Alles draait om liefde
in middeleeuws Leiden
Alle poppen hun eigenaardigheden
PZC
Fonds geeft in
Oost-Europa
uitgevers steun
Literatuur
van de stad
Flinke mep maar
geen knock-out
kunst cultuur
17
vrijdag 22 augustus 1997
De middeleeuwen staan in de
belangstelling. Het zijn
kerken, kloosters en kastelen die
ons trekken. Zoiets kan geen kwaad,
zeker niet nu het jaar 2000 nadert.
De middeleeuwse letteren, vooral in
fraai verluchte handschriften,
kunnen eveneens op aandacht
rekenen. Maar naast de
kloosterwereld van meditatie en de
vermeende romantiek van het
kasteel is er nog een andere aspect
van de middeleeuwen: de literatuur
van de stad.
Wie in het befaamde stan
daardwerk van dr. P.J. Meer-
tens ("Meneer Beerta") over Let
terkundig leven in Zeeland in de
16e en 17e eeuw nagaat wat hij te
vertellen heeft over het culturele
leven in een Zeeuwse stad komt
van een koude kermis thuis. Neem
Middelburg bijvoorbeeld. In de la
te middeleeuwen al een stad van
betekenis. Meertens somt op wel
ke belangrijke figuren op cultu
reel gebiedinzo'n stad werkten en
bespreekt hun geschriften. Ook
over de rederijkers, de toneel- en
literatuurgezelschappen, deelt hij
het nodige mee. In veel Zeeuwse
steden was er zo'n genootschap.
De Middelburgse rederijkerska
mer Het bloemken Jesse zou wel
licht de oudste in Noord-Neder
land zijn. Toch krijg je er geen idee
van wat de literatuur in de stad
voorstelde, hoe de toneelstukken
en gedichten samenhingen met
het leven van de burgerij. Hoe hun
levensvisie en opvattingen weer
spiegeld worden in de teksten.
Voor een Zeeuwse stad valt het re
derijkersleven waarschijnlijk niet
te reconstrueren. Nog lastiger
wordt het om een beeld te krijgen
van de tijd voor de rederijkers, de
14e eeuw. Voor Leiden is nu zo'n
poging gedaan. Je hebt er een goed
middeleeuws archief voor nodig,
een aantal interessante teksten,
veel combineer- en doorzettings
vermogen.
Achtergebleven
Er bestaat een handschrift waarin
de Leidse stadsklerk Jan Philipsz
gedichten, spreuken, een dialoog
en nog het een ander verzamelde.
Waarom heeft hij dat gedaan? We
weten heel wat van het culturele
leven in Vlaamse steden, maar
daarbij vergeleken waren Hol
landse steden lange tijd een ach
tergebleven gebied.
In het handschrift dat Jan Philipsz
samenstelde staan nogal wat tek
sten die nergens anders gevonden
zijn. Er zijn fragmenten die voor
de mis gebruikt zijn, maar er zijn
ook wijze lessen. Men vindt er re
gels in als Wat baet dan rijcheyt in
dezen leven en Wat baet dan gry-
pen ende grapen. Soms is een ge
dicht eigenlijk een brief op rijm:
O lieve man
Wat leyter an
Wie nu is rijc,
Op dattet hier nae,
Wel mit ons gae
In hemelrijc.
Ook liederen verzamelde Jan Phi
lipsz over:
Want vele liekijns sijn int ghe-
meene
Elc siiict die gairne na sijn ma-
niere
Tverstant vandien valt som-
mels cleene
Nader werelt sancs bestiere
Deze teksten, waarvan de meeste
in Hollands dialect geschreven
De klucht gaf sinds de middeleeuwen uiting aan spotzucht met menselijke zwakheden, zoals deze prent naar een schilderij van Custodus
zijn, staan centraal in een onlangs
verschenen studie. De schrijver
wil vooral de functie van de tek
sten in het persoonlijke en stede
lijke milieu op het spoor komen. Is
deze Leidse tekstverzameling nu
typerend voor de literatuur die in
cle late middeleeuwen in een Hol
landse stad in omloop was? Kun
nen we spreken van karakteristie
ke stadsliteratuur met een eigen
waardenpatroon? Wat is het ver
schil met hofliteratuur en de lite
ratuur van het klooster?
Burgermoraal
Volgens de Amsterdamse hoogle
raar, dr. Herman Pley, kunnen we
in de literatuur van de laat-mid-
deleeuwse steden de opkomende
burgermoraal te zien. Dat moet
een code zijn geweest die speciaal
gold voor stadsbewoners. Die leef
regels moesten het leven van de
koopman-burger legtimeren en
glans geven. Praktisch en nuttig,
zuinig, arbeidzaam en zelfbewust.
In de ogen van Herman Pley zijn
deze elementen vooral aan te wij
zen in toneel en gedichten die voor
vastenavondvieringen en volks
feesten zijn gemaakt. Dan werd de
lof van het tegendeel gezongen:
nietsdoen, potverteren, mateloos
heid. In laat-middeleeuwse tek
sten zou het vloeken, vechten, vre
ten, kotsen, schijten, luieren en
lanterfanten de omkering zijn van
de nieuwe moraal, van het burger
lijke leven zoals het hoort.
Van die omkering is in de gedich
ten en teksten van Jan Philipsz
geen sprake. De gedichten hebben
een religieus-morele betekenis.
Maar Jan Philipsz was natuurlijk
geen koopman, maar een ambte
naar in der gemeenten dienste.
Voor een stadsklerk bestond eer
der een ander moreel dilemma:
zorg om het beheer en de inning
van belasting tegenover het chris
telijk ideaal van armoede en opof
fering. Maar ook deze ambtenaar
kent de liefde, want dat is in deze
teksten toch het belangrijkste on
derwerp. De liefde tussen man en
vrouw is daarbij in de minderheid.
Die kan zelfs destructief zijn:
Dat merck ic an der menighen
wel
Die de mynne ivort te fel,
Dat hij daer omme moet ster
ven
Ende sijns levens derven.
Achtergrond
Dichten uit liefde is een boek over
Literatuur in Leiden aan het einde
van de Middeleeuwen dat de ach-
tergrond van de verzameling van
Jan Phlipsz boeiend en gedetail
leerd bespreekt. Over dat burger
lijke waardenpatroon van de
stadsliteratuur is echter ook na
deze studie het laatste woord nog
niet gezegd. De verwevenheid van
cultuur en gildes, rederijkerslite
ratuur en burgerij blijft een
Karlijn Stoffels ontving eind vorige week in Amsterdam de eerste 'Gouden
Zoen' voor haar debuut Mosje en Reizele. De prijs bedraagt 3000 gulden
en maakt deel uit van een campagne waarmee de Stichting CPNB het (blijven)
lezen door jeugd tussen 12 en 15 jaar wil stimuleren. De Zilveren Zoenen
gingen naar Gebr. van Ted van Lieshout en De Mennyms van de Britse
schrijfster Sylvia Waugh. Waugh is een wereldwijd gevierd auteur. Ze was
even in Nederland voor de prijsuitreiking en de promotie van de vertaling van
het derde boek in haar serie over een lappenpoppenfamilie. De Mennyms
belegerd verschijnt bij uitgeverij Gottmer en ligt komende week in de winkel.
Sylvia Waugh: „Dagelijkse rituelen zijn troostend omdat ze veiligheid bie
den." foto Phil Nijhuis
Haar sage over de lappenpop
penfamilie Mennym is inmid
dels in tien talen veidaald, waar
onder het Japans en het Litouws.
Het winnen van de CPNB-prijs
'De Zilveren Zoen' bracht de Brit
se kinderboekenschrijfster Sylvia
Waugh voor het eerst van haar le
ven in Amsterdam. Bij de prijsuit
reiking was ze zichtbaar aange
daan en na afloop bekent ze dat ze
haar succes nog steeds een verbijs
terende ervaring vindt. Van ge
pensioneerd lerares werd ze in
eens gevierd auteur en dat was wel
het laatste waarop ze had gere
kend.
Waugh, moeder van drie kinderen,
verdiende lange jaren de kost als
lerares Engels in het Noord-En
gelse Gateshead: „Mijn man en ik
wilden de kinderen zoveel moge
lijk kansen geven en daarom was
het absoluut nodig dat ook ik mijn
steentje bijdroeg. Maar voor zover
mijn werk en het huishouden het
toelieten heb ik wel altijd geschre
ven. Daarmee realiseerde ik toch
een stukje van mijn oude meisjes
droom."
Opgespaard
Op haar 58ste greep ze de eerste
mogelijkheid om met vervroegd
pensioen te gaan, kocht een schrift
en ging zitten. Op de blanco blad
zijden ontrolde zich vanzelf haar
opgespaarde verhaal over de bele
venissen van mensjes die zo klein
zijn dat er duizenden op de palm
van een hand passen: „Daar kreeg
ik de kritiek op dat niemand het
waarheidsgehalte van die beleve
nissen zou geloven. Ik vroeg toen
nog min of meer als grapje of dat
soms wél het geval was als ik er le
vensgrote lappenpoppen .van
maakte."Waugh had haar briljan
te vondst te pakken en leverde in
sneltreinvaart zes boeken af. Ze
bracht de Mennyms onder in een
groot herenhuis aan de Brockle-
hurst Grove, van waaruit ze het
contact met de buitenwereld zo
veel mogelijk mijden omdat de
'echte' mensen natuurlijk niet mo
gen ontdekken dat ze niet van
vlees en bloed zijn.
Onder leiding van grootvader Sir
Sylvia Waugh
realiseerde
meisjesdroom
Magnus ontwikkelen ze daar een
grote vaardigheid in met behulp
van grote jassen, hoeden en dpn-
kere brillen. Contact met ambte
naren kan zo goed als altijd schrif
telijk en verder is de telefoon
natuurlijk reuze handig om onge
zien allerlei noodzakelijke romp
slomp af te wikkelen
Sir Magnus, zijn vrouw Tulip,
zoon Joshua, schoondochter Vi-
netta, de kleinkinderen en juf
frouw Quigley die eerst nog in de
gangkast leeft, hebben karakters
die iedereen uit zijn eigen familie
leven zal herkennen. Ze hebben
vanzelfsprekend hun eigenaar
digheden, maar zelfs van het re
calcitrante pubermeisje Appleby
maakte Waugh een sympathiek
portret dat als troost voor elke
wanhopige ouder met pubers kan
dienen.
boeiend aspect .van de laat-mid
deleeuwse stad. Zo werd in Mid
delburg sinds mensenheugenis
door het barbiersgilde een spel op
gevoerd over Jezus en de overspe
lige vrouw. De tekst ervan was in
1569 door Adolphus van Lare in
het rekeningenboek van het gilde
geschreven. Het is natuurlijk in
1940 verbrand. Gelukkig had een
geïnteresseerde dokter het voor de
oorlog voor een plaatje bij een le
zing gefotografeerd. Daarom heb
ben we de tekst nog. Het spel werd
in Middelburg tijdens een 'omme
gang' drie weken na Pinksteren
opgevoerd door chirurgijnsleer
lingen uit Middelburg en Ame-
muiden. Soms ligt de literatuur op
straat.
Lo van Driel
Herman Brinkman. Dichten uit liefde.
Literatuur in Leiden aan het einde van
de Middeleeuwen. Uitgeverij Verloren
Hilversui7i.
De Albanese natuurkundige en
schrijver Fatos Lubonja zat onder
het communistische bewind zeventien
jaar in de gevangenis. Zonder steun van
het Fonds voor Midden- en
Oosteuropese Boekprojecten had hij na
zijn vrijlating nooit het tijdschrift
Përpjekja kunnen beginnen. Het fonds
gaf Lubonja ook geld voor een mobiele
telefoon omdat hij als luis in de pels van
de huidige machthebbers geen gewone
telefoon krijgt. De subsidie aan Lubonja
is een van de vele voorbeelden van goed
bestede bijdragen achter het voormalige
IJzeren Gordijn, waar het fonds de
afgelopen vijf jaar een miljoen gulden
onder de krakkemikkige
uitgeversbranche verdeelde.
Onder voorzitterschap van
oud-minister van buitenland
se zaken Max van der Stoel houdt
het fonds kantoor in Amsterdam,
waar Vera Ebels-Dolanova en
Sophie Leferink de vele beslom
meringen rond de subsidieaan
vragen afhandelen. Als opvolger
van een soortgelijk initiatief in
Oxford is het een internationale
stichting met onder meer de be
kende Britse schrijver en journa
list Timothy Garton Ash in de
'Board of Trustees'. Het geld komt
van de ministeries van buiten
landse zaken en OCW, de Europese
Culturele Stichting en het Prins
Bemhard Fonds, terwijl ook
steeds naar aanvullende middelen
uit andere bronnen wordt gezocht.
Honderd
Het fonds viert dit jaar zijn eerste
lustrum met een score van hon
derd subsidies aan uitgevers die
tobben met de moeizame over
gang naar de markteconomie. De
knelpunten variëren van gebrek
aan kennis van moderne manage
menttechnieken en het slechte
distributienet tot lage koop
kracht, gebrek aan publieke fond
sen en snel stijgende wereldprij-
zen voor papier en duikmateriaal.
Het enige voordeel in deze gebie
den zijn de nog lage lopen.
De 37 tot nu toe gesteunde boeken
waren voornamelijk vertalingen
van belangrijke West-Europese
werken op het gebied van de lette
ren en geesteswetenschappen die
in de communistische periode
nooit konden verschijnen. Zo ver
scheen vorig jaar de eerste Hon
gaarse vertaling van 'Ideologie en
Utopie' van Karl Mannheim,
waarin dè schrijver al in 1929 op
het gevaar van het ontstaan van
totalitaire regimes wees. Op de
lijst prijkt ook een Kroatische edi
tie van Ferdinand Braudels stan
daardwerk over de geschiedenis
van het Middellandse Zeegebied.
In de Slovaakse taal verscheen een
boek van John Ra wis over politiek
liberalisme en in het Servisch een
werk van Henryk Lowmianski
over Slavische religie.
Paradepaardje
Onder de 45 periodieken die het
fonds steunde is het Bosnische
literaire tijdschrift Odjek, het
Bulgaarse sociaal-politieke
tijdschrift Panorama en het Roe
meense cultureel-literaire tijd
schrift Secolul 20. Als parade
paardje trekt Leferink het
De poppen kunnen natuurlijk niet
eten en drinken, maar daar heeft
Waugh wat op bedacht: ze doen
alsof. Ze gaan gewoon aan tafel,
drinken thee en doen de afwas als
of dat ook werkelijk nodig is. De
schrijfster onderstreept het be
lang van dergelijke dagelijkse ri
tuelen: „Ze zijn troostend omdat
ze veiligheid bieden." Maar die ri
tuelen kunnen ook het zicht op de
diepere bedoeling van het leven
verhullen omdat er intussen nooit
meer wordt gepraat. Met de figuur
van kleinzoon Soobie. die nooit
doet alsof omdat hij daar een
grondige hekel aan heeft, wil
Waugh op de noodzaak van 'echt'
contact tussen mensen wijzen.
Met de Mennym-sage heeft Waugh
vooral de jeugd vanaf 12 jaar een
dienst willen bewijzen, de leef
tijdscategorie waarin heftige en
vaak onbegrepen emoties de bo
ventoon voeren. Ze vindt kinder
boeken voor adolescenten als re
gel onnodig bitter en wil juist hen
een optimistische boodschap over
de waarde van eerlijkheid, dap
perheid en zorgzaamheid meege
ven: „Door mijn ervaring als lera
res onder adolescenten weet ik
zeker dat daar grote behoefte aan
bestaat."
Verontwaardigd vertelt ze tot slot
nog over de uitgever bij wie ze
haar manuscript eerst indiende:
„Die wilde dat ik De Mennyms ge
schikt zou maken voor achtjari
gen omdat oudere kinderen de
lappenpoppen maar kinderachtig
zouden vinden! Dat heb ik gewei
gerd omdat ik dat onzin vond en
gelukkig kreeg ik gelijk."
Fran^oise Ledeboer
Servisch-Kroatisch-Sloveense fe
ministische periodiek Pro Femina
uit de kast, een opmerkelijk multi
cultureel initiatief in dit door etni
sche tegenstellingen verscheurde
gebied. Ze is ook zichtbaar trots
op het Slowaakse tijdschrift Kri-
tika Kontext omdat de Slo
waakse autoriteiten, in tegenstel
ling tot buurland Tsjechië, er een
genoegen in scheppen de oppositie
op allerlei manieren monddood te
maken. Zonder de fondssubsidie
zou ook dit tijdschrift daarom
nooit kunnen verschijnen.
Leferink benadrukt dat het bij de
uitgevers nooit aan inhoudelijke
kwaliteiten schort, maar dat ze
vaak niet weten hoe ze bijvoor
beeld een goed onderbouwde be
groting moeten opstellen: „Onze
activiteiten zijn er daarom ook op
gericht hen dergelijke vaardighe
den bij te brengen. We zijn streng
en sturen een slecht geformuleer
de aanvraag altijd terug voor een
nieuwe poging. Als het goed is le
ren ze van onze aanwijzingen. Dat
is bijvoorbeeld belangrijk als ze
een keer bij de Europese Commis
sie aankloppen."
In samenwerking met de Poolse
Stefan Batory Foundation is in
dat kader een project ontwikkeld
waarbij tijdschriftuitgevers een
intensieve training op het gebied
van promotie, marketing, distri
butie en management krijgen. Als
dit 'pilotproject' slaagt wil het
fonds ook soortgelijke initiatieven
elders steunen.
In december wordt het lustrum
nog uitgebreid gevierd met een
symposium in Amsterdam, waar
voor Leferink op de komst van
veel uitgevers uit Midden- en
Oost-Europa hoopt. Want om het
vrije Europese verkeer van ge
dachten te bevorderen acht het
fonds het van het grootste belang
dat de uitgevers van achter het
voormalige IJzeren Gordijn veel
vaker contact met elkaar hebben
dan tot nu toe het geval is.
Francoise Ledeboer
Een deel van de oogst van het
Fonds voor Midden- en Oost-Eu-
ropese Boekprojecten.
thriller
Een debutant in het thriller
genre, maar een oude be
kende in de schrijverswereld:
Hilbert Kuik. De Amsterdamse
Riagg-psychotherapeut deed
in 1970 voor het eerst van zich
lezen met Vreemde eend. medi-
cijnman in Afrika (over zijn er
varingen als blanke tijdens een
driejarig verblijf in Oeganda)
en liet vervolgens nog enkele
romans, een kinderboek en ver
halenbundels in druk verschij
nen. De laatste slag heet Kuiks
debuut in het misdaadgenre.
De auteur deelt er een flinke
mep mee uit, maar hij slaat je
niet knock-out.
De 'psychologische thriller'
start in 1991, als transporton
dernemer Max Steen en jour
nalist Otto van Gelderen,
vrienden sinds de middelbare
school, het Pieterpad bewan
delen. Als ze dodelijk
vermoeid, want in eerdere in
stantie hopeloos verdwaald,
uiteindelijk op een terrasje be
landen, merken ze een Volvo
op, die ze die dag al eerder langs
het 'pad' signaleerden. Lang
kunnen ze er niet over pieke
ren, want de op een oude
bekende lijkende ober op het
terras roept bij hen weer herin
neringen op aan een drama
tisch voorval uit het verleden:
de dood van Sandra de Buis in
1958. Deze jonge vrouw orga
niseerde'destijds een reis voor
tien eindexamenkandidaten,
onder wie Max en Otto, naar de
Franse Alpen. Tijdens nood
weer komt Sandra om het le
ven.
De precieze toedracht van
Sandra's overlijden is nooit he
lemaal aan het licht gekomen
en genspireerd door enkele I
'toevallige' gebeurtenissen, be- I
sluiten Otto en Max de zaak
nog eens onder de loep te ne
men. Diverse leden van het
groepje van tien, de gids van
destijds, leraar Louis Vanber-
ché, en andere betrokkenen
worden met een bezoekje ver
eerd. Ondertussen kruist de
Volvo met irritante inhoud I
veelvuldig hun pad en moet het
duo zich ook nog regelmatig
andere lastige klanten van het I
lijf houden. Maar deze vitale j
vijftigers blijken voor geen I
kleintje vervaard: met hun on
uitputtelijke energie - het lijkt
wel of ze de ene na de andere vi-
taminekuur hebben gevolgd -
weerstaan ze de diverse aan-en I
tegenslagen en doen ze vervol
gens alles wat God en het Wet
boek van Strafrecht verboden I
hebben.
Dat Kuik al werkt aan een I
tweede thriller, mag een ver- I
heugende mededeling zijn. Zijn
eersteling in dit genre maakt
indruk: Kuik staat zij n manne
tje met humor, dialogen en im
ponerende karakters. Het
wórdt echter te snel duidelijk
dat er inderdaad Een Kwade
Genius aan het spel meedoet en
dat die bovendien moet worden
gezocht in een al verdachte I
hoek. Dat de schrijver toch nog
heel veel stukj es nodig heeft om
er een volwaardige puzzel van
te maken, voorkomt dat Kuiks
slag de lezer meteen tegen het
canvas werkt.
Peter Kuijt j
Hilbert Kuik - De laatste slag. uit- j
geverij Meulenhoff-M206 pay., I
f29,90.