikkelde radarpatroon uit de Burda, en aangepaste kleding voor onaangepaste figuren. Dat het zelf ontwerpen naar de achtergrond is verschoven, verdriet de naaisters. Voor Ka rin van de Kreke van KK Cou ture in Lewedorp is het toch het mooiste wat er is. „Op de mode-academies Bijenveld en Diny Kelly in Amsterdam heb ik geleerd om bijzondere din gen te maken, die je ook ziet bij de grote modeontwerpers. Een jurk van touw en ijzerdraad of zoiets. Je draagt het natuurlijk nooit, maar het is wel fantas tisch om te maken. Daar zit ik op te wachten: dat ik iets moet maken waarbij je je fantasie de vrije loop mag laten. Voor me zelf ontwerp ik wel avondkle ding, meestal simpel van lijn en strak. Fong Leng vond ik al tijd schitterend, maar zoiets is natuurlijk niet te realiseren. Niet alleen vanwege de ar beidsuren en de excentrieke ontwerpen, maar ook de kost bare stoffen. Als ik een stoffen- winkel binnenstap wordt ik gek. Dan kan ik nergens vanaf blijven en moet ik me inhouden om niet de hele zaak mee te ne men. Armani vind ik op het ge bied van herenkleding de per fectie ten top. Toch zou ik geen ontwerpster willen zijn bij zo'n modehuis. Er rond kijken of een dagje stage lopen okee, maar ik wil juist eigen baas zijn." Dat geldt ook voor Marjan Lous uit Goes, die binnen Zee land de eer geniet als enige nog in de Gouden Gids te staan on der de rubriek 'Kleermakers'. Haar collega's - want het is een typisch vrouwelijke aangele genheid - zijn deemoedig opschoven naar de rubriek 'Kledingreparaties In tegenstelling tot Karin, die nog maar net in Lewedorp is neergestreken, heeft Marjan in zeven jaar tijd al een flinke Marjan Lous (links) en Karin van de Kreke foto Lex de Meester gekomen, ketens vaak, die te gen lage prijzen grote keus bie den." Een goede naaister is vooral precies. Dat uit zich in een per fecte pasvorm, goede afwer king van naden, nette ritsen, keurige knoopsgaten, goed aangezette mouwen en precies aansluitende ruiten en andere patronen. Daar verraadt zich de goedkopere confectie mee: de ruiten zitten nooit op elkaar. Die perfecte pasvorm en goede afwerking zijn heel belangrijk bij balletkleding, weet Marjan Lous. „Je moet je voorstellen, die mensen staan uren voor de spiegel te trainen. Je wordt steeds met je eigen figuur ge confronteerd. Daar is maat werk belangrijk. En het voor deel dat je in die sector als naaister hebt, is dat balletkle ding in de winkel zo duur is dat ik in vergelijking daarbij soms nog goedkoper ben. Bij sport- kleding geldt dat ook, maar in mindere mate." Marjan ziet nog wel toekomst voor het maatwerk. „Ik krijg de laatste tijd meer vragen van mensen die afwijkende maten hebben en nu wel eens een goed passende broek of mantelpak willen. Ik heb het idee dat een bepaald publiek de weg naar de naaister weer weet te vin den. Maar het blijft natuurlijk moeilijk, want het kost niet weinig." Ondine van der Vleuten Het is heel fijn te zien dat iemand dat jurkje, dat nooit echt lekker zat, weer aan kan. muispakken; als het maar ge schikt is om in te dansen." Marjan krijgt regelmatig ver zoeken van mensen om kleding te vermaken. „Die geef ik vaak door aan Karin, waarmee ik ook bij grote ballet-opdrach ten samenwerk." Pompwerk Karin vindt het heel bevredi gend werk, naar lichaam ver maken. „Pompwerk heet dat officieel: het verstellen of ver anderen van kleding. Met na me tweeverdieners komen veel met verstel- en vermaakwerk, vaak dure dingen die toch nèt niet goed zitten. En mensen met afwijkende maten. Het is heel fijn te zien dat iemand dat jurkje dat nooit echt lekker zat, weer aan kan. Wat ook ge beurt is dat mensen zelf begin- ker een dag werk zitten, een jurk al gauw anderhalve dag." Volgens Karin, die vooraf gaand aan de mode-academies de MDGO Mode en Kleding volgde, is een naaister nooit uitgeleerd. „Ik zit nu op les bij een coupeuse van over de zes tig en zelfs die zegt: ik leer nog steeds." Marjan Lous, een ge neratie ouder, kreeg het vak al met de paplepel ingegoten. „Mijn moeder en tantes waren typische oorlogskinderen, ze pakten van alles zelf aan en thuis werd me al geleerd hoe je moet patroontekenen en naai en. Ik leerde er ook veel over textiel; mijn ouders hadden een stomerij annex ververijEn ik heb les gehad. Eerst van de nonnen, dat begon met navel bandjes breien en eindigde met babydolls maken, vervolgens jarenlang les bij privéperso- nen." De zestigjarige mevrouw P.W. Milot uit Wissingen heeft in Zeeland honderden vrouwen de fijne kneepjes van het maat werk bijgebracht. Dorpen Toen zij in 1959 haar privé- school voor costumières en coupeuses begon telden de klassen tussen de 25 en 30 leer lingen. Allemaal meiden van zo'n zeventien jaar. „Tot eind jaren zestig was het echt druk. Vooral in de dorpen had ik veel leerlingen. Zoveel, dat ik apar te klassen had in bijvoorbeeld Westkapelle en Biggekerke. Ze begonnen met patroonteke nen. Dat wil zeggen: precies de maten opnemen en zelf een model tekenen, op schaal. Daarna moesten ze dat van pa pier kunnen naaien. Radarpa tronen waren er in die tijd niet; pas later kon je bij Margriet en Libelle patronen bestellen. Het duurde een hele tijd voor dat je dat patroontekenen on der de knie had. Met het diplo ma costumière kon je zeg maar een jurkje voor jezelf maken. Als je daarna coupeuse werd was je klaar voor het grotere werk: winterjassen, galakle- ding. En toen kwam dat spij- kergoed in de mode, eind jaren zestig. Daarna had de jeugd veel minder belangstelling v.oor maatkleding. En er zijn ook veel meer kledingwinkels klantenkring kunnen opbou wen. Ze heeft zich vooral toe gelegd op het ontwerpen van ballet-, theater- en sportkle- ding. „Dat is zo gegroeid. Ik heb zelf veel aan ballet gedaan en weet daardoor wat in bewe ging mooi valt. Ik heb in het verleden wel gewone pakjes ontworpen die blijkbaar lek ker zitten. Daar komen men sen dan opnieuw om vragen. Verder maak ik op verzoek van bijvoorbeeld de stichting Dansz kleding voor uitvoerin gen. De choreograaf heeft een idee, ik heb een idee, je gaat met de betrokkenen om de ta fel zitten en brainstormen. Het kunnen gewone strakke pakjes zijn, maar ook maskers, vleer- nen met een patroon en er niet meer uitkomen, met een half afgemaakte rok zitten. Of dat ze eigenlijk alles al klaar heb ben op de knoopgaten na en niet meer duiven, want voor knoopsgaten moet je de schaar in de stof zetten. Aan nieuwe dingen maken kom ik amper toe, omdat het heel prijzig is. In een eenvoudige blouse gaat ze- SCHOENMAKERS SINDS 1734 Lange Vorststraat 69 Goes Waar gaan we heen met de mo de? Die vraag brandt iedereen zo langzamerhand op de lip pen. Maar een duidelijk ant woord valt ook komende win ter niet te verwachten. We grijpen voorlopig maar weer even terug op de jaren zestig en zeventig, al zijn er hier en daar signalen die wijzen op de op komst van een strakke, wat fu turistische vormgeving. Maar er is toch wel het een en ander veranderd, met name op het gebied van de stoffen. Syn thetische high-techmateria- len, in stretch-uitvoeringen of juist met veel volume en een hoog aaibaarheidsgehalte gaan nog meer de aandacht op eisen. terwijl anderzijds de na tuurlijke stoffen (met name wol en velours) steeds weelde riger worden. Daar tussenin bevindt zich een scala aan (Advertentie) Lange Vorststraat 69 Goes ogenschijnlijk ouderwetse stoffen als Trevira 2000 en bondit, maar nu in een moder ne uitvoering. Het meest in het oog springt echter de veelheid aan namaakbont, suède en leer. Wat ook verandert zijn de kleuren. De heldere kleuren hebben grotendeels plaatsge maakt voor allerlei bruin- en groentinten, grijs en antraciet, marineblauw, camel, paars in gradaties van lila tot aubergine en veel zwart. Voor de vrolijke accen ten zorgen (koraal)rood, oranje, geel en hemels blauw. Wat blijft is het lange, smalle, gestroomlijnde silhouet. Maar lijnrecht daar tegenover staat een meer volumineuze belij ning. Elk overbodig detail, met uitzondering van grote (metalen) knopen, gespen en epauletten, is uit het mode beeld gezeefd, zodat alle ac cent op de strakke coupe (benadrukt met veel door gestikte naden), de stof en de dessins komt te liggen. Het meest opvallend bij die dessins zijn wel de typische jaren-zestig behangprints, de veelkleurige zigzag streepjes, de Schotse rui ten en jujuberuiten. Ze drukken dan ook een overduidelijk jaren-'60- en-'70stempel op de kle ding. De enige uitzondering op Heel 'retro' ogen sluike androgyne broekpakken met lange colberts. foto Zy de regel vormen misschien de wat futuristische tunieken, broekpakken en overalls met diagonale inzetten en de vele doorgestikte jasjes en a-sym metrische jacks van glanzen de, gewatteerde stoffen. Heel 'retro' ogen de sluike andro gyne broekpakken met lange colberts en broekpakken met jasjes met grove rit sen, de ribcord- pakken en de milita ristisch aandoende safari- en battle- dress-jasjes met op gestikte klepzakken en opvallende cein tuurs. Deze passen weer uitstekend on der de al even milita ristische sluike jassen tot ver over de kuiten met twee rijen meta len knopen en epau letten op de schou ders. Maar net zo modieus zijn de korte wollen jas sen met een brede kraag, doorgaans afgezet met bont, en een overslagslui ting met grote knopen. Gedragen over een mini rok met kleine splitjes of een knielange gerende rok en een geribbeld coltruitje maken ze het retrobeeld -- helemaal compleet. Terug van weggeweest is bo vendien de 'wintersport-look' uit de jaren zeventig met zijn royale coltruien met kabels en Het smalle gestroomlijnde silhouet blijft komend seizoen in beeld. foto Turnover Noorse motieven, bij voorkeur gedragen op rechte (tricot- )broeken met een ingestikte vouw en gecombineerd met bodywarmers of bijpassende (mouwloze) vesten, soms zelfs tot over de knieëndie als alter natief voor de jas kunnen die nen. Of met lange, gebreide rokken met split. Jurken komen in de wintermo de weinig voor. Wat overblijft zijn de korte overgooiers met een gerende belijning en door gaans een verhoogde taille en rechte jurken tot op de kuiten. Jassen nemen een vooraan staande plaats in het mode beeld in. Van futuristische kor te matelassé-jasjes en donzige, gewatteerde jacks, tot lange, mannelijke overjassen met royale bontkragen en militai- ristische jassen. Maar de knie- lange wollen jassen met grote knopen zijn veruit favoriet, evenals de rechte, korte ca bans. Een heel eigen plaats hebben de namaakbontjassen. En erg in opkomst zijn de leren en suède exemplaren in een strakke, korte belijning. GPD (Advertentie) Korte jasjes zijn veelvuldig aanwezig, zoals hier op een lange doorknooprok of een strakke pantalon. foto In Wear

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1997 | | pagina 21