Geschilderde
poëzie
Vlaanderen en Holland hand in hand in Venetië
PZC
Retrospectieve Delvaux in Brussel
kunst cultuur vrijdag 21 maart 1997 24
Het einde van de eeuw nadert en dat nodigt uit tot
terugkijken. Zo ook in België waar de musea achter
elkaar grote tentoonstellingen organiseren met werk van de
belangrijkste Belgische kunstenaars van deze eeuw. Van
Ensor tot Delvaux, een expositie met werk van Elisor,
Permeke, Spilliaert, Magritte en Delvaux, trok vorig jaar in
Oostende een record-aantal bezoekers. In 1998 en 1999
wijden de Koninklijke Musea voor Schone Kunsten in
Brussel overzichtstentoonstellingen aan Bené Magritte en
James Ensor. Zij zijn nummer twee en drie in een serie van die
vandaag - vrijdag - in het Museum voor Oude Kunst begint
met Paul Delvaux - Een unieke retrospectieve. Nooit eerder
zijn zoveel 'geschilderde gedichten' bijeen gebracht van de
kunstenaar die honderd jaar geleden werd geboren.
en. Zijn vrouwengestalten bewegen zich
vaak door landschappen met antieke
tempels, zuilen, ruïnes en rustieke par
ken, of juist door de 'moderne' stad uit het
eind van de vorige eeuw, met statige lan
taarns, glimmende kasseien, trams, trei
nen, stations en rangeerterreinen. In een
dergelijke omgeving schilderde Delvaux
niet uitsluitend vrouwen, ook geraamten
keren in zijn werk steeds opnieuw terug.
Niet als macabere spookgestalten, maar
als mensen die wandelen, met elkaar ver
gaderen, aan het kruis hangen, of worden
afgelegd.
De onderwerpen op zich zijn niet zo bij
zonder, evenmin als de zeer precieze uit
beelding door Delvaux. Claude Lévi-
Strauss schrijft in de inleiding van de ca
talogus Paul Delvaux 1897-1994: „An
ders gaan schilderen of andere dingen
gaan schilderen: om de schilderkunst te
vernieuwen kozen eerst de impressionis
ten en vervolgens de kubisten cle eerste
weg. Paul Delvaux sloeg echter resoluut
een andere weg in: hij schildert zoals de
oude meesters; zoals zij is hij een voortref
felijk tekenaar. Maar blijven er nu, nu
alles al eens op het doek lijkt gezet, nog
'andere dingen' over om te schilderen?
Delvaux schept een nieuwe werkelijkheid
door de wereld opnieuw te componeren.
Tussen tijd en ruimte ontdenkt hij onver
moede verbanden."
Skeletten
Zo onstond de wereld van Delvaux, als
een tweede werkelijkheid. Hij combi
neerde wat eigenlijk niet samengaat. Een
kruisafneming is al zo vaak geschilderd,
evenals een geraamte. Maar skeletten die
een skelet van het kruis halen? Op zijn
schilderijen kan ook een ambtenaar on
verstoorbaar zijn krantje lezen, terwijl hij
- zomaar op straat - omringd is door naak
te vrouwen. Of een klassieke tempel ligt
vlak naast een laat-rnegentiende eeuws
rangeerterrein. Op Delvaux' doeken kun
nen twee halfnaakte vrouwen elkaar lief
kozen op een ""schemeng^hospdadje,
terwijl op enkele meters afstand een we
tenschappelijk betoog wordt afgestoken
door een geleerde. Enzovoort.
Door dit soort taferelen werd Delvaux in
het verleden zonder mankeren ingedeeld
onder het kopje surrealisme. Ongetwij
feld was dat een kunststroming waarmee
hij zich als schilder verwant voelde. Het
eerste deel van de tentoonstelling in het
Brusselse Museum voor Oude Kunst laat
zien dat hij zijn heil aanvankelijk zocht in
realisme, impressionisme en expressio
nisme. Hij wei*d duidelijk geïnspireerd
door schilders als Permeke en Ensor.
Maar een jaar of tien na zijn debuut, om
streeks 1934, had hij zijn stijl gevonden.
Gedeeltelijk op eigen kracht en gedeelte
lijk onder invloed van Magritte en vooral
Giorgio de Chirico.
Toch bestreed hij zelf altijd dat hij, zoals
de surrealisten, droomlandschappen
schilderde. „Ik heb tot nu toe nooit één
schilderij geschilderd dat werkelijk een
droom is, nooit", zei hij in 1973. Delvaux
wilde met de middelen van de schilder
kunst een poëtisch gevoel uitdrukken. De
beeldtaal daarvoor ontdekte hij bij De
Chirico die gevoelens van stilte, onrust,
bedreiging, heimwee en eenzaamheid
wist op te roepen door ongewone omstan
digheden op het doek te creëren: eenzame
mensen tussen een overheersende, monu
mentale architectuur en verlaten pleinen
met lange schaduwen. Delvaux gaf aan
dat procédé een eigen invulling door ge
bruik te maken van thema 's die hem fasci-
Foto boven: Crucifixion, 1951-1952,
Foto linksonder: Solitude, 1955.
Foto links: L'honune de la rue, 1940.
Foto linksmidden: La voix publique
ou La voie publique, 1948.
Het is alleen ondoenlijk om dat bij elk
doek opnieuw te proberen, zeker als de
schilderijen variaties zijn op een thema.
De Musea voor Schone Kunsten hebben
ervoor gekozen de meeste schilderijen
naar dat thema te rangschikken. Hier
door, en door de enorme overdaad, on-
staat in sommige zalen een gevoel van
'meer van hetzelfde'. Waarom elke graf
legging door geraamtes, of elke slapende
Venus op een divan, of elk nachtelijk sta
tion nog bekijken als men ook in één keer
voor de meest geslaagde versie kan gaan
staan? Bij een omvangrijke maar tegelij
kertijd beperkte expositie als deze is het
onmogelijk om elk schilderij de aandacht
te geven die het verdient. Tenzij de toe
schouwer net zo geobsedeerd is als de
schilder.
Ernst Jan Rozendaal
Paul Delvaux - Een unieke retrospectieve. Tot
27 juli in De Koninklijke Musea voor Schone
Kunsten in Br ussel (ingang Museum voor Oude
Kunst, Regentschapstraat 3). Di t/m zo van 10-
17 uur. Woe tot 21 uur. Gesloten op maandag en
1 mei. Catalogus in Nederlands, Frans en En
gels: 1450 BF.
Van 1 mei t/m 30 sept kan bovendien onder het
motto 'In de voetsporen van Paul Delvaux' een
stadsivandeling door Brussel worden gemaakt.
Info: T.I.B. tel: 0032 2 513.89.40. In Hoei is een
tentoonstelling te zien over de schilder en zijn
geboortestreek: 'ITet Maasland van Paul Del
vaux'. St-Mengold, Place Verte van 5 april tot
30 sept, elke dag van 14-18 uur, in juli en aug
van 10-18 uur. Met rondtocht door het Maas
land. Info: Dienst voor Toerisme Hoei: 0032 85
21.29.15. Ook zijn bezoeken mogelijk aan Sint-
Idesbald, waar het Delvauxmuseum staat, en
Veurne, de laatste woonplaats van Delvaux. In
fo: 0032 50 38.02.96.
Publicatie: Koen Vergeer, Dossier Delvaux,
Uitgeverij Atlas Am,sterdam, f 29,90.
Van Paul Delvaux (1897-1994) zijn
ruim vierhonderd schilderijen be
waard gebleven. Hij schilderde er veel
meer, maar het is bekend dat hij - vooral
aan het begin van zijn carrière - doeken
die hem niet aanstonden weer vernietig
de. Van die vierhonderd schilderijen heb
ben de Musea voor Schone Kunsten in
Brussel er nu honderdtwintig verzameld
voor de-overzichtstentoonstelling Paul
Delvaux - Een unieke retrospectieve.
Daarbij worden nog eens honderdvijfen-
twintig aquarellen en tekeningen en ze
venenvijftig schetsboeken gepresenteerd,
dus uniek is de expositie zonder meer, al is
het maar vanwege de omvang.
Dat vraagt wel iets -van de
dat Delvaux een schilder was die zich
vaak herhaalde. Als voor iemand het cli
ché opgaat, dan was het voor hem: hij
schiep een eigen wereld. Daarin keert een
aantal componenten steeds terug. „Het is
alsof Delvaux het slachtoffer is van een
mateloze obsessie veroorzaakt door de
schilderkunst die tegelijkertijd genees
middel is", aldus schilder en kunstcri ticus
Christian Dotremont in 1950. Die obses
sie vertaalde zich in het telkens opnieuw
uitbeelden van een handvol onderwer
pen Allereerst de vrouw, meestal naakt of
gedeeltelijk ontbloot. De vrouwen van
Delvaux zijn bekoorlijk, maar zelden op
een erotische manier. Het zijn ranke, zui
vere wezens die dagdromend in het niets
staren.
Oudheid
Het decor waartegen zij zijn afgebeeld
kan modem of juist, klassiek aandoen. De
oudheid oefende een onweerstaanbare
aantrekkingskracht uit op Delvaux. Al
tijdens zijn jeugd was de Odyssee van
Homenis een van zijn lievelingsboeken.
Net als Jules Verne's Reis naar het middel
punt van de aarde, met de illustraties van
EdouardRiou. Daaraan zou hij later de fi
guur van de geoloog Otto Lidenbrock ont
lenen. Op verschillende doeken komt hij
voor, steeds exact hetzelfde, zijn bril om
hoog geschoven op het voorhoofd en sta
rend in een loep.
Beide boeken, en de sfeer die ze uitade
men, lijken Delvaux ook te hebben geïn
spireerd voor de decors op zijn schilderij-
Interpretaties
Zoals gedichten raadselachtig kunnen
zijn en voor velerlei uitleg vatbaar, zo zijn
Delvaux' schilderijen dat ook. Zelf liet hij
zich maar weinig uit over zijn werk. Er
zijn legio aanwijzingen dat zijn thema
tiek is te herleiden tot een aantal cruciale
geb eurteni ssen tij dens zi j n j eugdma ar d e
schilder wees alle psychologische inter
pretaties van de hand. Het raadsel is
natuurlijk onderdeel van de poëzie en ge
deeltelijk bepaalt het de aantrekkings
kracht van Delvaux' schilderijen.
Toch heeft menigeen zijn geheim probe
ren te ontsluieren. Ook nu worden weer
nieuwe pogingen gedaan, zoals door
Koen Vergeer in zijn korte roman Dossier
Delvaux, die deze week is verschenen. Het
boek vertelt het verhaal van 'de man in de
straat', een figuur die regelmatig opduikt
in de door Delvaux geschilderde tafere
len. Hij is ambtenaar en krijgt de op
dracht te onderzoeken waarom de schil
der hem bespiedt en uitbeeldt. Vergeer
verklaart Delvaux' obsessie uit een lange
tijd gemankeerde sexualiteit die onder
meer het gevolg zou zijn van spelletjes die
zijn tantes vroeger met hem speelden.
Het onderhoudende boekje bewijst hoe
Delvaux met zijn schilderijen de verbeel
ding op hol kan brengen. Want niemand
kan zich, staande voor zijn schilderijen,
onttrekken aan een drang tot verklaren.
Wat is hier uitgebeeld en waarom? Ieder
een spint daar zijn eigen verhaal omheen.
neerden: de vrouwen, de skeletten, de
oudheid en de trams. Hij wist daarmee
een voorstelling te scheppen die toe
schouwers aantrekt maar tegelijkertijd
een onbehaaglijk gevoel geeft. Zo maakte
Delvaux poëzie. Hij schilderde gedichten.
De tentoonstelling, die minister
Aad Nuis deze week in het Ve-
netiaanse Palazzo Grassi opende,
is getiteld De Vlaamse en Neder
landse schilderkunst in de 20ste
eeuw. In het monumentale pand
aan het Canal Grande geven Rudi
Fuchs, directeur van het Amster
damse Stedelijk Museum en Jan
Hoei, directeur van het Gentse
Museum van Hedendaagse Kunst,
niet een chronologisch overzicht
van het belangrijkste dat Neder
land en Vlaanderen de afgelopen
honderdvijftig jaar aan moderne
kunst hebben geproduceerd. De
twee curatoren presenteren welis
waar de hoogtepunten van die
kunst - Van Gogli, Ensor, Magritte,
Mondriaan - maar plaatsen ze in
hun specifieke culturele en histo
rische context, waardoor twee,
van elkaar verschillende, tradities
zichtbaar worden. Fuchs en Hoet
willen aantonen dat 'de oude ge
schiedenis van de moderne kunst'
bestaat, dat ook (kleine) landen uit
de 'vergeten periferie' hun eigen
wortels en autonomie hebben.
De tentoonstelling is een aperte
stellingname tegen wat Fuchs en
Hoet de (vooral Franse en Ameri
kaanse) interpretatiemonopolies
noemen in de moderne kunst. Hun
idee is dat niet al het werk in de
wereld moet worden 'toegerede-
neerd' naar de internationaal er
kende 'mainstreams'. Volgens bei
de curatoren heeft Mondriaan
meer gemeen met Ruysdael dan
met de Franse kubisten. Een ele
gante provocatie.
Het idee ontstond tijdens een gon
deltochtje, enkele jaren geleden,
van een Nederlandse - d'Ancona -
en een Vlaamse minister van Cul
tuur - De Waal. Waarom niet een
poging doen, zo zeiden beiden, de
moderne kunst van Nederland en
Vlaanderen onder de aandacht te
brengen in een land dat, samen
met de 'Lage Landen', gebukt gaat
onder het credo de belangrijkste
Europese schilderscholen van de
vroege Renaissance te hebben
voortgebracht, maar daarna te
zijn ingeslapen? Niemand had
toen voor mogelijk gehouden dat
het idee vertaald zou worden in
een mega-tentoonstelling met 280
werken van 90 artiesten in Italië's
belangrijkste cultuurtempel.
Mijlpaal
Het tot de Fiat-stal behorende Pa
lazzo Grassi heeft de faam alleen
grote exposities te presenteren,
waarvan het (commerciële) succes
verzekerd is. Dat klinkt niet aar
dig, maar het is wel aardig voor
James Ensor: Oude vrouw met masker, 1889.
Jan Hoet en Rudi Fuchs, die twee
jaar aan hun - zeker voor Palazzo
Grassi - revolutionair te noemen
project hebben gewerkt. Beide he
ren wisten cultureel-clirecteur
Paolo Viti te overtuigen en staan
nu glunderend in het 18e-eeuwse,
door zon overgoten paleis te wach
ten op het grote publiek, maar ook
op koning Albert en koningin Bea
trix, die morgen (zaterdag) Venetië
zullen aandoen.
„Plet is voor mij een mijlpaal. Een
enorme voldoening", zegt Jan
Ploet, de kwikzilverige en gepas
sioneerde directeur van het Gentse
museum van Hedendaagse Kunst.
Hoet is zo content met het eindre
sultaat en de samenwerking met
Rudi Fuchs - 'we zijn een ideale
tandem' - dat hij meer Neder-
lands-Vlaamse confrontaties wil
aangaan. Maar dan over kortere
perioden. Volgens Hoet was 'het
buitenland' nodig om het juiste
overzicht te krijgen over de wijze
waarop Nederlandse en Vlaamse
kunst zich tot elkaar verhouden.
„In België en Nederland zitten we
er te dicht op, overheerst de com-
petitiedrang. Wij zeggen: jullie
hebben Rembrandt en Van Gogh,
wij Rubens en Ensor, en daarmee is
de kous af. Ieder trekt zich terug
op zijn eigen terrein. Hier hebben
we, en dat is voor het eerst, twee
tradities bij elkaar gebracht, die
onderling verschillen maar ook
overeenkomsten hebben en beide
recht hebben op een zelfstandige
plaats in de cultuurgeschiedenis."
Essentie
De toon van de expositie wordt ge
zet in de eerste van de 24 zalen,
waar twee werken hangen die
stammen uit het begin van de zes
tiende eeuw: Protret van een scho
lier van Jan van Scorel en Brand
van Sodom en Gomorra van Joa
chim Patinir. „Hier hebben we de
essentie van de tentoonstelling en
ook wat volgens ons de essentie is
van de kunst in de twee landen",
zegt Fuchs. „Het stille realisme,
het bijna obsessief zoeken naar
waarheid van Nederland, tegen
over het fantastische, mysterieu
ze, ironische van Vlaanderen. De
ze verschillen zien we hier, maar
ook in de werken uit cle negentien
de en de twintigste eeuw."
De stelling wordt duidelijk in de
tweede zaal, waar zelfportretten
hangen van Vincent van Gogh en
James Ensor. „Kijk hoe Vincent de
wereld in blikt en hoe James Ensor
dat doet", zegt JanHoet. „Serieus
heid en angst bij de ene, speelsheid
en zelfspot bij de ander." De ande
re twee doeken in de zaal van En
sor en Van Gogh - respectievelijk
de roeier en de wever - zeggen vol
gens Fuchs nog veel meer. „Bij de
wever zie je hoe Van Gogh zich
fixeert op zijn onderwerp, hoe hij
de juiste vormen, het juiste func
tioneren van de machine, kortom
de waarheid wil vastleggen. Dit
accent maakt dat de schilderijen
sober en stil zijn - ofwel, bijna stil
levens."
Van Gogh heeft volgens Fuchs een
idealistische, bijna moralistische
opvatting over kunst en daarin is
geen plaats voor uitbundigheid of
decoratieve elementen. Bij Ensor,
tijdgenoot van Van Gogh, juist
wel. „Ensor is geraffineerd, geeft
zich over aan zijn schildersfanta
sie, gebruikt gewaagde kleurcom
binaties, creëert een mysterieuze
atmosfeer, Hij wil de nieuwsgie
righeid van wie het werk bekijkt
prikkelen", zegt Fuchs. Volgens
Jan Hoet symboliseert de roeier
goed de aard van de Vlaming:
„Kijk hoe .hij roeit met een roei
spaan, zonder horizon. Wij zijn
stuurloos, een volk zonder rijbe
wijs. Een beetje zoals de Italianen
- ook een katholiek en in het verle--
den veel geknecht volk."
Eelco van der Linden
Expositie: De Vlaamse en Nederlandse
schilderskunst in de 20ste eeuw - tot 13
juli in Palazzo1 Grassi in Venetië.