Troebelheden in De Peel
Kusters blijft
een rederijker
Ton van Reen blikt terug
Hollands Maandblad
gaat de strijd aan
met subsidiegevers
letterkundige kroniek
kunst cultuur vrijdag 16 mei 1997 18
proza
vertaald
Ton van Reen: Ongeloofwaardig en ondoordacht. foto Jeroen Kuit
Het is opvallend hoeveel
Nederlandse roman-
schijvers de laatste tijd voor
de structuur van hun boek de
formule van de terugblik kie
zen, van de speurtocht naar
het verleden. Jan Siebelink,
Marcel Möring, Nelleke
Noordervliet deden het, en nu
ook weer Ton van Reen in zijn
nieuwe roman Brandende
Mannen.
Van Reen (1941) heeft reeds
een heel oeuvre bij elkaar ge
schreven, en hoewel enkele boe
ken als Het Winter jaar (1986) en
Roomse Meisjes (1990) veel
waardering en lezers vonden, is
hij toch altijd een beetje in de
marge van de literatuur geble
ven. In zijn beste werken be
schrijft hij indringend en kleur
rijk landschap en mensen uit De
Peel, de streek waar hij opgroei
de, die hij liefheeft en haat. Dooi
en door Rooms en achterlijk,
kortom gezien door zijn bril het
donkerste Zuiden. Ook Bran
dende mannen is weer zo'n boek.
Met dezelfde verdiensten en ge
breken.
'Sfeer tekenen kan hij, met ruwe
kwast borstelt hij dreigende en
verstikkende landschappen in
bloedrood en satanisch zwart
met daarin hutachtige behuizin
gen bevolkt door een soort Nean-
dertalers. Probeert hij wat fijner
te penselen dan gaat het mis. Dat
grutto's in de Peel 'in de struiken
vluchten' wil er bij mij niet in, en
dat de leeuwerik er, heel hoog in
de lucht met zingen stopt omdat
hij 'buit ontdekt in het gras' nog
minder. En helaas, deze slordig
heid. dat maar raak schrijven
zonder kennis en nadenken teis
tert al evenzeer de uitbeelding
van de karakters en de handelin
gen van de mensen, in het bijzon
der dat van de protagonisten, die
daardoor onaanvaardbaar wor
den. De lezer, deze lezer althans,
gelooft geen ogenblik in de
verhaalfiguren, noch in hun pro
blemen. Het zijn bedenksels, ma
rionetten die in de handen van
poppenspeler Van Reen nooit tot
leven komen, al heeft hij nog zo'n
aardig plot bedacht.
Daar komt nog bij dat deze au
teur, zoals hij dat ook in vooraf
gaande boeken deed, telkens van
tijd verwisselt in zijn roman. Om
en om spelen fragmenten soms
zeer kort in het heden, dertig jaar
geleden of nog weer in andere pe
riodes, en dat werkt verwarrend,
vooral door de nogal eens troebe
le stijl.
Boezemvriend
De hoofdlijnen zijn deze: de ver
teller - de hij - is, net als Van Reen
zelf, in 1941 geboren en opge
groeid in een dorp in de Peel. Hij
heet Martin. Zijn boezemvriend,
tevens een volle neef, heet André
en is exact even oud. Ze komen
uit boerenfamilies. De jongens
lijken uiterlijk op elkaar, maar
hun karakters zijn zeer verschil
lend. André is homoseksueel.
Martin niet, hoewel hij op allerlei
seksspelletjes van zijn neef in
gaat. Martin wil missionaris in
Afrika worden, en gaat dus aan
een groot-seminarie studeren.
André, die allerlei talenten heeft,
onder andere als mode-ontwer
per, zanger, toneelspeler, mist in
teresse en verprutst zijn moge
lijkheden. Hij is verliefd op zijn
neef, maar allesbehalve eenken
nig, heeft diverse verdachte con
tacten. Martin betrapt hem zelfs
in bed terwijl hij de liefde be
drijft met een iets oudere man,
Verlaat. En zijn gedrag valt ook
de dorpelingen op.
Wanneer de j ongens achttien jaar
oud zijn scheiden hun wegen
voorgoed. Martin gaat voor
priester studeren, André ver
dwijnt naar Den Haag. Vier jaar
later, in 1963 dus, beneemt hij
zich het leven door in zijn ouder
lijk huis een flesje parathion,
landbouwvergif, te drinken.
Zelfmoord werd in de Peel als een
zonde, een soort misdaad, een
schande voor de familie be
schouwd. Men stelt Martin pas
op de hoogte van de dood van An
dré als de begrafenis achter de
rug is. Hoewel Martin bijna aan
zijn priestei*wijding toe is, be
sluit hij stante pede de studie op
te geven. Hij begrijpt zogezegd
dat hij de schuld, althans de re
den van André's da^d is - de
bloedbroeders hadden elkaar die
vier jaren niet meer gezien. Voor
de lezer is Martins besluit minder
goed te begrijpen, we kennen
hem immers niet, en worden ook
niet geïnformeerd over wat hij nu
verder gaat ondernemen. Dat
krijgen we pas te horen tegen het
einde van het boek.
Dertig jaar verstrijken, we zijn
nu dus in 1993. Plotseling wordt
Martin benaderd door een vrouw,
een zekere Hilde, ook 52 jaar oud
nu. Die blijkt drie jaar met André
te hebben samengewoond in Den
Haag, en wil eindelijk eens
schoon schip maken met haar
verleden, herinneringen en de
spullen, zoals fotoalbums, die ze
nog van André heeft. Ze heeft
Martins adres gevonden en
vraagt of ze hem eens kan ont
moeten.
Die ontmoeting vindt in het Peel-
dorp plaats, en dan begint die
grote speurtocht naar het verle
den die beiden wel héél ontnuch
terd achterlaat.
Dank je de koekoek, denkt de
kritische lezer. Hilde, door Van
Reen getekend als een zelfstandi
ge, verstandige vrouw heeft nooit
geweten of ook maar vermoed
dat André homo was. Hoewel hij
bijna elke nacht optrad in Haag
se nichtenkroegen, om maar iets
te noemen. Geconfronteerd met
foto's van zulke optredens roept
Hilde uit: 'Ik wist niet beter of hij
werkte 's nachts in een broodbak
kerij!' Zij heeft na drie jaar sa
menleven met zo'n problemati
sche figuur nooit iets gemerkt, en
in de dertig eenzame jaren die
daarna verstreken nooit een ge
dachte aan homoseksualiteit ge
wijd. In het zo verdorven Den
Haag tussen 1963 en 1993. Niet
erg aannemelijk. Van Reen valt
dus door de mand met zijn crea
tie, Hilde is geen alex*te vrouw
maar een oerdomme gans. In de
achterlijke Peel waren ze heel
wat pienterder, getuige Martins
tante Doortje die zich verhing
omdat haar man een jongeman
gewurgd had, en góed begreep
waarom.
De schrijver probeert Hilde nog
te redden. Ze zegt: „André had
een verhouding met Verlaat
Jij wist het en je deed of er niets
aan de hand was." Martin rea
geert: „Ja,ikwisthet,maarikbe-
greep het niet. Ook al waren An
dré en ik intiem met elkaarik
wist niet dat er tussen mannen
nog meer kon bestaan." (220)
Ondoordacht
Er zijn veel meer passages waar
uit blijkt dat de personages op de
hoogte waren van het bestaan
van homoseksualiteit in het alge
meen, en André's geaardheid in
het bijzonder. Op bladzijde 48
wordt over iemand gezegd: „Hij
is op jongens, dat weet. toch ie
dereen" „Wat een vuilak, zo'n
kerel verwacht je hier toch niet?"
Op pagina 74 gaat het over ver
boden boeken: „Ze gaan over de
liefde van mannen voor mannen.
Dat is toch niets voor toekomsti
ge priesters? Daar zijn ze op het
seminarie toch bang voor?" Op
pagina 8: „Ik heb het niet zo op
die Verlaat. Hij is zo... zo... Je
gaat toch niet openlijk om met ie
mand van wie iedereen weet dat
hij op jongens is." Op bladzij 174
is er een gesprek over de Griekse
liefde in de Oudheid.
Kortom, dit alles rammelt dus
danig, het is zo ongeloofwaardig,
ondoordacht, ja vals, dat je het
boek ondanks enkele indringen
de beschrijvingen van zwerf
tochten door Peellandschappen
en een paar bevlogen passages
teleurgesteld dichtslaat.
Met Van Reen is de homo-roman
(als het genre al zou bestaan)
weer in de kinderschoenen terug.
Hans Warren
Ton van Reen: Brandende Mannen -
253 pag. - Contact, Amsterdam,
f34,90.
Touwtje Trekken
Lang geleden, het was kermis,
mocht ik een keer touwtje trekken.
Een keer trekken voor een kwartje,
met heel mijn ziel en kinderhartje.
Nu ging ik mijn hart ophalen.
Ik nam een touwtje van de vele
en voelde hoe het weerstand bood.
Het trok aan mij en ik ging dood.
In zijn nieuwe bundel Velerhande
gedichten laat de Limburgse dichter
Wiel Kusters (binnenkort wordt hij
vijftig jaar) allerlei gezichten zien. Om
enige orde te scheppen heeft hij - met een
verwijzing naar Bredero's beroemde
Boertigh, Amoves en Aendachtigh
Groot Lied-boeck - zijn werk over de
afdelingen 'Aandachtig', 'Boertig',
'Amoreus' en 'Klein Liedboek' verdeeld.
Dat geeft al aan hoe wisselend deze
poëzie is van inhoud, van stijl én ook van
kwaliteit.
Er staan zeker ook mooie ge
dichten in de bundel zoals 'Ri
vier' en het hierbij afgedrukte
'Touwtje trekken'. Toch krijg je de
indruk dat de veelzijdigheid van
dit boek moet verhullen dat hij
weinig te zeggen heeft. Dichten is
bij hem tegenwoordig meer een
kwestie van routine dan van inspi
ratie. Zoals Bredero dat soms was,
is Kusters een soort rederijker, ie
mand die het ambacht beheerst
maar de drang mist. 'Een groot
aantal van deze gedichten dankt
zijn ontstaan aan verzoeken en
opdrachten', schrijft hij. Die over
daad aan werk op bestelling en
verplichte nummers is het pro
bleem met deze bundel.
Dit kwatrijn schreef hij bijvoor
beeld voor het 'Huis van Daklo
zen' te MaastrichtOok wie de he
mel als zijn dak beschouwt, wil
soms ramen en een deur, wil muren
die hij rond zijn vrijheid vouwt.
Daarom is hier dit huis gebouwd.'
Ongetwijfeld heeft de dichter zijn
opdracht op bekwame wijze ver
vuld. Of deze tekst het verdient in
een dichtbundel te verschijnen,
valt echter te betwijfelen. En
meestal heeft het gelegenheids
werk nog minder om het lijf. Aan
het kwatrijn dat hij voor een
Maastrichts theater schreef, aan
'Souvenir' bedoeld als een in me-
moriam voor Hans Faverey en aan
'Mes en vork' waarin hij Lucebert
gedenkt, valt niets te beleven.
Soms kan een gelegenheidsge
dicht een écht gedicht worden: de
verantwoording leert dat 'Touwtje
trekken' geschreven werd voor de
zeventigste verjaardag van de
poppenspeler Pieke Dassen. Het
vers werd veel meer dan een ver
jaardagscadeau, we zien niet al
leen kille techniek maar ook warm
leven, dit is geen geval van dich
terlijke plicht maar van ware poë
zie.
'Touwtje trekken' behoort tot de
afdeling met ernstige gedichten
'Aandachtig'. In 'Boertig' is de
toon heel anders: we krijgen gro
tesken en nonsenspoëzie te lezen,
in het Nederlands én in het Duits.
Af en toe zorgt hij voor een aange
name verrassing in dit genre, bij
voorbeeld met 'Punisch'. Maar de
versjes zijn vaak wel erg flauw. In
'Amoureus' gaat het zo toe: 'hart
en ziel in vredige extase, twee
bronnen, één oase'. Het aardigste
moment in 'Klein liedboek' biedt
het geestige versje over een dame
die de haargroei op haar benen,
oksels en armen vreest: 'Ik kan,
denk ik, zolang ik leef, nooit
meer zonder Lady Shave.
Voor wie zich Wiel Kusters nog
herinnert als de man die over het
mijnwerkersleven schreef, is hij
een onherkenbare auteur gewor
den. Ja, hij vertoont in Velerhande
gedichten zulke uiteenlopende ge
zichten dat hij als dichter nauwe
lijks nog een gezicht heeft.
H.W.
Wiel Kusters: Velerhande gedichten -
72 pag./ f 32,50 - Querido, Amster
dam.
Trots meldt Hollands Maandblad op
het omslag: 'Vrij
Ongesubsidieerd'. De redacteuren
Bastiaan Bommeljé, Maarten Doorman,
J.J. Peereboom en Marie-Anne van
Wijnen hebben besloten 'alle banden
met subsidieverstrekkers' te verbreken.
Kunst en overheidssubsidie: ze hebben
een moeizame verhouding. Maar is
subsidie echt zo slecht als in dit literaire
tijdschrift wordt gezegd? De redactie
heeft het over 'de zwachtels van een
subsidiestelsel met een fatale
verfijning', over 'een ideologie met alle
kenmerken van zelfverwurging', over
een woekerende bureaucratie,
glanzende burelen, overdadig
vormgegeven beleidsnota's. De dappere
opstelling van Hollands Maandblad
verdient alle waardering, maar worden
in alle opwinding praktijk en principe
hier niet verward?
Om bij de literatuur te blijven:
jaarlijks lopen uitgevers en
schrijvers enorme bedragen mis
doordat er nog altijd geen zicht is
op een fatsoenlijke vergoeding
voor de uitleningen in bibliothe
ken. In dat licht zou je het béétje
geld dat van overheidswege aan li
teratuur wordt besteed als een be
scheiden schadevergoeding kun
nen zien. Het probleem is alleen
dat de zo gerechtvaardigde subsi
die op zo'n onrechtvaardige wijze
lijkt te worden verdeeld.
Voor de verdeling zijn instellingen
als het Fonds voor de Letteren en
het Nederlands Literair Produktie
en Vertalingen Fonds verantwoor
delijk. Instellingen die juist om de
onafhankelijkheid van de kunst
jegens de staat te waarborgen een
grote mate van zelfstandigheid
hebben. Maar die zelfstandigheid
leidde ook tot zelfgenoegzaam
heid, tot gebrek aan onbevangen
controle, tot ongebreidelde regel-
drift. Zodoende vallen langza
merhand meer de bedroevende re
sultaten dan de goede bedoelingen
op. Het jaarverslag van het Fonds
voor de Letteren veroorzaakt
steeds weer opschudding: je krijgt
de indruk dat slechte schrijvers al
les krijgen en goede schrijvers
niets.
De kwaliteitstoets die door het
Produktiefonds werd bedacht
voor het subsidiëren van literaire
tijdschriften is niet minder bela
chelijk. Het Hollands Maandblad,
- de laatste jaren stukken interes
santer dan Raster, De Revisor,
Maatstaf enzovoorts - werd er het
slachtoffer van. Waarom het blad
geen genade kon vinden is nooit
opgehelderd. Misschien wel om
dat men altijd honend geschreven
heeft over het subsidiewezen: 'de
cocaïne van het Nederlandse gees
tesleven'. De redactie besloot nu
dus af te kicken: 'wij wensen niet
dood te gaan door subsidie'. Maar
het zal moeilijk worden om te be
wijzen dat een literair tijdschrift
zonder subsidie kan leven. Daar
voor heb je abonnees nodig, veel
abonnees.
In het laatste nummer zouden die
behalve de subsidieverklaring on
der andere een mooie griep-test
van Anneke Brassinga hebben
kunnen lezen, een vervolgverhaal
van Amon Grunberg 'Ontmoetin
gen met consul Pierre P. van der
Velden', een verrassende geschie
denis 'De adem van een hoer' door
Martin Bril, gedichten van Peter
Ghyssaert en een grappig stuk van
Maarten 't Hart over de recensies
op Renate Dorresteins boeken
weekgeschenk (volgens hemzelf
een 'troosteloos niemendalletje').
Hollands Maandblad heeft beslist
meer dan één reden om trots te
zijn.
H.W
Hollands Maandblad 1997/nummer4-
40 pag./f 9,90/abonnement twaalf
nummers f 99,50-Uitgeverij Veen, He
rengracht 481, 1017 BT Amsterdam.
Eric de Kuyper: Met zicht op zee
(Sun, 115 blz., ƒ24,50). Veertig
jaar na de vakanties aan zee in
Oostende, beschreven in zijn in
1988 gepubliceerde boek Aan zee,
verblijft Eric de Kuyper opnieuw
vaak in Oostende. Nieuwe auto
biografische taferelen.
Aslrid Roemer: Lijken op Liefde
(De Arbeiderspers, 251 blz.,
29,90). Eigentijdse zoektocht
naar de reikwijdte van schuld en
boete en de betekenis van misdaad
en straf. Nieuwe roman van Astrid
Roemer.
Willy van PouckeFormosa (De
Prom/Houtekiet, 180 blz.,
32,90). Nieuwe roman over de
humor en tragiek van gewone
mensen in een sociale woonwijk in
Vlaanderen.
Arthur Japin: De zwarte met het
witte hart (De Arbeiderspers, 389
blz., 39,90). Twee Afrikaanse
prinsjes worden in 1837 aan ko
ning Willem I geschonken. De kin
deren dienen als onderpand voor
een illegale slavenhandel van de
Nederlandse regering. Romande
buut van Arthur Japin over een
vergeten bladzijde uit ons koloni
ale verleden.
Wouter Donath Tieges: Maanzaad
(Contact, 254 blz., 36,90). Laat
ste roman van Wouter Donath Tie
ges, auteur, recensent, vertaler en
redacteur bij Meulenhoff. Op 14
mei 1996 overleed hij, daags nadat
hij zijn roman voltooide.
Fred LanzingVannacht gaan wij
op pad (De Arbeiderspers, 191
blz., 29,90). Negen verhalen uit
het Oost-Indië van de jaren 1890-
1945 over gewone mensen
in een ongewone wereld.
Michel van Nieuwstadt: De ver
schrikkingen van het denken (His-
torischeUitgeverij,378blz„ 65,-
Studie over het werk van Menno
ter Braak.
Esther Jansma: Picknick op de
wenteltrap (De Arbeiderspers,
127 blz., ƒ27,50). Romandebuut
over kinderintelligentie en hoe
zich bij hen een bewustzijn vormt.
Jansma (1958) publiceerde eerder
drie poëziebundels.
Michel BollKrimp (De Arbei
derspers, 162 blz., ƒ29,90). Nieu
we roman van Michel Boll, die in
1995 debuteerde met de verhalen
bundel Kus me kus me kus me.
Krimp is het verhaal van een jonge
wiskundeleraar, sinds enige tijd
zonder baan. Zijn werkloosheid
ervaart hij als een vernedering.
Sebastian Faulks: Het lied van de
loopgraven (oorspronkelijke titel:
Birdsong, De Arbeiderspers, 486
blz., ƒ49,90, vertaald door Tinke
Davids). Roman over het leven van
een Engelse soldaat tijdens de
Eerste Wereldoorlog. Hij weet de
oorlog te overleven. Zijn achter
kleindochter vindt en ontcijfert,
eind jaren zeventig, zijn dagboe
ken en gaat op zoek naar het verle
den van haar overgrootvader.
Yrvin D. YalomDe therapeut
(oorspronkelijke titel: Lying on
the Couch, Balans, 374 blz.,
49,50, vertaald door Han Meij
er) Nieuwe roman van de psychia
ter Yalom, auteur van het be
kroonde boek Nietzsches tranen.
In De therapeut gaan verschillen
de therapeuten met elkaar en met
wat hoogst eigenzinnige patiënten
relaties aan, die tot een onver
wachte, bijna thrillerachtige ont
knoping komen.
Guy de Maupassant: Op een lente-
Yrvin D. Yalom
avond (Veen, 336 blz., 45,-). Alle
verhalen van De Maupassant uit
de periode 1875-1881 in eennieu-
Rosetta Loy
we vertaling van Hans van Cuij-
lenborg. Op een lenteavond is het
eerste deel van een te verschijnen
reeks van het volledige werk van
Guy de Maupassant (1850-1881).
Rosetta Loy: Chocola bij Hansel-
mann (oorspronkelijke titel: Cioc-
colata da Hanselmann, Meulen
hoff, 200 blz., 36,90, vertaald
door Tine Riegen en Anna Maria
Domburg). Roman uit 1995 over
een familietragedie, fascisme en
deportatie. Voor Chocola bij Han
selmann kreeg Rosetta Loy van de
Vereniging van Europese Italia-
nisten de prijs voor de beste Itali
aanse roman.
Angeles Mastretta: De pijn van de
liefde (oorspronkelijke titel: Mal
de amores, Wereldbibliotheek,
382 blz., 49,50, vertaald doorEl-
ly de Vries-Bovée). Nieuwe roman
van de Mexicaanse schrijfster An
gelas Mastretta waarin alles
draait om een wouw die lak heeft
aan conventies. Eerder versche
nen in vertaling Mastretta's roman
Mexicaanse tango en de verhalen
bundel Vrouwen met grote ogen.