Had Japin
maar geen
fantasie
Vertalen is leven in andermans hoofd
PZC
In Yeere dient men
trouw de Heere
Tirade over Eeropa
De zwarte met
het witte hart
kunst cultuur
18
letterkundige kroniek
vrijdag 30 mei 1997
In de vorige eeuw beheersten de
dominees een tijdlang de Nederlandse
literatuur. Hans Werkman, samensteller
van de bloemlezing Wij hebben hier een
prima domineetje, lijkt een beetje
heimwee te hebben naar die periode. In
zijn boek geeft hij een beeld (hij denkt
zelf 'een getrouw beeld') van het
domineegedieht uit de twintigste eeuw.
De samensteller wil zich maar al te
graag verongelijkt voelen. 'In de grote
bloemlezingen en spiegels uit de
Nederlandse poëzie van onze
geseculariseerde eeuw is de dominee
voorbij', jammert hij. Die klacht is
ongerechtvaardigd: de beste gedichten
uit zijn selectie kun je vaak ook in mijn
Spiegel van de moderne Nederlandse
poëzie vinden.
Het voor deze 'geseculariseerde
eeuw' misschien meest ken
merkende dominee-vers ont
breekt nota bene in zijn selectie. Ik
bedoel 'Engelen' van Guillaume
van der Graft. De predikant-dich
ter beseft: 'ik'spot met het rijk
van die komende God, rot is het
woord, rot.' Hij trekt zijn conclu
sies over het ambt: 'ik laat U groe
ten, nee, niet meer, niet langer:
hoe langer hoe banger. Dominee,
nee.'
Werkman ziet liever geen gedich
ten die dominees naar zijn smaak
in een ongunstig licht plaatsen.
Maar in de bloemlezing wordt
toch niet helemaal voorbijgegaan
aan iets minder eerbiedige poëzie.
Naast acht dichtende predikanten
laat hij ook een paar onvervalste
heidenen aan het woord. Vooral
diepte hij echter werk op van on
benullige maar vrome verzenma
kers. Zelfs presenteert hij werk
van iemand die zich Nicolaüs
Episcopus noemt. Diens jaartal
len zijn hem onbekend, wonder
lijk genoeg blijft bij dit niet onver
makelijke Sinterklaaslij m ook
een bronvermelding achterwege.
Al met al maakt het boek een
krampachtige indruk, het is dui
delijk dat het een zware taak was
zeventig toepasselijke èn betame
lijke gedichten te vinden.
De bloemlezer nam regelmatig
zijn toevlucht tot poëzie waarin
voor de dominee slechts een mar
ginale rol is weggelegd. 'Liefdes
verklaring' van J. Greshoff werd
dankbaar toegelaten vanwege de
regel over 'de dominee, de dokter,
de notaris'. Gerrit Achterbergs
'Werkster' verschijnt met haar
stoffer en blik omwille van de ver
wijzing naar 'de dominee, de bak
ker en de frik'. Zelfs de 'Opper
vlakkige Charleston' door Paul
van Ostayen wordt binnenge
haald als dominee-gedicht. Een
ander zwaktebod is dat van M.
Nijhoff een vertaling werd gese
lecteerd.
Prietpraat
Maar het opvallendste aan Wij
hebben hier een prima domineetje
blijft dat de meeste opgenomen
poëzie allesbehalve prima is. Re
gelrechte prietpraat overheerst.
Van Geert Boogaard bijvoorbeeld:
'Wij gaan in de woordenwereld
van God, we gaan licht aanste
ken in het leven van mensen'. Of
van Okke Jager die verzucht:
'Mijn armen zijn te zwaar voor 'n
zwaargeladen zegen.' Of van LTb-
bo-Derk Hakholt die adviseert:
'En als je preekt, vergeet je taart
dan niet te garneren met Jezus
Christus'. Of van AF. Troost: 'Do
pen is nat met handen.Of van de
o zo geestige Arjen Miedema: 'In 't
zedig Zeeuwse stadje Veere daar
dient men 's zondags trouw de
Heere.'
Door zo'n overdaad aan onbehol
pen en vooral vals geschrijf be
wijst Werkman met zijn bloemle
zing precies het tegendeel van wat
hij wilde bewijzen. Of het nu om
het soort gaat waarover Slauer-
hoff schreef ('De preek slaat gloed
uit hen die recht geloven en stelt
aan de aardse lusten paal en perk')
dan wel om het slag uit een vers
van Drs. P ('frisse, openstaande
dominee van Waddenzee tot der
dewereldlanden'): in de serieuze
literatuur is de dominee voorgoed
voorbij.
H.W.
Wij hebben hier een prima domineetje.
De dominee in 70 gedichten. Verza
meld door Hans Werkman -100 pag.
22,50- Uitgeverij Kok, Kampen.
Een verenigd Europa: de meeste
Europese politici dromen erover, de
meeste Europese burgers krijgen er
nachtmerries van. Voor de laatsten is de
Europese Unie een synoniem van
eindeloze bemoeizucht en eindeloze
machteloosheid, van grenzeloze
bureaucratie en grenzeloze verspilling.
Europa zou de voorbeeldigste
democratie ter wereld moeten zijn, maar
nog altijd worden de Europeanen
vertegenwoordigd door een heen-en-
weer reizend schertsparlement. De
idealen zijn zodoende al jaren uitgehold.
Ja, de hoop is inmiddels in angst
omgeslagen. Want menigeen voelt aan
dat het met zo'n reus op lemen voeten als
Europa is, zo'n kolos die naar niemand
luistert en met veel verschillende
stemmen spreekt rampzalig af zal lopen.
Zoals de zaken nu staan, leeft
het Europa van de politici niet
in het hart van de Europeanen. In
de Nederlandse literatuur neemt
'Europa' dan ook 'nauwelijks
plaats in', schrijft de redactie van
Tirade in een voorwoord bij een
aan de Europese eenwording ge
wijde aflevering. Het nummer, on
der het motto 'Nooit doen - kan
niet anders', verschijnt ter gele
genheid van de Europese topcon
ferentie die op 16 en 17 juni te
Amsterdam zal worden gehouden.
Tirade mag dan een eerbiedwaar
dig literair tijdschrift zijn, het li
teraire gehalte van de essays is
niet al te indrukwekkend.
Over de Europese Centrale Bank
weet Jakob de Haan te melden: 'Er
is niet één Europese instantie die
deze instelling terug kan fluiten'.
M.C. Brands en R. Havenaar ana
lyseren: 'Aan het eind van de 20e
eeuw lijkt de Europese politiek te
functioneren volgens de logica:
hoe dichter op elkaar, des te groter
de neiging afstand te scheppen'.
W.H.Roobol, hoogleraar Europese
studies, noemt de Europese Unie
een 'staatkundig gedrocht', maar
dat gedrocht geniet volgens hem
toch 'een lichte voorkeur bo
ven het nostalgisch in stand hou
den van de afzonderlijke territori
ale staten'. De econoom Jan Pen
vraagt zich af: 'Is de euro goed
voor ons?' Vanwege 'de bijzondere
positie van Nederland als distri
butieland' en de daarmee samen
hangende vervuiling en overlast
heeft hij zijn twijfels. P. Kalma he
kelt 'de zelfgenoegzame Neder
landse beleids- en voorlichtings
elite' die altijd maar jubelt over de
zegeningen die Europa ons zou
brengen. Thijs Wöltgens vindt dat
bij verdere integratie gekozen
moet worden 'voor een scenario
waarbij een zo groot mogelijk
draagvlak onder de burgers in Eu
ropa wordt geschapen'.
Verdeeldheid
Gelukkig biedt Tirade ook nog een
béétje literatuur om bij te komen
van al deze dorre zinnen en sleetse
gedachten. Er is poëzie van onder
anderen Chris Honingh, Anton
Ent en Margreet Schouwenaar.
Kester Freriks schreef een 'Lof der
verdeeldheid' waarin hij nu al met
nostalgie schrijft over het oude
Europa met véél grenzen en véél
verschillende valuta. 'Wat is de
hele bedoeling van dit Verenigd
Europa?', vraagt hij zich af.Dat
diepe wantrouwen is op dit mo
ment het belangrijkste wat de Eu
ropeanen verenigt.
H.W.
Tirade Europa -192 pag. 25,- - Uit
geverij G.A van Oorschot,Amsterdam.
Arthur Japin (geb. 1956) debuteerde vorig jaar met een bundel
Magonische verhalen. Zijn tweede boek De zwarte met het witte
hart is een merkwaardige histiorische roman. De hoofdpersoon is
Kwasi Boachi, een Afrikaanse prins die als jongen van tien in
Nederland belandde. De auteur laat hem in 1900 terugblikken op zijn
even ongelukkige als verbijsterende leven.
Verschillende schrijvers die dit
jaar voor de Libris-prijs geno
mineerd werden, vertelden voor
de televisiecamera's dat ze liever
geen romans van anderen lazen.
Non-fictie: daér hadden ze wel be
langstelling voor. Gelijk hebben
ze, want wat steekt een verzonnen
verhaal meestal flets en armzalig
af bij een waargebeurd verhaal.
Arthur Japins De zwarte met het
witte hart beweegt zich tussen
beide polen. 'Een vergeten blad
zijde uit ons koloniale verleden',
belooft het buikbandje dat de
uitgeverij aan liet brengen. Je
verwacht dan een literaire docu
mentaire. Maar neem je het buik
bandje weg, dan komt de genre
aanduiding 'roman' te voorschijn.
Feit en verzinsel gaan samen in dit
boek, vervaardigd naar het recept
waarmee Hella S. Haasse beroemd
en berucht werd. In een nawoord
meldt de auteur nog eens dat hij
'een roman' schreef, 'maar de
hoofdpersonen hebben echt be
staan'. Hij las allerlei studies. Bo
vendien deed hij uitgebreid on
derzoek in het gemeentearchief
van Delft, het Algemeen Rijksar
chief in Den Haag, de Anna Ama-
lia Bibliothek in Weimar en The
Asante National Archives in Ku-
masi, Ghana. Het ware verhaal
over Kwasi Boachi: dat had een
fascinerend boek op kunnen leve
ren. Helaas besloot Japin dus de
historische kern in een huls van
fictie te verpakken. Een onzuivere
en onbevredigende keuze, vind ik
omdat de verdichting het zicht
van de lezer op de waarheid be
neemt.
Tweeslachtig
De tweeslachtigheid van het boek
openbaart zich zelfs .in de stijl.
Plechtige negentiende-eeuwse
taal wordt afgewisseld met modi
euze termen van vandaag. Japins
roman bestaat volledig uit gefin
geerde dagboekaantekeningen en
mémoires van Kwasi. Het is on
waarschijnlijk dat die zich in 1900
van woorden als profileren, egali
seren en inventariseren bedient.
Evenmin geloofwaardig is dat hij
op een dag vol gebeurtenissen toch
vi j ftien bladzijden in zijn j oumaal
kan vullen. Het is de dag dat ge
vierd zal worden dat hij vijftig jaar
in Nederlands-Indië is. Hij werkte
er eerst als ambtenaar en begon la
ter een weinig rendabele plantage.
Terwijl de feestelijkheden worden
De Afrikaanse prins Kwasi Boachi, die een hoofdrol speelt in de histori
sche roman De zwarte met het witte hart.
fotoreproduktie Gemeentelijke Archiefdienst Delft
wat terecht. En Kwasi werd in Ne
derlands-Indië op alle mogelijke
manieren tegengewerkt. Japin
laat hem een document (echt of
verzonnen?) vinden waarin ver
klaard wordt dat hij nooit een ho
ge functie mag la-ij gen vanwege
'het principe van noblesse de
peau, de verhevenheid van de
blanke huid en van de morele
en intellectuele superioriteit van
het witte ras boven het bruine,
laten: 'Het feit dat ik het Twi ver
leerd ben, heeft hem ernstig ge
schokt. Voordat ik mijn moerstaal
weer vloeiend machtig ben, heeft
hij geen interesse mij te zien.Niet
bepaald een toon die je van een zo
genaamd in 1848 geschreven brief
verwacht. Kwame laat Kwasi ook
nog weten 'dat ik van je hou' en
'dat ik je respecteer in de keuzes
die je maakt'. Kwasi's keuze voer
de hem als 'buitengewoon aspi-
Arthur Japin.
voorbereid, laat Japin hem zijn le
vensverhaal opschrijven. Hij was
23 toen hij op Java aankwam, in
1904 zou hij overlijden in het mili
tair hospitaal van Buitenzorg.
Deze Kwasi Boachi was een prins
die behoorde tot de Ashanti: een
volk uit het huidige Ghana, be
faamd door de handel in goud en
slaven. Hij groeide op aan het hof
in Kumasi, de hoofdstad van het
rijk. Zijn neef Kwame was zijn
boezemvriend. Die pleegde in
1850 zelfmoord, hij was destijds
als Nederlands militair gelegerd
in het fort bij de Ghanese kust
plaats Elmina. Hoe kon het zover
foto Klaas Koppe
met deze twee Afrikaanse prinsen
komen? Die vraag probeert Japin
dus met behulp van archiefstuk
ken én door middel van zijn fanta
sie te beantwoorden in De zwarte
met het witte hart. De titel vex--
wijst naar Kwasi, die zich hele
maal aan de Hollandse gewoonten
aan wilde passen. Kwame was
koppig en bleef zich Ashanti voe
len, al vervreemdde hij volledig
van zijn land van herkomst.
Verhevenheid
Ze waren allebei getalenteerd.
Maar van de bevordering die
Kwame was beloofd, kwam nooit
waarop onze overheersing in Indië
berust.' Zijn goede opleiding, de
steun van enige leden van onze ko
ninklijke familie: het heeft ook
Kwasi niet gebaat.
De koning van de Ashanti had de
twee jongens meegegeven aan een
Hollandse handelsdelegatie als
onderpand voor een contract. De
vorst verplichtte zich 'elk jaar
duizend mannelijke slaven/rekru
ten te leveren'. De prinsen worden
in Delft op een kostschool onder
gebracht. Hun verschijning baart
uiteraard opzien. Vaak worden ze
geminacht, soms worden ze be-
wonderd. Vooral met prinses Sop
hie, de dochter van Anna Paulow-
na, kunnen ze het goed vinden.
'Mijn Sophie' noemt Kwasi haar
zelfs, maar ze trouwt met de erf-
groothertog van Saksen-Weimar.
Moerstaal
Zo komt de Afrikaanse prins
steeds eenzamer in het leven te
staan, zeker na de dood van zijn
neef. Verontrustende brieven van
hem zijn ingelast in Kwasi's ge
schrift. De Ashanti-koning wei
gerde Kwami in Kumasi toe te
rant-ingenieur' naar Indië. In de
praktijk betekende het vooral dat
hij buitengewoon slecht werd be
handeld en buitengewoon slecht
werd betaald.
Behalve deze twee ontheemde As-
hanti-prinsen duiken nog alleiiei
interessante figuren op in deze ro
man. Er wordt een bezoek van
Kwasi aan assistent-resident
Douwes Dekker - beter bekend als
Multatuli - beschreven. In Weimar
spreekt hij met Hans Christian
Andersen. En Anna Paulowna
zegt over de twee jeugdige prin
sen: 'Zo, generaal, dus dit zijn de
juweeltjes die u voor onze kroon
heeft meegebracht.' Aardig, maar
steeds heb je last van het pro
bleem: is dit werkelijk gebeurd of
trekt Japin aan de touwtjes? Aan
stof voor een prachtig verhaal had
hij geen gebrek, maar wat heeft hij
die stof ongelukkig bewerkt. Een
roman die heel sterk naar non-fic
tie doet verlangen.
Hans Warren
Arthur Japin: De zwarte met het witte
hart - 392 pag./f 39,90 - Uitgeverij De
Arbeiderspers, Amsterdam/Antwer
pen.
De wereld van een ander in je eigen woorden
opnieuw scheppen, het kost je je leven, en
als het niet zo is, is het niet goed. Zie hier het lot
van de vertaalster/vertaler in een notendop: je
leven lang geestelijk lijfeigene van een ander en
toch creatief moeten zijn tot je er bij neervalt.
Barber van de Pol, een van de belang
rijkste vertaalsters van ons land, zou
niet anders willen. Wie haar recente bun
del essays en verhalen leest ontmoet daar
een vrouw, die geobsedeerd is door de fan
tasie van met name twee Argentijnse
schrijvers, Julio Cortazar en Jorge Luis
Borges. In de kantlijn van hun wereld ont
wikkelt zij echter haar eigen levensruim
te, voortdurend in gesprek met de stem
men die bepalend zijn geweest voor haar
visie op de literatuur.
Barber van de Pol introduceerde in jaren
'60 en '70 de Zuid-Amerikaanse auteurs
als Julio Cortazar ('Rayuela, een hinkel
spel') en Gabriel Garcia Marquez ('Hon
derd jaar eenzaamheid') in ons land. Haar
laatste tour de force is de vertaling van de
integrale Don Quichot, het boek van Cer
vantes, dat in de loop van de cultuurge
schiedenis model is gaan staan voor de
moderne èn postmoderne roman.
Maar Barber van de Pol is geen geest die
zich in uitsluitende dienstbaarheid wijdt
aan wat anderen te zeggen hebben. Zelf
heeft ze ook een verhaal te vertellen. Dat
verhaal gaat voor een belangri j k deel over
Borges, Cervantes en Cortazar, maar ook
over de vioollerares van haar dochter,
over een melancholieke, rijke meneer die
zij via een contactadvertentie ontmoet of
over haar vader. Ook richt ze zich wel te
gen anderen: zo veegt ze de vloer aan met
de cult-auteur John Berger, die ze een ten
dentieuze verheerlijking van het boeren
leven verwijt. Bravo voor dit essay ('Boe-
risme').
Verbeelding
Het is niet moeilijk een grootste gemene
deler te vinden die het schrijvende en den
kende bestaan van Barber van de Pol be
heerst. Dat is de overgave aan de wereld
van de verbeelding, vooral die van de lite
ratuur. Die wereld verdedigt ze, in al haar
stukken, hartstochtelijk tegen alle onver
laten, die de fantasie terug willen brengen
tot een verhaaltje met een boodschap.
Daarmee kiest ze onvoorwaardelijk voor
de literatuur als levenshouding.
Het enige bekentenis-achtige stuk, dat
deze bundel telt, is het openingsessay.
Zeer treffend heet dat 'Alles in de wind' en
niet zonder reden is dat de titel geworden
van de gehele bundel. Het leven is een
raadsel en alles gaat verloren ten slotte.
Het enige wat wij hebben (en lief kunnen
hebben) is de wereld die wij zelf scheppen
in ons hoofd, de wereld van Tom Sawyer,
van Cervantes' Don Quichot, van Camus'
vreemdeling. Hier ligt Barber van de Pols
visie op het bestaan. Het is een zeer post-
Barber van de Pol: Literatuur als levenshouding.
foto Theo Bohmers
modern levensgevoel: wij leven in de ver-
halen van anderen.
Zo'n levenshouding verklaart meteen de
grote liefde van Barber van de Pol voor
het werk van Borges, een bouwer van spi
rituele ruimten bij uitstek. Er staan twee
prachtige interviews, die de vertaalster
met Borges maakte, in deze bundel. Ei
genlijk zijn het geen interviews in journa
listieke zin, maar ontmoetingen tussen
een schrijver en zijn lezer. Van de Pol ka
rakteriseert de grote schrijver als een lief
zachtaardig genie. Het zal niemand ver
bazen, dat zij in een ander essay Robert
Lemm, schrijver van het boek over Bor
ges, 'De literator als filosoof', bovenop de
huid zit. Lemm ziet Borges bij uitstek als
een denker, Van de Pol als een kunstenaar.
Opmerkelijk is vervolgens hoe ze in een
stuk over Marquez eigenlijk hetzelfde
doet wat Lemm met Borges uithaalt. Ze
buigt hem af naar haar eigen opvatting.
Marquez heeft altijd beweerd dat hij in de
eerste plaats journalist wil zijn, Barber
van de Pol vindt dat hij toch in de eerste
plaats een literair fabulist is. Het is de
vraag wat zij daarmee wil eigenlijk, want
als haar eigen boek één ding laat zien dan
is het wel dat de werkelijkheid voor een
groot deel uit de verhalen van onze eigen
verbeelding bestaat.
Jan-Hendrik Bakker
Barber van de Pol: Alles in de wind. Essays
verhalen - Uitgeverij Querido-f 39,90.