PZC
landbouw
Niet versteend,
maar open voor
vernieuwing
Politieke top
in Zeeland
11
woensdag 21 mei 1997
Nederland geeft het eerste halfjaar van 1997
leiding aan de Europese Unie. Voor de tiende
keer, sinds in 1957 met het Verdrag van Rome de
Europese Economische Gemeenschap tot stand
kwam. Ministers en ambtenaren hebben zes
maanden tijd om de nog altijd moeizame
samenwerking vooruit te brengen. Dat betekent
diplomatie bedrijven op hoog niveau en
spitsroeden lopen. De vorige keer dat Nederland
het roulerend voorzitterschap waarnam, de
tweede helft van 1991, was het Verdrag van
Maastricht de zwaar bevochten afronding.
Ditmaal moet het Verdrag van Amsterdam de
kroon op het werk van de regering worden.
Dit verdrag regelt de toekomstige structuur van
de EU. Bedoeling is dat het tijdens een Europese
Raad (top van 13 regeringsleiders en twee
staatshoofden) op 16 en 17 juni onderschreven
wordt. Aan de tweedaagse topconferentie in het
zwaar beveiligde gebouw van de Nederlandse
Bank te Amsterdam gaat een uitgebreid
vergadercircus vooraf. Er worden in een half jaar
maar liefst tien zogenaamde informele raden op
verschillende plaatsen - liefst aantrekkelijke,
sfeervolle locaties - in Nederland gehouden. Het
zijn bijeenkomsten tussen (vak)ministers zonder
officiële agenda en zonder besluiten. Voor de
landbouw is Zeeland in beeld.
De bewindsman ontvangt zijn 14 collega's en
landbouwcommissaris Fischler in het Badhotel
te Domburg (een aardige opsteker voor de
badplaats die zo graag weer mondain wil zijn) en
er wordt vergaderd in het historische stadhuis
van provinciehoofdstad Middelburg, waar ook
een informeel samenzijn in de fraai
gerestaureerde Abdij op het programma staat. In
de Grote Kerk van Veere wordt gegeten.
Ontspanning met een vleug informatie vormt de
hoofdmoot van de informele landbouwtop. De
ministers en hun gevolg - tientallen ambtenaren -
worden getracteerd op een muzikaal-komische
voorstelling van Mini Maxi in de
stadsschouwburg van Middelburg, maken een rit
met de stoomtrein Goes-Borssele naar
Oudelande en bekijken daar een agrarische mini-
expo op de Dierikshoeve, varen over de
Oosterschelde naar het voormalig werkeiland
Neeltje Jans voor het achtste wereldwonder,
ofwel de stormvloedkering en krijgen tot besluit
een lasershow in de haven van Veere
voorgeschoteld.
De vergadering zal in hoofdzaak gewijd zijn aan
het zuivelbeleid. Hoewel die sector voor
agrarisch Zeeland van minder belang is (maar
wel opkomend), neemt Nederland als geheel
binnen de EU met tien procent van de
zuivelproductie een voorname plaats in. De
discussie in Middelburg moet het begin zijn van
een debat over de toekomst van het zuivelbeleid.
Dat is ooit in 1984 vastgelegd voor de periode tot
2000. De landbouwsector heeft er echter recht op
dat veranderingen tijdig worden aangekondigd.
Nieuwe, spraakmakende beleidsvoornemens zijn
er niet te verwachten.
In deze bijlage van de PZC aandacht voor
minister Van Aartsen en de nauwe band van zijn
landbouwbeleid met dat van de EU. Zeeuwse
boeren maken duidelijk wat 'Brussel' in de
praktijk voor invloed heeft. Grensprovincie
Zeeland probeert als onderdeel van een Euregio
met Vlaanderen mee te pikken uit de goedgevulde
subsidieruif, maar van harte gaat dat nog altijd
niet. Zeeuwse kamerleden geven hun oordeel
over de invloed van de EU op de politiek en het
dagelijks leven. Dat doet ook een aantal mensen
dat vanuit werk, lobby of hobby veel met Europa
te maken heeft.
Rinus Antonisse
Een man die van zuivelprodukten
weet dat die in karton verpakt in
de schappen van de supermarkt
staan. Zo werd in augustus 1994
enigszins karikaturaal het beeld
geschetst van de minister die in het
Paarse Kabinet het ministerie van
Landbouw, Natuurbeheer en
Visserij zou gaan aanvoeren. „Nou,
nou, nou", zegt Jozias Johannes van
Aartsen, als hij daaraan terugdenkt.
„Zo was het nu ook weer niet
helemaal. Uit mijn jeugd kende ik
Zeeland en Friesland waar familie
woonde. Ik ben nooit zo'n stedeling
geweest die niet wist hoe het
platteland eruit ziet. Ik kon me daar
wel iets bij voorstellen. Maar ik moet
toegeven, ik wist er niet zoveel van."
Dat is hem aanvankelijk ingezouten
door de landbouw die gewend was
aan bewindslieden die een sterke bin
ding met de sector hadden. Van Aartsen
werd verguisd en bij tijd en wijle uitge
joeld als iemand die van landbouw even
veel verstand had als een vis van wiel
rennen. Gaandeweg heeft hij het beeld
bijgesteld. De minister verdiepte zich in
hoog tempo in alle mogelijke vraagstuk
ken en vandaag is er niet veel meer over
van het beeld van een heer die, achter een
bureau gezeten, mooie theorieën ont
wikkelt. In een kleine twee en een half
jaar heeft hij zich laten kennen als een
sterk betrokken landbouwminister, die
van crises niet neerslachtig wordt, maar
ze aangrijpt om te bezien hoe in versneld
tempo verbeteringen en vernieuwingen
kunnen worden doorgevoerd.
Het is ruim een week voor de Europese
ministers van Landbouw op informele
wijze enkele dagen in Zeeland zullen
doorbrengen. En het is een dag of drie
voor een aanvang zal worden gemaakt
met de vernietiging van honderdduizen
den biggen door ze dodelijk te
injecteren. Van Aartsen loopt monter
ogend de lobby van het Domburgse Bad
hotel in, gaat ervoor zitten en zegt op de
vaststelling dat hij een weinig benij
denswaardige functie bekleedt: ,,Dit is
een van de moeilijke perioden. We heb
ben twee B SE-gevallen gehad en we zit
ten met een enorm aantal gevallen van
varkenspest. Natuurlijk gaan veel men
sen op dit moment door een ellendige
tijd. Maar de varkenspest maakt het ook
mogelijk een discussie te voeren over de
toekomst van de intensieve veehouderij.
Tot nu toe volgden we de sporen van het
mestbeleid en het milieubeleid. We zou
den hoe dan ook vroeg of laat een discus
sie hebben moeten voeren over de vraag
hoe de structuur van de varkenshouderij
in de verdere toekomst moet zijn. Het
denken daarover is nu in een versnelling
terechtgekomen. Je moet de juiste mo
menten wéten te kiezen. De fractieleider
van het CDA in de Tweede Kamer, De
Hoop Scheffer, heeft gezegd dat ik de cri
sis moet bestrij den en dat het onverstan
dig is nu te praten over hoe het verder
moet. Dat ziet hij verkeerd. Als het alle
maal achter de rug is en de prijzen voor
varkens lopen weer op, krijg je de discus
sie over een nieuwe structuur moeilijk
weer op gang. Nu is er een voedingsbo-
Minister Van Aartsen
dem, ook in het bedrijfsleven." Op de
veronderstelling dat De Hoop Scheffer
zijn opmerkingen overwegend maakte
om teloorgegane, Brabantse aanhang te
behagen, reageert Van Aartsen met een
glimlach. „Ik heb zijn reactie 'aandoen
lijk' genoemd." Hij proeft het woord nog
eens. 'Aandoenlijk'. Het smaakt hem zo
te zien goed.
Brandgangen
Over de toekomstige structuur van de
varkenshouderij heeft Van Aartsen een
nota geschreven waarin hij met nieuwe
normen komt als het gaat om milieu,
diergezondheid en welzijn. Hij schetst
daarin ook contouren waarbinnen de
sector verder moet: bedrijven moeten op
voldoende afstand van elkaar komen, er
dienen 'brandgangen' te komen om het
overslaan van besmettelijke ziekten te
voorkomen. En er moet worden bezien
hoe de sector zich wil ontwikkelen. Er
zijn aspiraties om als kraamkamer van
de Europese Unie te fungeren. Een ande
re richting is die waarbij de verwerkende
industrie zich opwerpt als ketenleider en
gemikt wordt op toegevoegde waarde
van het product. Daarbij is er een duide
lijk traject dat loopt vanaf de varkens
houderij tot en met de verwerking van
vlees. De minister: „Je ziet nu het model
waarbij steeds meer biggen de grens
overgaan. De vraag is of dat de goede
weg is en of niet gekeken moet worden
naar het Deense model dat als die keten
fungeert."
Voorshands vermijdt van Aartsen voor
de toekomst aantallen dieren te noemen
waarnaar gestreefd moet worden. Hij
laat het bij„Ik wil niet toe naar giganti
sche bedrijven zoals in Amerika. Dat is
niet de richting. En ik denk ook dat we
voorzichtig moeten zijn met het geven
van ruimte in andere delen van Neder
land." De poging van het Zeeuwse pro
vinciebestuur om via een bepaling in het
streekplan nieuwe vestigingen buiten de
grenzen van Zeeland te houden, acht hij
sympathiek. „Die zaak is nu onder de
rechter en ik wacht dus af. Maar ik be
grijp heel goed dat Zeeland problemen
wil voorkomen en ik sluit niet uit dat het
beleid restrictiever wordt. Dit is het mo
ment om daar goed over na te denken;
het bedrijfsleven ziet dat ook."
Het bedrijfsleven toont, zegt Van
Aartsen, een ander gezicht dan hij bij
zijn aantreden als bewindsman voor
ogen had. Hij kende de landbouw vanuit
de jaren vijftig en zestig, toen hij regel
matig in Zeeland kwam waar zijn vader
Commissaris van de Koningin was. En
vanuit het begin van de jaren negentig,
toen hij secretaris-generaal op Binnen
landse Zaken was van de acties van de
akkerbouwers. Er moest het een en an
der geregeld worden om de openbare or
de te handhaven en daar had hij op korte
afstand mee te maken. „Ik had, toen ik
aantrad als minister, zoals zoveel men
sen dat hebben, een monolithisch beeld
van de landbouw. Dat van de eeuwig za
nikende boeren, die vanuit een versteen
de positie tot weinig vernieuwing bereid
waren. Ik heb er de tijd voor genomen de
sector in te gaan en in die periode met
grote verbazing kennisgenomen van de
vitaliteit. Op het grondvlak bestaat een
grote openheid als het gaat om verande
ringen, men wil meer rekening houden
met het milieu, er is veel activiteit om ne
ventakken van de grond te krijgen. En er
bestaat een veel bredere belangstelling
voor de biologische landbouw dan alge
meen wordt aangenomen. Er ging voor
mij een boek open.
De bewindsman zou gaame zien dat dat
boek door meer mensen gelezen wordt.
Een segment van zijn beleid moet daar-
foto Ruben Oreel
toe dienen. „De verbinding tussen de
stad en het landelijk gebied moet wor
den hersteld. Ik vind het nastrevens
waardig het groen en de stedenbouw met
elkaar te vermengen. Ik ben niet zo'n
voorstander van de compacte stad.Ook
om stad en land nader tot elkaar te bren
gen is dit een geschikt moment, meent
Van Aartsen. „De consument wordt ge
confronteerd met berichten over BSE en
varkenspest en vraagt zich af wat hij ei
genlijk eet en waar dat vandaan komt. Je
kunt in de psyche van mensen iets veran
deren door die verweving van groen en
bebouwing. Hier en daar zijn mogelijk
heden voor stads land- en tuinbouw en i n
het onderhoud van de groene ruimte
kunnen boeren een rol spelen."
Ontpoldering
Boeren raken er meer en meer van door
drongen dat het beheer van natuur- en
landschap niet haaks staat op hun be
langen, daar is de minister van over
tuigd. Soms echter laait een hevig dis
puut op als de belangenbehartigers van
milieu en natuur en die van de landbouw
elkaar ontmoeten. In Zeeland gebeurde
dat vorig jaar toen over ontpoldering
werd gedebatteerd, ter compensatie van
verloren natuurwaarden als gevolg van
verdieping van de Westerschelde. Van
Aartsen vindt het van wijsheid getuigen
dat in die discussie een pauze is ingelast.
Hij zou het gesprek op zakelijker wijze
voortgezet willen zien. En hij sluit, als
uitkomst daarvan, ontpoldering niet uit.
„Ik weet heel goed hoe moeilijk het in
Zeeland ligt. De ramp is gegrift in het ge
heugen van iedere Zeeuw. Als je daar te
luchthartig mee omgaat, creëer je een
probleem. Maar dat wil nog niet zeggen
dat je eromheen moet lopen. Het is ook
niet goed als die emoties worden geëx
ploiteerd. Je moet de discussie puur voe
ren. Waarbij voor mij één ding voorop
staat: wat nooit mag, is dat ontpolderd
wordt ten koste van de veiligheidJe mag
nooit, nooit komen met plannen die iets
teniet doen van de veiligheid die met het
Deltaplan is verworven."
Nog een klein jaar en er zijn verkiezin
gen voor de Tweede Kamer, waarna een
nieuw Kabinet wordt geformeerd. Van
Aai'tsen laat zich niet uit over zijn even
tuele wens zijn huidige baan voort te zet
ten. „Daar ga ik pas na mei volgend jaar
over denken." Een omtrekkende bewe
ging van een minister die met veel geest
drift praat over de afgelopen twee en een
half jaar. „Dit is een heel aparte porte
feuille. Wat mij eraan bevalt is het direc
te contact met een deel van de samenle
ving dat voor de economie en het
landelijk gebied van groot belang is. En
blijft. Toen ik in augustus 1994 begon,
trof ik de sector aan in een staat waarbij
vrijwel niet concreet werd nagedacht
over de vraag hoe het op langere termijn,
in een veranderende wereld met een ver
anderende markt, verder zou moeten.
Daarover is nu in den brede gedachten-
vofming gaande. De vernieuwing komt
op gang en er liggen grote kansen."
Liberale geest
Met die boodschap wil hij wel de verkie
zingen in. En met de nadrukkelijke me
dedeling dat Paars het goed doet, waar
bij hij erop zal wijzen dat WD-leider
Bolkestein de vorming van het Kabinet
Kok mede heeft bewerkstelligd. „Dat is
een grote verdienste van Bolkestein."
Van Aartsen heeft er nooit aan gedacht
in de politieke voetsporen van zijn Anti-
Revolutionaire vader te treden. „Al op
de middelbare school ben ik op de ge
dachte gekomen dat het bedrijven van
politiek op godsdienstige grondslagen
op een fout uitgangspunt berust. Met
mijn vader heb ik daar veel over gedis
cussieerd, zonder dat dat tot wrijvingen
leidde. In het deel van de AR waartoe hij
behoorde, heerste ook een wat liberale
cultuur. Toen ik in 1970 voor de Tweede
Kamerfractie van de WD ging werken,
was ik geen lid van de partijDat vormde
geen probleem. Ik heb dat altijd teke
nend gevonden voor de liberale geest."
Een jaar heeft hij nog te gaan voor hij
zich, naar hij zegt, beraadt over het ver
volg van zijn loopbaan. Hij is van zins in
dat jaar 'een helder verhaal over het be
leid te houden'. „In de landbouw vindt
men het prettig als je een mening hebt en
daar duidelijk over bent. Frappant is,
dat je door de agrariërs wordt be
schouwd alsof je van hen bent. Jazo voel
ik het ook. Ik ben hün minister die voor
hün belangen wil opkomen. Als ik ten
minste de gelegenheid krijg die belangen
te definiëren. Dan werkt het wel."
i fi
foto's Lex de Meester