Je moet kijken
als een Bask
Met een bulldozer over Rilke's poëzie
PZC
Cees Nooteboom:
De filosoof zonder ogen
kunst cultuur
16
letterkundige kroniek
proza
poëzie
herdruk
vertaald
thrillers
vrijdag 11 april 1997
Twee jaar geleden verscheen Van de lente de dauw, een keuzeuit de oosterse
reisverhalen van Cees Nooteboom (63). Nu bundelde hij een aantal oude en nieuwe
verhalen over Europa in De filosoof zonder ogen. De schrijver neemt ons mee naar
Duitsland, Oostenrijk, Italië, Spanje, Frankrijk én naar Amsterdam.
Reizigers zijn er in vele soorten.
Aan de ene kant zijn er de fijn
gevoelige gasten. Helemaal aan de
andere kant heb je er die zich als
brute veroveraars gedragen. Het
zijn veroveraars die bijvoorbeeld
verschijnen in kampeerauto's,
overal dringen ze door, geen hek of
slagboom kan hen weerhouden.
Voor de streek waar ze vertoeven
voelen zulke vakantievierders
minachting, dat gebied is alleen
interessant als decor voor hun ont
spanning. Gelukkig zijn er ook de
oprecht nieuwsgierigen, die ko
men om een land of een volk te le
ren kennen. Ze doen hun best zo
min mogelijk op te vallen. Liefst
logeren ze in een plaatselijke her
berg en ze proeven graag van wat
de pot daar schaft.
Schelvissen
Het hoeft nauwelijks betoog dat
Cees Nooteboom een reiziger is
van het laatste slag. We zien hem
dus die Nooteboom. Alleen al
daarom verdient hij lof in een tijd
dat toerisme een variant op terro
risme dreigt te worden. Nog veel
meer waardering komt hem toe
voor zijn reisproza. Het reisver
haal is een druk beoefend genre
geworden, maar hij is en blijft in
ons taalgebied de enige die er
grootse literatuur van weet te ma
ken.
Buitenstaander
Zijn reisverhalen laten zich nog
het best met die van Louis Coupe
rus vergelijken. Allebei proberen
ze zich aan de lokale omstandig
heden aan te passen, desondanks
blijven ze zich vreemdelingen voe
len. Nooteboom spreekt zichzelf
eens aan als 'mijnheer de merk
waardige buitenstaander'. De
twee schrijvers verbazen zich on
geveer even hevig over zichzelf,
maar bij Couperus overheerst de
spot en bij de ander de ernst. De
in een van de verhalen uit zijn
nieuwe boek De filosoof zonder
ogen zitten in een Baskische her
berg: 'Ik kan Spaans lezen, maar
het menu is gedeeltelijk in ge
heimtaal gesteld. Txangurro. Ko-
kotxas. Ik bestel het tweede, en
krijg een bruin aardewerken scho
tel met een merkwaardige, grijzi
ge glimmende massa die naar vis
smaakt. Bij navraag blijkt het een
gerecht dat nergens anders be
staat: de nekjes, of iets daaruit,
van schelvissen Ik ben de enige
vreemdeling in het restaurant
Flarden van gesprekken kabbelen
over mijn tafel, en uit angst er niet
bij te horen verberg i k mij n Engel
se boek onder het menu en probeer
zo Baskisch mogelijk te kijken.'
Bondiger valt zijn houding nau
welijks uit te drukken: in Basken
land probeert hij zo Baskisch mo
gelij k te kij kenE en ideale reiziger
een heeft de neiging van alles een
grap te maken, de ander transfor
meert liefst alles tot een gedicht.
Menige zin van Nooteboom is zo
doende poëzie geworden.
Zijn nieuwe boek begint met een
zeer uitbundige ode aan zijn eigen
stad Amsterdam. Hij laat zich
gaan in dit soort bespiegelingen:
'D e rivier zet haar teken als een ze
gel in de gronden aan de kust en
schrijft haar vorm daarin als een
volmaakte kalligraaf.' Het teken
dat uiteindelijk ontstaat 'is een
geordend labyrint van grachten,
concentrisch, elkaar snijdend, een
net van waterwegen en verdedi
gingswerken, een in zichzelf be
sloten kosmos.' Voor prozaïsche
zielen is Amsterdam de stad van
trieste bouwputten, vervuilde
straten, parkeerleed. De poëtische
Nooteboom ziet een heel andere
plaats. Een stad bestaat volgens
hem 'uit alles wat er is gezegd, ge
droomd, vernietigd, gebeurd. Het
gebouwde, het verdwenene, het
gedroomde dat er nooit kwam.'
Wanneer wij door de Kalverstraat
lopen vallen ons slechts winkels
op waarin het altijd uitverkoop is,
de schrijver meldt alleen 'dat er in
die straat kalveren verkocht wer
den, verderop ossen, in het laatste
deel schapen.'
Laat men overigens niet denken
dat hij helemaal blind is voor de
barre werkelijkheid. Elders levert
hij terloops commentaar. In Mün-
chen bedenkt hij: 'Boereneten in
de grote stad, dat bestaat in zijn
land niet meer, maar er is in zijn
land ook haast geen land meer.En
in Berlijn noteert hij: 'Ze willen
doorpraten over gestegen crimi
naliteit, maar ik kom uit een lasti
ge stad, ik ben niet onder de
indruk.' De mijmering over Am
sterdam schreef hij in 1992. Het is
een van de nog niet eerder gebun
delde beschouwingen uit De filo
soof zonder ogen. Een aantal van
de opgenomen stukken was eerder
te lezen in boeken als Voorbijepas-
sages en Waar je gevallen bent,
blijf je. Bijna dertig artikelen be
vat de nieuwe uitgave, ze werden
geschreven tussen 1976 en 1993.
Nu de auteur in Europa blijft,
klinken zijn reisdoelen misschien
minder opwindend. Maar de ver
halen zijn even sprankelend als al-
tijd.
Impressie
Je moet van hem geen toeristische
tips, historische overzichten en
dergelijke verwachten. Nee, hij
schrijft zeer persoonlijke impres
sies. Het kan zelfs vele pagina's
duren eer hij de naam van de stad
noemt waar hij verblijft. Hij reisde
onder meer naar Oostenrijk en
Estland, hij nam de Oriënt-Ex-
press en reed naar Spanje. Hij
keerde terug naar Berlij n om na de
val van de Muur te ontdekken:
'Het lijkt wel of iedereen een Muur
in zijn kop heeft.' Ook ging hij op-
foto Klaas Koppe
van Biscaje als een wat oudere, een
beetje idioot geschminkte freule
op een sofa.' Het lijkt wel of hier
een reiziger uit de tijd van de gan-
zeveer spreekt in plaats van ie
mand uit de tijd van de camper.
Hans Warren
Cees Nooteboom: De filosoof zonder
ogen -308 pag. geïllustreerd paper
back f 36,90 gebonden f 49,90 - De
Arbeiderspers, Amsterdam-Antwer-
pen.
nieuwnaar Parijs. Hij was er al als
twintigjarige: 'Geen geld op zak,
slecht in de kleren, rugzak op zijn
rug.' Ook in 1968 was hij present.
In het verhaal verzamelen 'al die
vroegere ikken' zich. Uit de arti
kelen over Tiepolo, Bruegel, het
tapijt van de dame met de een
hoorn uit het museum van Cluny
wordt weer eens duidelijk hoe
mooi hij over kunst kan schrijven.
Waarheen is deze schrijvende rei
ziger op weg? Hij vraagt het zich
zelf minstens even vaak af als de
lezer dat zal doen. Het heeft onder
meer iets met een behoefte aan
onthechting te maken. Hij bekent
bij voorbeeld te wensen 'dat mijn
hele leven een provinciale Spaan
se zondagochtend was'. Maar
eerst en vooral zoekt hij naar de
mooie regel, de sierlijke beschrij
ving, de definitieve karakteristiek
zoals: 'Na de rijke dame van mid
delbare leeftijd die Biarritz is, ligt
San Sebastian daar aan de Golf
Cees Nooteboom: Op zoek naar de definitieve karakteristiek.
Rainer Maria Rilke in Moskou. Leonid Pasternak tekende de dichter
tijdens diens eerste verblijf in Rusland (1899) en maakte na Rilke's
dood een op die schets gebaseerd olieverfschilderij.
Aan moed ontbreekt het Peter
Verstegen niet. In een paar
jaartijd vertaalde hij de
Sonnetten van Shakespeare,
Baudelaire's De bloemen van het
kwaad, en nu is hij aan het werk
van Rilke begonnen. Een
imponerender demonstratie van
zijn kunnen als poëzievertaler
had hij niet kunnen bedenken.
Weinigen vertalen immers zowel
uit het Engels, als uit het Frans,
als uit het Duits. Bovendien viel
zijn keuze op auteurs die niet
alleen wereldberoemd zijn, maar
van wie óók bekend is dat hun
gedichten verschrikkelijk
moeilijk te vertalen zijn. Zeker
Rainer Maria Rilke (1875-1926)
maakt het zijn vertalers
bijzonder lastig. Hij is zo'n
dichter die zich vaak in het
onzegbare, en dus vanzelf ook in
het onvertaalbare heeft begeven.
Ik kan me niet aan de indruk
onttrekken dat Verstegen de
moeilijkheidsgraad van Rilke's
poëzie enigszins onderschat
heeft. Shakespeare vertalen was
hem vrij vlot afgegaan, ook met
Baudelaire ging het allemaal re
delijk, waarom zou het dan niet
lukken met Rilke? In het voor
woord klinkt dat optimisme
door: 'In het geval van Rilke
wordt de Nederlandse vertaler
niet weinig geholpen door de
relatief grote verwantschap tus
sen het Duits en het Nederlands.'
Door op de overeenkomsten tus
sen de twee talen te vertrouwen,
kom je echter regelmatig bedro
gen uit. Je denkt dingen te weten
die je eigenlijk niet weet, en in
zulke gevallen laat je het woor
denboek gemakshalve gesloten.
Bedorven
In Verstegens werk is een aantal
voorbeelden van dit verschijnsel
aan te wijzen. Soms zijn ze on
schuldig van aard: dat hij in 'Da
vid zingt voor Saul' doorzijn her
innering aan het bijbelverhaal
'Saitenspiel' per abuis met 'harp
spel' in plaats van met het correc
te 'snarenspel' vertaalde, tast het
gedicht niet aan. In andere geval
len worden Rilke's verzen wel de
gelijk bedorven. 'Sieh, ich gehe
schlanker und gerader', schreef
hij in 'Opfer'. Verstegen maakte
daarvan: 'slanker loop ik, zie, en
onvermoeider'. Zouden hijzelf en
zijn adviseurs niet gezien hebben
dat dit onzin oplevert?
'Schlanker' is in bepaalde geval
len inderdaad 'slanker'. Maar
'schlank' kan óók vlot of vlug be
tekenen. 'In schlankem Trab' is
'in vlotte draf'. Ongetwijfeld
hebben we hier met deze beteke
nis te maken. Ook met zijn weer
gave van 'gerader' zit Verstegen
fout. Het wil in dit verband zeg
gen: rechter, meer rechtop.
Rilke heeft een kort, maar boei
end leven geleid. Hij ging om met
Lou Salomé, was de secretaris
van de beeldhouwer Rodin,
maakte vele reizen. Tot zijn be
kendste dichtbundels behoren
Das Stunden-Buch (1905), Du-
ineser Elegien (1922) en Die So-
nette an Orpheus (1923). Peter
Verstegen heeft nu de Neue Ge
dichte uit 1907 vertaald. Voor
volgend jaar kondigt hij alweer
zijn uitgave van Der neuen Ge
dichte anderer Teil aan. Je mag
hopen dat hij dan toch wat aan
dachtiger te werk gaat. Zeker,
zijn vertalingen bevatten ook
mooie vondsten en slimme oplos
singen. Maar er gaat wel érg veel
van de voor Rilke zo kenmerken
de gratie en nuancering verloren.
Panter
Dat is onder meer te zien in 'Der
panther', een befaamd gedicht
uit 1902 over het droeve lot van
een roofdier in een kooi. De eerste
strofe luidt: Sein Bliek ist vom
Vorübergehn der Stabe so mud
geworden, dass er nichts mehr
halt. II Ihm ist, als ob es tausend
Stabe gabe und hinter tausend
Staben keine Welt.
Dat werd in de bewerking van
Verstegen: Zijn blik is van het
langsgaan van de stangen zo
moe geworden dat hij niets meer
ziet. Wel duizend stangen hou
den hem gevangen en meer dan
duizend stangen is er niet.
Die 'stangen' zijn op z'n minst on
duidelijk, 'tralies' zoals de woor
denboeken geven was een betere
weergave geweest. In regel 2
staat dat de panter niets meer op
neemt in plaats van dat hij niets
meer ziet. Het voorwaardelijke
uit regel drie (als ob, gabe) is vol
ledig genegeerd en regel 4 gaat
helemaal de mist in.
Een Duitse kennis die het Neder
lands perfect beheerst, Edward
Roussou, wees me op de povere
vertaling van 'Liebes-Lied'. Vol
gens hem verliest zelfs de titel al
aan kracht: Verstegen heeft 'Lief
deslied', maar wanneer Rilke het
zo simpel bedoelde had hij uiter
aard ook simpelweg 'Liebeslied'
geschreven. 'En hoe moet ik haar
tillen, over jou heen, om nog iets
meer te willen' is een machteloze
afspiegeling van: 'Wie soil ich sie
hinheben über dich zu andern
Dingen?' Rilke eindigt met: 'O
süsses Lied'. Bij Verstegen wordt
dat wonderlijk genoeg: 'O lied zo
blij'. Om het nog gekker te maken
heeft hij een bladzijde eerder
'war mild' met 'was zoet' ver
taald.
Ouderwets
Er is nogal wat af te dingen op de
kwaliteit van deze vertaling. Zo
klinkt Rilke's Duits uit 1907 nog
behoorlijk modern, terwijl Ver
stegens Nederlands uit 1997
soms ouderwets overkomt. 'El-
fenbein' vertaalt hij met 'elpen
been'. In het hedendaagse Duits
is het een normaal woord, maar in
het Nederlands gaat het om een
volkomen versleten term, sinds
mensenheugenis opgevolgd door
ivoor. In 'Grabmal eines jungen
Madchens' heeft hij het zelfs over
'bei je borsten'. Rilke vertrouwde
er op dat de lezer wéét dat een
meisje twee borsten heeft. Hij
schreef: 'Wie ein Baum an der Li-
monenküste trugst du deine
kleinen leichten Brüste in das
Rauschen seines Bluts hinein'.
Volgens Verstegen bruist bloed in
plaats van dat het ruist, en zijn
vertaling blijkt één grote ver
dwijntruc: 'Als een citrusboom
die vrucht droeg, bracht je bei je
borsten, licht en klein en teer, in
het bruisen van zijn bloed.
Hier en elders haalde hij zich gro
te moeilijkheden op de hals door
rijmend te vertalen. Hij wijzigde
dikwijls de rijmschema's, maar
ook dat helpt niet veel. Hij grijpt
onaanvaardbaar diep in de origi
nele gedichten in en toch blijven
de rijmen gekunsteld: 'bracht je'
moet rijmen op 'gedachte' en
'wenkbrauwpaar' wordt gekop
peld aan 'vrouwenkoesteraar'.
Ontsporingen
De rijmdwang leidt tot allerlei
slappe toevoegingen, tot mis
plaatste enjambementen (in 'Ta-
nagra', in 'De koning) en tot nare
ontsporingen. 'Absehied' wordt
door Rilke subtiel omschreven
als 'ein dunkles unverwundnes
grausames Etwas'. Bij Verstegen
heet 'afscheid' botweg 'een don
ker, grimmig scheiden'.
Ook in 'Voor de zomerregen'
helpt hij Rilke's poëzie om zeep.
De dichter vermijdt het om het
woord 'regen' te gebruiken. 'Man
fühlt ihn naher an die Fenster
kommen', schrijft hij in regel 3.
Verstegen gaat er, zoals voortdu
rend in zijn vertaling, als een
bulldozer overheen en benoemt
wat onbenoemd had moeten blij
ven: 'je voelt de regen die eraan
gaat komen.'
Hoe langer je in deze tweetalige
editie kijkt, hoe meer je leest in
het commentaar, des te teleur
stellender wordt dit boek. Zulke
onvertaalbare poëzie gaan verta
len is misschien geen kwestie van
moed, maar van overmoed.
H.W.
Rainer Maria Rilke: Nieuioe gedich
ten. Het eerste deel. Vertaald en van
commentaar voorzien door Peter Ver
stegen - 312.pag. 39,- gebonden
f 59,-Van Oorschot, Amsterdam.
Mark van Andel: De fontanel
(Prometheus, 155 blz.,/ 29,90).
Tweede verhalenbundel van Mark
van Andel, die in 1992 debuteerde
met Smeltend ijs, dat werd geno
mineerd voor de AKO-Litera-
tuurprijs.
Jan-Willem van der Weij: Bewe
ging en bewogenheid (Thesis Pub
lishers, 500 blz., 47,50). Het
prozagedicht in de Nederlandse
literatuur aan het einde van de ne
gentiende eeuw. Studie van Jan-
Willem van der Weij (1960).
Stefaan Desmet. Reizigers en an
dere verhalen (Davidsfonds, 165
blz.). Dertien portretten van ge
wone mensen die op een of andere
manier door het leven werden ge
tekend. Debuut van Stefaan De
smet (1961).
Herman Stevens: Het vrouwelijk
halfrond (Prometheus, 184 blz.,
29,90). Na Mindere goden (be
kroond met de Anton Wachter
prijs 1990) en Een schone slaap
een nieuwe roman van Hennan
Stevens.
Toon Tellegen: Over liefde en over
niets anders (Querido, 61 blz.,
39,90). Nieuwe gedichten.
Hans Werkman, red.: Wij hebben
hier een prima domineetje (Kok,
100 blz., 22,50). Zeventig 20e-
eeuwse gedichten over de domi
nee, verzameld door Hans Werk
man.
Wiel Kusters: Velerhande gedich
ten (Querido, 72 blz., 32,50). Een
groot aantal van de in deze bundel
opgenomen gedichten dankt zijn
ontstaan aan verzoeken en op
drachten en werden eerder in tijd
schriften of in een kleine oplage 'in
de marge'gepubliceerd.
Alvaro Mutis: Ilona komt met de
regen (Bert Bakker, 112 blz.,
24,90). Roman, waarvoor Mutis
(Bogota, 1923) in 1989 o.a. de
Franse Prix Médicis voor het beste
buitenlandse boek kreeg. Ilona
komt met de regen, het verhaal
over Maqroll de Gaviero, een zee
manvan dubieuze afkomst die sa
men met zijn oude vriendin Ilona
en zijn vriend Abdul een bordeel
begint, werd onlangs verfilmd
door Sergio Cabrera.
Philo Bregstein: Om de tijd te do
den (De Beuk, 347 blz., 35,-).
Herziene versie van Bregsteins ro
mandebuut uit 1967 met een na
woord van de auteur.
Franz Kafka: Het slot (Athenae
um, Polak Van Gennep, 344 blz.,
59,90). Nieuwe vertaling van
Das Schloss van Willem van Toorn
en Gerda Meijerink, gebaseerd op
de door Malcolm Pasley bezorgde
uitgave naar het handschrift van
Kafka.
De kleine Ovidius (Athenaeum-
Pola& Van Gennep, 96 blz., 15,-,
vertaald door M. d'Hane-Schelte-
ma, met illustraties van Gerda
Dendooven). De mooiste en be
kendste verhalen uit een van de
beroemdste boeken uit de oud
heid: de Metamorphosen van Ovi-
dus.
Miroslav Krleza: De Kroatische
god Mars (Prometheus, 365
blz.,/ 49,90, vertaald door Helene
Houtzager). De Kroatische god
Mars van Miroslav Krleza (1893-
1981) wordt beschouwd als een
van de meest indrukwekkende an-
ti-oorlogswerken uit de Europese
literatuur. Krleza, romancier,,
dichter, dramaturg en essayist,
schreef het boek, dat uit een cyclus
van zeven novellen bestaat, on
middellijk na de Eerste Wereld
oorlog.
Eduardo Mendoza: Het jaar van
de zondvloed (Arena, 119 blz.,
34.90, vertaald door Francine
Mendelaar en Harriët Peteri). De
nieuwe roman van de Spaanse au
teur Eduardo Mendoza (1943) is
een hartstochtelijke liefdesge
schiedenis, gesitueerd in het na
oorlogse Spanje van de jaren vijf
tig. Een non kiest voor de wereldse
liefde en verlaat het klooster. Op
weg naar haar geliefde wordt zij
ontvoerd door struikrovers.
Tim Parks: De geest van Massimi-
na (oorspronkelijke titel: Mimi's
Ghost, De Arbeiderspers, 327 blz.,
34,90, vertaald door C.M.L. Kis-
ling. Het vervolg van Nieuwe kle
ren voor Massimina. Hoofdper
soon Morris Duckworth blijkt de
moord op zijn geliefde nog niet te
hebben verwerkt. Nu, als geacht
inwoner van Verona en getrouwd
met Massimina's jongste zusje,
realiseert hij zich dat het lot. een
spelletje met hem heeft gespeeld.
Bij Poema Pockets zijn versche
nen: Dean Koontz: HetFranciscus
komplot. Horror. Uit een over-
heidslaboratorium ontsnappen
twee dieren. Het ene is moord
zuchtig en het andere beminnelijk
15,-).
Robert Ludlum: Het Matlock do
cument. Jonge hoogleraar stuit
tijdens zijn onderzoek naar drugs
handel in universiteitsstadje op
meedogenloze organisatie
(ƒ12,50).
John T. Lescroart: De kleur van ge
rechtigheid (Van Holkema Wa-
rendorf, 304 blz., 29,90). Derde
boek van de auteur van Het' 13e
jurylid en Keihard bewijs. Een
jongeman wordt ten onrechte be
schuldigd van een moord en het
aanstichten van rellen. Er is
slechts één man die zijn onschuld
kan bewijzen: het hoofd van de af
deling Moordzaken.