Niet te tellen
al die stippen
Mendini houdt van zachte architectuur
PZC
Groots overzicht
Aboriginal kunst
in Arnhemse kerk
kunst cultuur
24
vrijdag 20 juni 1997
Inde Eusebiuskerk in Arnhem is
vanaf aanstaande zondag de
tentoonstelling 'Dreamings' te
zien, een initiatief van Stefaan
Delbaere van de Witte Villa in het
Arnhemse Sonsbeekpark. Meer
dan duizend schilderijen en ge
bruiksvoorwerpen van de abori
gines staan opgesteld in de kerk.
De werken zijn afkomstig van de
Amsterdamse galerie Boomerang
en Walonia bv., een importeur van
aboriginal kunst. Het is het groot
ste overzicht van de aboriginal
kunst dat ooit buiten Australië is
getoond. Franca Meeuwsen van
Walonia zegt dat ze vermoedt dat
het zelfs de grootste tentoonstel
ling van de hele wereld is. Austra
lië meegerekend. „Het is in elk ge
val de meeste volledige." Naast
schilderijen op canvas en boom
bast zijn er houten beelden, graf-
palen, didgeridoos en diverse ge
bruiksvoorwerpen te zien.
Een rondgang door de kerk maakt
direct helder dat het moeilijk is
om te spreken van dé aboriginal
kunst. Op zich natuurlijk logisch,
niet alleen vanwege de gigan
tische uitgestrektheid van de
gebieden waar de aborigines
leven, maar ook vanwege de
enorme verscheidenheid aan
leefgemeenschappen. Schat
tingen hierover lopen uiteen
van vijftig tot tweehonderd.
Elk met hun eigen taal en eigen
gebruiken. In Arnhem zijn
drie stromingen vertegen
woordigd. Er zijn werken te
zien uit Arnhem Land, uit de
Central Desert en uit Kimber-
ly. Meeuwsen: „Van dorp tot
dorp, van nederzetting tot ne
derzetting, van één stijl is geen
sprake. Wij hechten er dan ook
aan om die verschillen te laten
zien."
Duizelig
Een van de opvallendste ei
genschappen van de werken
van down under is de toepas
sing van de stip. De ruim dui
zend werken in de Eusebius
kerk bevatten een niet te tellen
hoeveelheid stippen. Je zou er
Alessandro Mendini (66). Hij heeft een
vriendelijk gezicht, met grote
donkerbruine ogen achter zijn goudkleurige
ronde brilletje. Zijn dunne grijs/witte haar is
kortgeknipt en zijn mond vormt bijna een
rechte lijn. Hij is klein van stuk, tenger, draagt
een blauw jasje, een bruin overhemd en een
donkerblauwe broek, met daaronder donkere
sportschoenen. Op het eerste gezicht geen
kleurrijke persoonlijkheid; hij is eerder timide,
verlegen. Toch hebben kleur en uitbundigheid
hem wereldberoemd gemaakt. Of het nu gaat
om zijn grootste schepping, het Groninger
Museum of om de horloges, spiegels, sieraden,
bushaltes, meubels, vazen, stoffen, gebouwen
en keukenapparatuur van zijn hand.
Hij zal zijn bezoek aan Hilversum nooit
vergeten, zegt hij. Niet alleen omdat
er in het expositiecentrum Exedra een
tentoonstelling is geopend over zijn werk,
maar zeker ook vanwege zijn kennisma
king met het raadhuis van architect Wil
lem Marinus Dudok. Hij is lyrisch over het
kleurgebruik en de detaillering. „Het is
prachtig, heel bijzonder. Ik heb in Italië
als student wel Dudoks werk bestudeerd,
maar ik was nooit eerder in de gelegen
heid om het zelf te gaan bekijken. Ik vind
het idee achter het gebouw mooi en ik heb
bewondering voor de kleine details. En de
mix van kunstuitingen, zoals de meubels,
verlichting, de vloerbedekking, het kleur
en materiaalgebruik."
De internationale doorbraak van de Itali
aanse architect, 'designer', schilder en
journalist werd een feit toen zijn bouw
werk werd opgeleverd waar vanuit de he
le wereld belangstelling voor is: het Gro
ninger Museum. Een teken van zijn tijd.
Een feestelijk en bijzonder museum, dat
zich door het materiaal- en kleurgebruik
onderscheidt van andere musea. „Je kunt
het museum de moeder van mijn werk
noemen", zegt hij. Hij constateert dat de
benaming 'moeder' nog niet zo gek is voor
zijn museum. „Ik zie architectuur ook als
moeder van andere kunsten, omdat het
groot is. En er allerlei andere kunstvor
men in kunnen, zoals schilderijen, 'de
sign' en sculpturen. Net als in een kathe
draal. Een plek waar je iets bij voelt. Ik
houd van zachte, vrouwelijke architec
tuur."
Stoel
Mendini studeerde architectuur, maar
legde zich al tijdens zijn studie meer en
meer toe op het 'design'. „Dat komt ook
omdat ik de tijd aan de universiteit heel
onplezierig vond." Hij ging werken voor
de Italiaanse 'design'-studio Nizzoli As-
sociati en was vijftien jaar hoofdredac
teur bij de gerenommeerde Italiaanse bla
den 'Casabella', 'Modo' en 'Domus', die
grote invloed hebben op zijn collega-ont
werpers.
In de loop van de jaren zeventig begint
Mendini aan een nieuwe fase in zijn carri
ère: het 're-design'. Hij vindt dat er al zo
veel interessante en functionele voorwer
pen bestaan, dat het geen zin heeft om er
nog meer te ontwerpen. Hij gaat bestaand
'design' herontweipen.
De luie stoel van Proust, die bij Exedra
staat geëxposeerd, is er een voorbeeld
van. „Ik begin mijn ontwerp met bestaan
de objecten, zoals de barokke stoel van
Proust en heb het gecombineerd met een
'pointillistisch' schilderij van de impres
sionist Signac. Door zoiets te doen, wordt
een stoel een kunstwerk. Het is een spel
dat ik graag speel.Het 'pointillisme' past
hij bijvoorbeeld ook toe in de Swatch-
horloges en op een gevel van het Gronin
ger Museum.
Verfsoorten
Al twintig j aar houdt hij zich bezig met de
stippen, en nog steeds blijft hij ermee ex
perimenteren. „Het ziet er simpel uit, die
stippen in veel kleuren, maar toch kan
niet iedereen het. „Als je ernaar kijkt, lijkt
het makkelijk. Goed geschoten. Maar het
is heel moeilijk om het er zo uit te laten
zien. Daarvoor moet je veel experimente
ren. Ik vind het in ieder geval heel, heel
moeilijk. Veel opnieuw proberen en weer
opnieuw. De kleuren zijn mijn alfabet. Ik
kan er energie mee uitdrukken."
Een van de laatste projecten van Mendini
is de samenstelling van een collectie verf
soorten voor Sikkens. Hij stelde een palet
samen van dertig kleuren. „Ik ben voor
het bedri j f gaan analyseren welke kleuren
ik allemaal gebruik, bijvoorbeeld voor de
Proust-stoel. Er zijn zoveel kleuren te
krijgen, in zoveel sferen."
Mendini zegt vooral onnatuurlijke kleu
ren soms erg interessant te vinden, maar
wil ook juist de kleuren uit de natuur ge
bruiken. „Ik mix bijvoorbeeld de kleuren
van computers en televisie en fluor-kleu-
ren. Althans dat gebeurt met de computer.
Nee, ik kan er zelf niet mee werken. Dat
doen mijn vrienden in mijn opdracht. Ik
zou het wel willen leren, maar ik kan het
niet. Mijn hoofd is gemaakt in een andere
tijd. Ik ben van een andere generatie."
Mendini mag dan dé bekende naam zijn,
de kunstenaar werkt eigenlijk zelden of
nooit alleen. In zijn atelier wordt hij om
ringd door jonge collega's, assistenten en
vrienden die zijn ideeën uitwerken. Ook
voor het Groninger Museum zoch hij sa
menwerking met anderen: Mixchelle de
Lucchi, Philippé Starck, Frank Stella,
Coop Himmelblau. „Ik ben begonnen met
groepen te werken toen ik journalist was
en eindredacteur. Dan geef je anderen de
vrijheid om iets met him eigen ideeën te
doen. Net als een dirigent met zijn orkest
leden. Dat is eigenlijk wat er ook in het
atelier gebeurt. En dat bevalt goed. De
ontwerpers worden door mij van schetsen
of tekeningetjes voorzien, waar ze vervol
gens verder mee aan de slag gaan. Ik geef
dan adviezen en denk mee hoe het beter
kan. Maar als iets heel 'eigen' is, mogen ze
er ook onder hun eigen naam mee naar
buiten treden."
„Ik zie mezelf dan niet als een professor.
Ik was drie jaar verbonden aan de archi-
tectuurafdeling van de technische uni
versiteit in Wenen. Dat was niks voor mij.
Ik ben nogal verlegen en vind het moeilijk
om voor groepen te spreken. Ik heb liever
zo'n kleine school in mijn eigen bureau,
waar ik mijn ideeën kan uitleggen."
Zijn liefde en gedrevenheid voor zijn
werk zijn heel belangrijk voor hem, maar
dat betekent niet dat hij zich ook in zijn
woonhuis heeft omgeven met zijn eigen
ontwerpen. „Ik ben heel kritisch op mijn
werk. Als je zoveel reist, maak je ook veel
fouten. Niet alles wat ik doe is even gewel
dig. Dat wil je dan liever niet meer zien."
Marit Versteeg
Expositie: Mendini; in expositieruimte Exe
dra, Langestraat 52, Hilversum, Tot en met 24
augustus. Open: woensdag tot en m,et zaterdag
van 12 tot 17 uur; zondag van 14 tot 17 uur.
Alessandro
Mendini in
de luie stoel
van Proust.
foto
Kastermans
Eerst maar even iedereen op het verkeerde
been zetten. De oorspronkelijke bewoner
van Australië is niet de aboriginal. Want hoewel
het niet tot grote misverstanden zal leiden, is het
beter om te spreken van aborigines. Het woord
aboriginal kan gebruikt worden om
bijvoorbeeld de kunst van de aborigines te
duiden. We praten dus over aboriginal kunst of
aboriginal overleveringen. Dit misverstand is
waarschijnlijk te verklaren door de vertaling
vanuit het Engels. Maar erg is het niet, want zelfs
in Australië willen ze nogal eens een aborigine
een aboriginal noemen.
Muntja Nungurrayi, Balgo Hills.
Queenie
McKenzie,
Turkey
Creek.
Ellen Leijser
De tentoonstelling 'Dreamings' in de
Eusebmskerk in Arnhem gaat zondag
22 juni open en duurt tot en met 17
september. De tentoonstelling wordt
aanstaande zondag ingeleid door dr.
A Borsboom van de Katholieke Uni
versiteit Nijmegen, gevolgd door de
officiële opening door Jurek Juszc-
zyk, plaatsvervangend ambasseur
van de Aust ralische ambassade in Ne
derland. Dagelijks geope?id van 10
tot 18 uur.
duizelig van worden. Over het gebruik
van deze stippen doen opmerkelijke ver
halen de ronde. Een van de spannendste
speculaties is dat de stippen het ware ver
haal achter de schilderijen zou maskeren.
Dat onder de stip het geheim van de abori
gines verborgen zou gaan.
Meeuwsen lacht: „Ach ja, dat spreekt na
tuurlijk iedereen aan, maar volgens mij is
dat gewoon een leuk verkoopbabbeltje."
Ze denkt dat het veel aannemelijker is dat
de"stippen hun oorsprong hebben in de
zandschilderingen. Het kan zijn dat klei
ne hoopjes zand voor de' ronde vormen
tuur. Alle verhalen gaan terug naar de
plekken waar de nomadische aborigines
eeuwenlang langszwierven. Door middel
van dans, schilderijen en verhalen wordt
een brug geslagen tussen heden en verle
den. De aborigines zien het als hun plicht,
als een heilige verantwoordelijkheid, om
de legendes en de verhalen door te geven
aan volgende generaties.
Met in het achterhoofd de invloed van de
Droomtijd en het belang dat daaraan ge
hecht wordt, zou je de vraag kunnen stel
len of er eigenlijk wel sprake is van auto
nome kunst. Als je in ogenschouw neemt
dat aboriginal kunst tegenwoordig gelijk
staat aan big business - het lijkt dat alles
wat van ver komt lekker is - is de vraag
toch niet zo vreemd. Het antwoord kan
echter zowel een 'ja' als een 'nee' zijn. Een
groot deel van de makers ziet zichzelf niet
als kunstenaar. Hun werkzaamheden
scharen zij onderzoiets als 'het o zo nood
zakelijke doorgeven van hun cultuur'. Zij
zijn gebonden aan de verhalen die bij hun
eigen dorp of 'stam' horen en zetten dat op
doek om hun verleden en heden niet ver
loren te laten gaan voor het nageslacht.
Voor deze mensen is er relatief weinig
vrijheid om te creëren wat ze willen. Hun
werk is gelimiteerd door religieuze en cul
turele tradities. Maar daar gaat het hen
niet om. De Droomtijd is hun voornaam
ste inspiratiebron.
Urban art
Dan zijn er nog de kunstenaars die drom
mels goed in de gaten hebben dat er geld
valt te verdienen met hun cultuur. Een
vorm van ontkerkelijking, ontzuiling of
hoe je het ook wilt noemen, een dergelijk
verschijnsel treedt ook op bij de aborigi
nals. Langzaam maar zeker hanteren ze
steeds vrijere beeldentaal. En dan zijn er
nog de aborigines die tegenwoordig in de
stad leven, ver weg van de met het verle
den doordrenkte levensopvattingen.,Ook
zij hebben gemerkt dat er veel vraag is
naar hun stippen. Deze vorm van
aboriginal kunst wordt wel ur
ban art genoemd.
Hoe dan ook, in Arnhem wordt
een totaal overzicht gegeven. De
importeur schroomt er niet voor
ook de mindere goden te tonen.
Uit commercieel oogpunt. „Niet
iedereen kan een paar duizend
gulden betalen. En als de kwali
teit van het gebodene redelijk
is..." Mindere kwaliteit vis je er
volgens Meeuwsen zo uit. „Dan
zie je een bepaalde nonchalance,
grote kwasten-snel thuis en min
der complexe composities." Ze
benadrukt dat voor Walonia de
herkomst van een werk erg be
langrijk. is. Ze erkent dat er te
genwoordig veel voor de toeris
ten wordt geschilderd. „Maar
voor ons staat de authenticiteit
van het werk boven alles. Wij wil
len een sluitend verhaal. Ik kan
het me dan ook niet voorstellen
dat musea hun aankopen niet
checken. Maar dat gebeurt."
Meeuwsen is er trots op dat het
haar en collega Annemiek de
Waal is gelukt een flinke hoeveel
heid schilderijen uit Haastsbluf,
een vrij gesloten gemeenschap in
de woestijn, te kopen. Via de art-
coördinator, een meestal blanke
tussenpersoon die elke gemeen
schap in dienst heeft, heeft Walo
nia een groot aantal werken
gekocht. „Daar zijn we echt vre
selijk blij mee. Het is de eerste
keer dat Haastsbluf buiten Au
stralië is te zien." De vrolijke,
veelal met primaire kleuren be
schilderde doeken krijgen dan
ook de ruimte.
Jukurrpa
Bij een tentoonstelling over abo
riginal kunst hoort het verhaal
over de 'Droomtijd', dat is onver
mijdelijk. Het één is niet los te
zien van het ander. Kortgezegd
komt het hier op neer. 'Droom
tijd' is een onvolledige vertaling
van het aboriginal begrip Jukur
rpa. Je zou het kunnen zien als
wat wij westerlingen het schep
pingsverhaal noemen. Het ver
klaart de ontstaansgeschiedenis
van de wereld.
De Droomtijd is het totaal van
alle legenden die de basis vormen
van alle wetten die de aborigines
moeten naleven. Centraal hierin
staat de rol van de voorouderlij
ke geesten en de sterke verbon
denheid met het land en de na
zorgen of dat met de achterkant
van een afgebroken takje in het
zand werd getekend. Meeuwsen:
„Toen de aborigines de beschik
king kregen over kwasten zijn ze
daar mee doorgegaan."