Amerikaanse atoombunker
trekt nu horden toeristen
Zwarte wolk boven plezante wijk
PZC
Geheim Capitool
uit Koude Oorlog
reportage
29
Kaalslag voor
HSL-station
in Brussel
zaterdag 5 april 1997
Achter in de tentoonstellingsruimte van het Greenbrier Hotel staat op een grijze
deur Danger - High Voltage Hoogspanningsgevaar. Geen van de
honderdduizenden gasten die het superluxueuze hotel in de heuvels van West-
Virginia de afgelopen vijfendertig jaar hebben bezocht, heeft het ooit in zijn hoofd
gehaald een blik achter die deur te werpen. Waarom zouden zij ook?
Buiten, op het terrein van het hotel, loopt een pad naar een stalen deur in een heuvel.
Eenzelfde bord, met de bekende bliksemschichten. Duizenden zijn er door de jaren
heen langs gelopen zonder zich er iets bij voor te stellen. Logisch. Zo'n enorm hotel,
met zeshonderd kamers, en gasten van miljonairs tot presidenten, zorgt natuurlijk
voor zijn eigen electriciteitsvoorziening.
Hadden zij hun nieuwsgierigheid met
bedwongen en geprobeerd een van de
deuren te openen, dan waren zij op een
van de grote geheimen van de koude oor
log gestuit. Want The Greenbrier mag dan
wereldwijd bekend zijn als 'speeltuin'
voor de rijken der aarde, ruim dertig jaar
heeft het ook gefungeerd als dekmantel
voor een van de geheimste projecten van
de Amerikaanse regering.
Onder de glooiende heuvels van het enor
me Greenbrier-complex bevinden zich
namelijk bunkers die in tijd van een nu
cleaire oorlog delen van de Amerikaanse
regering moesten huisvesten. Atoomvrije
kelders waarin onder meer het Congres -
alle 538 leden van de Senaat en het Huis
van Afgevaardigden - opgevangen moes
ten worden, zodat het democratische pro
ces doorgang kon vinden. Een geheim Ca
pitool.
Geen van de vele hoogwaardige gasten
van het hotel heeft er ooit van geweten,
tenzij het de leiders van het Congres zelf
waren. Slechts een handvol van de 1.600
personeelsleden van het hotel was op de
hoogte van wat zich, letterlijk, onder hen
afspeelde. Zij hadden nog nooit van 'Pro
ject Greek Island' gehoord, tot een krant
enkele jaren geleden het 'Geheim van
Greenbrier' publiceerde.
Overbodig
Na een onderzoek van een jaar was een
verslaggever van The Washington Post
achter dat geheim gekomen. De krant
vond dat nu de koude oorlog voorbij was
het publiceren ervan geen gevaar meer in
hield. Ondanks verwoede pogingen van
Thomas Foley, de toenmalige voorzitter
van het Huis van Afgevaardigden, om de
publicatie te verhinderen, maakte de Post
een eind aan het geheim.
Een dag later besloot Foley, in overlegmet
andere-politieke leiders, dat het Congres
nooit meer van het supergeheime schuil
oord gebruik zou kunnen maken. Project
Greek Island was in één klap overbodig
geworden. Een project dat de belasting
betaler tientallen miljoenen dollars had
gekost om hun afgevaardigden te be
schermen, terwijl zij zelf door een atoom
oorlog werden vernietigd.
Kort daarna droeg de Amerikaanse rege
ring het bunkei'complex aan het' hotel
over en sinds kort is het een toeristische
attractie geworden, die al tienduizenden
nieuwsgierigen heeft getrokken. Zij kun
nen nu een wandeling maken door het in
een heuvel uitgegraven atoomvrije com
plex, een wirwar van gangen en zalen, met
loodzware stalen deuren en metersdikke
betonnen wanden.
De bunker telt drie verdiepingen, elk zo
groot als een voetbalveld. Er zijn achttien
slaapzalen met stapelbedden, waarin de
politici naar senioriteit - dus niet naar
partij - zouden worden ondergebracht. Er
is een ziekenhuis, een restaurant dat dui
zend maaltijden kan maken, een eigen
energiecentrale, hoogwaardige verbin-
dingsapparatuur en zelfs een klein cre
matorium.
Mentaliteit
,jDe bedoeling was dat het Congres het
hier zeker veertig dagen zou kunnen uit
houden, terwijl buiten een kernoorlog
woedde", vertelt Paul 'Fritz' Bugas, die
Paul 'Fritz' Bugas speelde jarenlang een
dubbelrol als manager van de supergehei
me Greenbrier-bunker in de VS. Nu leidt
hij er toeristen rond. foto Hans de Bruijn
De toegangsdeur tot het geheime complex
bij het Greenbrier Resort weegt 28 ton en
is meer dan een halve meter dik.
foto Hans de Bruijn
vijftien jaar als beheerder van het gehei
meproject optrad en nu de toeristen rond
leidt. Hij noemt het 'een goede manier om
de mensen te laten zien wat de mentaliteit
van die tijd was', toen de koude oorlog
volop woedde.
De bouw van de bunker begon in 1960 en
maakte deel uit van een reeks onder
grondse schuilkelders voor de Ameri
kaanse regering. Nog steeds is er een, in
Mount Weather in Virginia, op zo'n 80 km
van Washington, waar in oorlogstijd de
president kan worden ondergebracht,
terwijl er voor het militaire opperbevel
een commandocentrum is in de Raven
Rock Mountain in Maryland.
Hun bestaan werd tegelijk met dat van
Project Greek Island onthuld, maar de
Amerikaanse regering heeft nog niet be
sloten die dan ook maar op te heffen en
open te stellen voor het publiek. Wie er-
gaat kijken, wordt nog steeds via borden
gewaarschuwd uit de buurt te blijven, en
zwaarbewapende soldaten bewaken ook
anno 1997 de ingangen, de hekken erom
heen en de wegen er naartoe.
Fritz Bugas gaat er overigens van uit dat
het Congres en de president elders in
Amerika alweer andere geheime onder
komens hebben gevonden, waar de bur
ger nog niets van weet. Er gaan geruchten
over bunkers in de heuvels bij Camp Da
vid, het presidentiële buiten in Maryland.
Maar in 1994 maakte het Pentagon een
einde aan het 'Doomsday Project', dat
acht miljard dollar had gekost en bedoeld
was om in oorlogstijd de regering draai
ende te houden.
Geheimhouding
Geheimhouding was natuurlijk de kern
van een zaak als Project Greek Island. De
Russen mochten er niets van weten. De
honderdenmensen die van 1959 tot 1961
aan de bouw van de bunker onder het
Greenbrierhotel werkten, werden met
een kluitje in het riet gestuurd. De bouw
vakkers uit het naburige White Sulphur
Spring wisten dat zij aan een soort schuil
kelder werkten, maar niet voor welk doel
die uiteindelijk bestemd was.
Volgens Bugas zijn de mensen van White
Sulphur Springs gewoontegetrouw ge
sloten. Zij praten niet veel en stellen geen
onnodige vragen. ,,Een ideale omstandig
heid voor een project als Greek Island".
Maar iedereen wist wel iets. Om uit te vin
den hoeveel, en of er soms toch gepraat
werd, werden in de jaren zeventig twee
FBI-agenten die niet in details op de
hoogte waren van het project, naar White
Sulphur Springs gestuurd. Zij moesten
zich onder de bevolking mengen en hun
voelhorens uitsteken. De inwoners van
White Sulphur Springs bleken toch min
der gesloten dan men in Washington had
gedacht. Toen de agenten terugkwamen
en verslag uitbrachten over wat zij ge
hoord hadden, bleek dat zij zóveel meer te
weten waren gekomen dan hun was ver
teld, dat hun geheimhoudingsplicht
moest worden verscherpt.
The Greenbrier is een van de meest luxu
euze en dure hotels van Amerika. Het is
een historische locatie, een nationaal mo
nument. Thomas Jefferson sliep er. Tij
dens de Amerikaanse burgeroorlog was
het een hoofdkwartier van de zuidelijke
troepen. In de Tweede Wereldoorlog
brachten de Amerikanen er eerst de geïn
terneerde diplomaten van Duitsland, Ita
lië en Japan onder. Later werd het een mi
litair hospitaal, waarin ook generaal
Dwight. Eisenhower kort verpleegd werd.
Zesentwintig van Amerika's presidenten
hebben er geslapen, inclusief Bill Clinton.
Geknoei
Zelfs Ted Kleisner, die in 1980 manager
van het hotel werd, wist niet wat zich on
der zijn voeten afspeelde. Kleisner merk
te echter al gauw dat er geknoeid werd
met de boeken. Hij vond, zei hij in een in
terview, 'personeel op de loonlijsten dat
niet bestond, uitgaven voor materieel dat
nergens te vinden was en duizenden ton
nen dieselolie die niemand had besteld'.
Hij zei het sterke vermoeden te hebben
gekregen 'dat er sprake was van op zijn
minst corruptie en mogelijk zelfs diefstal'
in het hotel. Toen hij echter de politie wil
de inschakelen, werd hij door zijn bazen
terzij de genomen en kreeg hij van speciale
functionarissen van het Pentagon, het mi
nisterie van defensie, een briefing waarop
hem alleen het hoogstnodige werd ver
teld.
„Wij leefden een dubbelleven", zegt Bu
gas, die voor hij bij Forsy the Associates in
dienst kwam voor de inlichtingendienst
van de landmacht werkte. Het Pentagon
betaalde het hotel elk jaar honderddui
zend gulden aan huur voor de ruimte. Bu
gas vind het eigenlijk nog steeds jammer
dat het geheim van The Greenbrier is ont
huld, al heeft hij het nu veel drukker dan
destijds.
Geen vrouwen
Van tevoren stond vast dat de Congresle
den in crisistijd hun vrouwen en kinderen
niet mochten meenemen. „Toen ze dat
zeiden, had ik al meteen geen belangstel
ling meer", zei de vroegere voorzitter van
het Huis van Afgevaardigden, de in 1994
oveiieden Tip O'Neill eens. De meeste
parlementariërs verklaarden, nadat be
kend was geworden wat met hen in oor
logstijd zou gebeuren, dat zij in zo'n geval
eerder naar hun thuisstaat en hun fami
lies zouden gaan dan zich zouden laten
opsluiten in een veilige bunker terwijl
hun gezinnen wellicht een zekere dood te
gemoet gingen.
De effectiviteit van de bunker is ook nooit
echt beproefd. Geen senator of afgevaar
digde heeft echter voor 1992 ooit een voet
gezet in het 'Government Relocation Cen
ter', zoals de officiële naam luidde. Dat is
ook een van de redenen, waarom de publi
catie van The Washington Post over Pro
ject Greek Island geen politieke oproer
veroorzaakte. Met de koude oorlog achter
de rug zagen velen zulke schuilplaatsen
eerder als een bizarre herinnering aan een
tijd die toch nooit meer terug zou komen.
Bij een wandeling door de gangen en za
len lijkt het echter alsof die tijd is stilge
zet. De slaapzalen, het ziekenhuis, de
radiokamers, het restaurant, de briefing
zaal van waaruit de Amerikanen zouden
kunnen worden toegesproken met aan de
muur een gigantische foto van het echte
Capitool, de precies 435 stoelen tellende
zaal waarin het Huis van Afgevaardigden
zou moeten vergaderen - alles ziet er nog
altijd uit alsof het zó gebruikt kan wor
den.
En Fritz Bugas is er zeker van: elders in
Amerika bevindt zich net zo'n locatie. Al
leen is die nog wel geheim. Maar ook met
deüren met 'gevaar - hoogspanning' erop.
En net zo paraat als Project Greek Island
er nu uit ziet, om in een oorlog die we ons
nauwelijks meer kunnen voorstellen een
zelfde rol te spelen.
Hans de Bruijn
De bouw van de HSL-terminal bij het
Brusselse Zuidstation is een lucra
tieve aangelegenheid voor enkele grote
speculanten. De bewoners en de wijk
worden er de dupe van, evenals het nu
nog bloeiende caféleven rondom het sta
tion.
Ze zegt: „Omeen statie heen is de com
mercie altijd goed. Maar dit zal de
eerste statie zijn waar de mensen straks
buiten niks meer kunnen drinken.Eige
naresse Lisette van café Cap Midi tegen
over de uitgang Fonsnylaan van het
Brusselse Zuidstation heeft weinig op
met de aanleg ter plaatse van de terminal
voor de Hoge Snelheidslijn, waardoor de
wijk al enkele jaren op zijn kop staat.
Tien jaar lang had ze een café aan de
Frankrijkstraat, tegenover de andere
uitgang van het station. Dat café is intus
sen samen met de aanpalende panden en
de vroegere Brusselse vestiging van cho
coladegigant Cöte d'Or gesloopt. Er
gaapt nu een enorme bouwput, bestemd
om opgevuld te worden door een reus
achtige parkeergarage voor 2.500 auto's.
Maar het is niet uitgesloten dat Lisette
binnen enkele jaren ook haar nieuwe ca
fé aan de andere kant van het station
weer moet sluiten wegens de Hoge Snel
heidslijn. Aan de uitgang Fonsnylaan is
het rechthoekige Hollandplein gepland
dat zal worden omzoomd door moderne
hotels en kantoren. Voor een bruin café a
la Cap Midi zal er geen plaats meer zijn.
De gemeente is afgelopen zomer §,1 ge
start met de onteigeningsprocedure voor
vijf huizenblokken tussen de Fonsny
laan en de De Mérodestraat, pal naast
café Cap Midi. Lisette legt zich er lijd
zaam bij neer. In verzet gelooft ze niet
meer: „U kent dat, als de grote manne
kens spreken, hebben wij niets meer te
zeggen. Ge zijt juist nog een nummerke.
De vooruitgang gaat rond het Brusselse
Zuidstation, het Gare de Midi, gepaard
met grote ingrepen in het sociale leven
van de bewoners. De buurt rond het sta
tion was tot: voor kort een levendige
smeltkroes van Belgen, Portugezen, Ma
rokkanen, Grieken en Spanjaarden, elk
met hun eigen typische cafés,, restau
rants en winkels. Maar de afgelopen ja
ren is een trieste leegloop op gang geko
men.
De reiziger, die nu al vanaf het Zuidsta
tion de Thalys naar Parijs of de Eurostar
naar Londen kan nemen, kan zich er met
een uitstapje van hooguit drie minuten
zelf van overtuigen. De huizen in de
Noorwegenstraat, de Zwedenstraat en
de Hollandstraat, die onder het jongste
onteigeningsplan vallen, worden nog
vrijwel uitsluitend bewoond door dui
ven. Ramen zijn dichtgespijkerd. In de
dakgoten groeien struiken.
Op zichzelf zijn de bewoners niet tegen
vernieuwing, ware het niet dat ze nau
welijks door de gemeente worden inge
licht. „Ze denken dat we allemaal gek
zijn", zegt de islamitische slager Drissa
Atia op de hoek van de Hollandstraat en
de De Mérodestraat. „Als de gemeente
ons eindelijk eens wat zou vertellen, dan
zouden wij ook een antwoord kunnen
verzinnen."
Twintig jaar woont hij al op deze plaats.
Hij heeft er zijn vijf kinderen zien op
groeien. Hij is aan zijn zaak en de buurt
gehecht geraakt. „Een mooi cadeau hoor,
van de stad, als je hier twintig jaar hebt
gewerkt", klaagt Atia om er dan, ineens
poëtisch, aan toe te voegen; „Er hangt
een zwarte wolk boven de wijk.
Speculanten
Een ander teer punt voor de bewoners is
dat van de bouw van het HSL-station en
de andere nieuwe voorzieningen alleen
gewiekste speculanten rijk worden. De
rekening daarvoor zal straks indirect,
via de gemeentebelastingen, door de res
terende bewoners zelf moeten worden
betaald.
Daarin verschilt de teloorgang van de
wijk rondom het Zuidstation niets van
die van de Brusselse Leopoldwijk, waar
de Europese Commissie en het Europese
Parlement met talloze vestigingen zijn
neergestreken. Hoe die speculatie in zijn
werk gaat, staat onder meer beschreven
in een zojuist bij het comité Brukselbin-
nenstebuiten verschenen boekwerk over
de stationswijk, Een trein van Troje, ver
halen over een snelle trein en een slome
stad'.
Nadat de Belgische spoorwegmaat
schappij NMBS in 1987 een milieu-ef
fectrapportage voor een HSL-station
aanvroeg, roken de eerste speculanten
hun kans. Als wilden begonnen ze rond
om het station panden op te kopen en be
woners op straat te zetten. Toen twee
jaar later het Zuidstation definitief werd
aangewezen als dè Brusselse terminal
voor de Hoge Snelheidstreinen, was er
helemaal geen houden meer aan. Binnen
de kortste keren bleken tientallen woon
huizen in de stationswijk in handen te
zijn van slechts enkele grote bouwonder
nemingen en projectontwikkelaars. Om
de prijzen van de panden vervolgens ver
der de hoogte in te jagen, verkochten ver
scheidene dochterondernemingen van
één en dezelfde maatschappij het onroe
rend goed voortdurend aan elkaar door.
In Een trein van Troje wordt het voor
beeld aangehaald van een huis aan de
Fonsnylaan dat in 1989 door de particu
liere eigenaar voor zo'n honderdduizend
gulden werd verkocht. Korte tijd daarna
kocht de firma Euro-Export het pand
voor het drievoudige, waarna Euro-Ex
port het op zijn beurt, nu voor ruim acht
ton, doorverkocht aan zijn moedermaat
schappij Fonsim.
Het geld blijft in het eigen bedrijf, wordt
in Een trein van Troje uitgelegd, maar in
tussen stijgt de waarde van een pand met
ettelijke honderden procenten Niet al
leen de doorverkoop aan een andere
firma zou hallucinerende winsten ople
veren, datzelfde is ook het geval als de
gemeente tot onteigening overgaat. De
gemeente koopt namelijk op basis van
het zogeheten 'gangbare prijsniveau' in
de wijk en dat prijsniveau wordt, uiter
mate handig, cloor de speculanten zelf
een duizelingwekkende hoogte in ge
stuwd.
Voelbaar
Net als slager Atia is ook Lisette van café
Cap Midi nog onkundig van de precieze
plannen van de gemeente. Voor ze uit
haar zaak in de Frankrijkstraat werd ge
zet, had ze op zijn minst, nog enkele brie
ven gekregen, waarin het één en ander
werd uitgelegd. Nu zegt ze formeel nog
van niets te hebben gehoord. De postbo
des die aan het eind van de middag in
groten getale in Cap Midi aanleggen al
vorens hun trein naar één van de voorste
den van Brussel te nemen, weten alleen
dat hun posttas in deze wijk steeds lich
ter wordt. De leegloop is voor hen letter
lijk voelbaar.
Cap Midi en de andere cafés langs de
Fonsnylaan vallen niet op door een
exquise inrichting of chique klanten. Ze
ademen allemaal de sfeer van een soms
wat smoezelig dorpscafé, waar het ech
ter wel zeer gemoedelijk toe gaat. Ieder
een kent iedereen, een enkele verdwaal
de reiziger daargelaten die tussen de
vaste forensen heeft plaatsgenomen. Als
op vrijdagavond de werkweek er op zit,
wagen enkele klanten zich zelfs aan een
klein dansje. Bij het verlaten wordt ie
dereen amicaal 'bon voyage' achterna
geroepen.
„Commercieel gezien hebben we het hier
bij de statie beter clan in een klein wijk-
caféke", zegt Lisette. „Het is hier goed.
Er is een plezante sfeer.Ze kan zich niet
voorstellen dat er straks rondom het
Zuidstation alleen nog maar 'parkings',
dure winkels, hotels en kantoren zullen
staan. Terwijl ze voor een klant een 'pint
en een petit' - een kopstoot - inschenkt,
verzucht ze nog een keer:,Mi sschien kun
je dan alleen in de statie zelf nog wat te
drinken krijgen."
Aly Knol