Vriendschap bestaat niet, mensen stellen altijd teleur Brusselmans doet vooral zichzelf plezier PZC Rogi Wieg: De Overval kunst cultuur vrijdag 21 maart 1997 19 jeugdboek Brodkey verslaat zijn dood oT Ton Hiiicjo brD De Amsterdamse schrijver/dichter Rogi Wieg (34) heeft zijn nieuwste boek De Overval opgedragen aan een bankovervaller. Deze Marten, een goede vriend van Wieg, heeft ooit een bankoverval gepleegd en is nooit gepakt. Zonder blikken of blozen en volslagen serieus vertelt de schrijver dat hij samen met hem een 'goed plan' had gemaakt om op een niet-gewelddadige manier een bank te overvallen. Maar anders dan zijn hoofdpersoon in De Overval zag de schrijver toch maar van het voornemen af. Want er bestond niet genoeg vertrouwen tussen hem en degene(n) met wie hi j het zou doen. Beter: men vertrouwde Wieg, die het geld zou meenemen, niet. „Het plan was goed, maar een boek erover schrijven was toch gemakkelijker." T\ /Tisdadigers plegen banki JL.Vl.voor het geld. Rogi Wieg h bankovervallen g had andere motieven. Hij vindt zoiets 'niet de juiste manier om aan geld te komen'. Voor hem zou het eerder een oorlogsverklaring zijn. Een bewijs dat systemen, die grote schat ten beschermen, te kraken zijn. Een on vrede over de maatschappij bovendien en ook een experiment, om te zien in hoever re je mensen kunt vertrouwen. Want bij zo'n terreurdaad moet je absoluut op an deren kunnen vertrouwen. „Tienden van seconden kunnen alfataai zijn", zegt deze 'expert in misdaad'. „Luister, een bankoverval is voor mij een statement tegen de liefde", verklaart hij in een etablissement vlakbij zijn etage woning in Amsterdam-Zuid. „Een state ment tegen dat wat mensen liefde noe men, dat wat constructief zou moeten zijn, maar wat het niet is. Het is een wan hoopsdaad, die voortkomt uit een heftig leven, ervaringen, ontmaskeringen." Hij is niet tegen de liefde. Wel tegen wat liefde voorspiegelt. „Ik heb dat boek geschreven uit teleurstelling over het feit dat liefde een dekmantel is voor allerlei dingen. Over het feit dat mensen wezenlijk erg al leen staan." Genoegdoening Rogi Wieg: Ik wilde mooie dingen doen en me niet aanpassen aan conventies. Dat is me allemaal gelukt. foto Marcel Israel Een overval is ook een metafoor voor het terughalen van wat hij is kwijt geraakt, iets recht zetten. Zo wil zijn hoofdper soon, een niet zo succesvolle, joodse schrijver, aanvankelijk een bank in Rot terdam overvallen. De stad waar zijn ex- vriendin woont. Een misdaad als genoeg doening voor wat hij in die stad kwijt raakte. Liefde, vriendschap, contacten - Wieg vindt het een 'buitengewoon teleurstel lende zaak': „Mensen stellen me teleur. Ze hebben veel minder gevoel dan ze simule ren, ze dragen maskers. Wat je om je heen ziet is een poppenkast. Mensen vermom men zich door zich aan te passen, door conventies. Ze weten niet wat ze voelen en ze kennen zichzelf niet. Vriendschap be staat niet, of maar heel zelden." Een zeer negatieve kijk op de mensheid en hèt leven, maar desondanks heeft Wieg de energie door te gaan en probeert hij het steeds opnieuw. „Ik vind niet dat ik moet stoppen en wil voor mijn dood het tegen deel van mijn slechte ervaringen bewij zen", zegt hij„Want ik geloof dat het mo gelijk moet zijn om niet te vervallen tot bankovervallen. Het moet mogelijk zijn om van iemand te houden, dat iemand van jou houdt. Maar dat is een zoektocht. Ik probeer het steeds opnieuw, met mensen die ik al ken of met nieuwe mensen. Ik probeer een heleboel, ik ben in voor ieder experiment." Verantwoordelijkheid Hij staat niet bepaald vrolijk in het leven, net als de schrijver in De Overval. Het feit 'een lijdend mens' te zijn, noemt hij zijn probleem. Veel hedendaagse (joodse) schrijvers schrijven dat ongeluksgevoel toe aan het verleden van hun ouders. Wieg laat in De Overval cle hoofdpersoon na drukkelijk zeggen dat hij elke relatie tus sen zijn 'dagelijkse ongeluksgevoelens en het verleden van mijn ouders wil vermij den'. Precies zoals hij het zelf ziet:,Ik kan mijn problemen toch niet toeschrijven aan het feit dat ik als kind ben opgezadeld met het verleden van mijn ouders, die de oorlog hebben meegemaakt en in 1956 uit Hon garije zijn gevlucht? Ik wil voor alles wat ik doe zélf verantwoordelijkheid dragen. Dat kun je op niemand afschuiven. Ik be sta en het is mijn verantwoordelijkheid dat ik mijn leven niet beëindig. Mensen dragen veel te weinig verantwoordelijk heid en leggen veel te makkelijk de schuld bij anderen. Iedereen kan overal uitstap pen." In de roman krijgt de hoofdpersoon als re pliek van een andere joodse schrijver, die wel over dat verleden van zijn ouders schrijft, dat hij laf is. „Jij bent gewoon te bang om je ouders de schuld te geven van je miserabele leven", zegt deze. Wieg: „Mogelijk wil ik niet afrekenen. Wie van mij heeft gehouden en zijn uiterste best daarvoor heeft gedaan - daarmee reken ik niet af. Ik zal nooit met mijn ouders of ge liefden afrekenen. Mogelijk ging ook daarom de bankoverval niet door. Omdat ik weet dat afrekenen fout is. Je moet je ziel op een andere manier schoon maken dan met haat." Toen Wieg zeventien was, wilde hij nog tennisser worden. Martin Simek was zijn trainer en die zei al dat het nooit wat met hem zou worden; zijn voetenwerk was niet goed. Muziek daai'entegen was zijn grote talent. Hij zou naar het conservato rium gaan, maar nachtelijke optredens zag hij niet zitten. Dus ging de jonge jon gen, die altijd al een bèta was, scheikunde studeren. Tot hij op zijn twintigste dichter wilde worden en dat ook werd, hoewel hij zichzelf nu meer als prozaschrijver ziet. Iets waar hij nooit van had gedroomd. Zijn leven verliep aldus wat grillig, maar over één ding stond zijn besluit op zijn achttiende wél vast. Namelijk dat hij niet zou meedraaien in de maatschappij zoals ieder 'normaal mens' doet. Hij wilde zijn vrijheid behouden. Wieg: „Ik wilde de zon zien opkomen wanneer ik wilde, ik wilde niet in het spitsuur rijden, op het matje geroepen worden door de baas, te maken hebben met collega's, in kantines eten, om zes uur doodmoe thuis komen. Ik wilde mooie dingen maken en me niet aanpas sen aan conventies. Dat is me allemaal ge lukt. Ik ben zo vrij als maar kan. Nergens thuis Maar daardoor staat hij ook volkomen buiten de wereld. „Ik heb geen plek waar ik hoor", merkt hij. „Ik ben joods en Hon gaars, maar voel me nérgens thuis. Niet in Nederland, Hongarije of Israël. Ik heb weinig familie. Meer is er niet." Hij houdt er ook van, vervolgt hij, om aan te komen op plekken waar niets is. Om in hotels te overnachten nadat hij een lezing heeft ge geven. Houdt van kale nieuwbouwwij ken, van ruimte en leegte. „Het heeft iets kils en leegs, maar ik vaar er wel bij. Ik kan me niet meer echt aan iemand binden. Ik ben los van alles." Net als zijn hoofd persoon, die vlucht, niet terug kan naar Nederland en in Hongarije een compleet nieuw leven begint zonder ook maar ie mand te kennen. Dead man walking noemt Wieg hem daar. „Je kunt dat zien als altijd vrij, altijd alleen. Ja, natuurlijk besta je in relatie tot anderen, maar wat heb je eraan als je zo weinig mensen kunt vertrouwen?" Toch hoopt hij nog, binnen zes jaar, een gezin te hebben. „Dat heb ik me voorge nomen. Zo niet dan pleeg ik alsnog een bankoverval. Dan maak ik een grote klap per. Ik weet nu hoe het moet. Ik ga niet na m'n veertigste zo verder. Dan heb ik 22 jaar vrij en onmaatschappelijk geleefd. Dan heb ik respect gehad, aanzien gekre gen, mijn boeken zijn vertaald en mijn ou ders kunnen dan trots op me zijn. Dat geintje is gelukt en dan wordt het tijd voor nog een geintje." Madeleine Rood Rogi Wieg: De overval - De Arbeiderspers, Am sterdam. f 29,90. Elke humorist heeft een eigen publiek. En dus staat de meest genoemde naam in een enquête naar de 'populairste grappigerd' vrijwel altijd ook bovenaan in de categorie 'grootste nulliteit', want over humor valt niet te twisten. Herman Brusselmans (1957) geniet noch als dichter noch als kindervriend naam en faam. Daar diende verandering in te komen, oordeelde de beroemde schrijver: Meisjes hebben grotere borsten dan jongens is 'zijn eerste boek dat ook geschikt is voor kinderen'. Het zijn z'n eigen woorden, waar hij achterop de bundel nog eens wervend aan toevoegt: 'Jongens en meisjes, grijp jullie kans Lees een ge dicht van Herman Brusselmans. 't Is zonde van de ruimte misschien, maar toch, daar gaat-ie: Meisjes hebbe7i grotere borsten dan jongens dacht Herman (hij was ongeveer een jaar of tien) Ho ew el- hij nog nooit meisjesborsten had gezien Jongens hebben iets tussen hun benen en meisjes niet dacht Tania (zij ivas bijna twaalf en dus nog een beetje elf) En 077i dat voor de helft te cotitroleren voelde ze even bij zichzelf Op een keer vroeg Herman aan Ta7iia: 'Mag ik je borstjes eens bekijketi?' 'Ja', zei Tania, 'maar dan wil ik, jou eens bezigzie7i als je rechtop staat te zeiken.' Nog diezelfde dag wist Herma7iMeisjesborsten zijn klein, 7na.ar 7nooi e?i heel plezant En Ta7iia had 07itdekt: Wat jonge7is tussen hun benen hebbe7i ligt lekker op mij7i hand Herman Brusselmans is een komisch verschijnsel dat zichzelf van tijd tot tijd graag oppompt tot een hevige uitbarsting van moppige luim. Van wat hij voor zijn kinderboekendebuut aan dekselse deug nieterij verzon geraakte hij zelfs zo van zijn ture luur, dat. hij er druilerig van ging gaggelen. Want er ger nog dan zijn geleuter over sex (kindei'en krijgen wel kwalijker dingen te zien en te horen) is het mie- zerend gepezeweef met ritme, rijm en metrum. Vooruit, voor de leut nog" één voorbeeld van zo'n ge dicht met de baard al in de keel: Een wonder... 24 de cember: Mama is aan de drank Papa is aan de drugs De kinderen krijgen slaag De ho7id is dood. II25 december: Mam.a is aan de dra7ik Papa is aan de drugs/De ki7ideren krijge7i slaag /De h.07id kwis pelt nog één keer. Geen last van humor hebben Berry van Gerwen en Rik Oerlemans. En juist daai-door is hun prenten boekdebuut Licht uit, Tim. Boek toe! zo humoris tisch. Het is bovendien de fraaiste en vrolijkste at tractie in de taaispeeltuin. De beide nonsensverzen van het tweetal in de vorig jaar verschenen Que- ridobundel 'Holle Bolle Gijs 2' (in deze krant een 'parelend proefje wijn' genoemd) blijken een voor- publicatie geweest te zijn uit wat nu tussen een be toverend zwartblauwe voor- en achterkant door' een verleidelijk rood linnen ruggetje met goudbe- stempelde letters bij elkaar gehouden wordt. Het beeldgrapje op de achterzijde van de eerste pagina van het boekblok is al meteen een verrassing. Alles erna tot en met het zelfportret-van-twee-in-een op de laatste pagina een curieus taal- en beeldavon- tuur. Binnen een staalvast bouwsel van resolute letters met hier en daar een weifelachtig tekeningetje ver- tonen Berry van Gerwen en Rik Oerlemans een vonn van taalacrobatiek die veel kinderen zal aan spreken. Ze jongleren met letters, klanken en letter grepen; schuiven woorden listig ineen tot onver wachte combinaties, en doen nog veel meer dat met twee woorden 'lollig lezen' genoemd mag worden. Want dat is nog het verrassendst van al: hun vond sten gaan niet alleen onverwachte kanten op, maar mogen ook gezien en vooral gehoord worden: groentesloffenstalactiet stapelstoele7i koffietafel/ meeuwenbillen boterfiets schildersezel hyehavel sneeuwkroketten a7iderhalf suikerpot kaneelbe- schuitje stroopsoldaatje uiet'zalf stoele7idans en pijpetuitje Jan Smeekens Herman Brusselmans: Meisjes hebben grotere borsten dan jongens. Illustraties Gerda Dendooven. Fontein, Baam, Houtekiet, Antwerpen; 19,90. Berry van Geiwen enRik OerlejJians: Lichtuit, Tim. Boek toe! Querido, Amsterdam; f 19,90. N.B. Zeer genietbare kolder voor kinderen in de midden groepen van het basisondei-wijs (ook als ze lezen moeilijk vinden) schreef Ole Lund Kirkegaard. Zijn boeken 'Al- bert', 'Hodja uit Pjoid'. 'Lutje Giel', 'Otto is een neus hoorn'. 'Frodo'. 'Pudding Tarzan'. 'Peer en Maatje' en de verhalenbundel 'Nijlpaard in huis' worden uitgegeven door Van Gooi', Amsterdam en kosten gedurende de maand maart f 12,50 iii plaats van f 22,50. Toen verleden jaar op 25 januari de Amerikaanse schrijver Harold Brodkey op 64-jarige leeftijd overleed, kwam dat niet als een ver rassing, In 1992 had hij de li teraire wereld geschokt met. een openhartig artikel in het literatuur-magazine 'The New Yorker' dat begon met de veelzeggende en inmid dels legendarische aanhef: 'Ik heb aids. Ik ben hier ver baasd over.' Zijn verbazing gold het feit dat de besmetting al in de ja ren zeventig moet hebben plaatsgevonden, de tijd dat hij experimenteerde met ho moseksuele contacten. Sinds hij Ellen Schwamm had leren kennen, en dat was in 1992 al meer dan tien jaar geleden, was hij zijn wilde haren kwijtgeraakt en had hij - seksueel gezien - een keurig burgerleven geleid. En dan toch aids, terwijl ve len er toen nog vanuit gin gen dat de incubatietijd hooguit vijf jaar was, Brodkey besloot zijn be smetting niet geheim te hou den en publiceerde zijn er varingen met de ziekte in 'The New Yorker'.. De reac ties lieten zich raden. Hij werd enerzijds geprezen om zijn moed. Anderzijds werd hem verweten zijn ziekte commercieel uit te buiten. Omstreden Dit soort reacties was Brod key op een ander terrein al wel gewend. Hij was bij zijn leven al omstreden. Nie mand ontkende zijn talent, maar de vraag of hij ooit in staat zou zijn 'the great American novel' van zijn tijd te schrijven, verdeelde het lezerspubliek in twee kampen. Hij claimde al ja ren aan dat boek der boeken te werken, maar toen begin jaren negentig dan eindelijk 'The Runaway Soul' ver scheen, was het weliswaar een dikke, ambitieuze, veel omvattende en diepgraven de roman, maar een mees terwerk kon men er niet in ontdekken. En zo bleef zijn reputatie stoelen op de perfecte ver halen die hij eerst in 'The New Yorker' en vervolgens in 'Verhalen op vi-ij wel klas sieke wijze' had gepubli ceerd. Maar dat is dan ook een van de mooiste verha lenbundels die de bijna af gelopen eeuw van de over kant van de oceaan zij n over komen waaien. Toen Brodkey de laatste hand legde aan 'Profane vriendschap' wist hij al van zijn besmetting. Vervolgens hield hij op schrift bij hoe de ziekte hem deed aftakelen. Zijn aidsdagboek verscheen vorig jaar en is nu vertaald: Het verhaal van mijti dood. Het is openhartig en aan grijpend, en opnieuw mooi en zwierig van taal. Roddels Zijn ei-varingen met aids en de gevolgen daarvan voor zijn dagelijks bestaan, wis selt hij af met terugblikken op zijn leven. Hij maakt zijn eigen balans op. Hij denkt dat zijn werk zal voortleven. „Mijn treurige overtuigd heid van de belangrijke gel digheid van mijn ideeën", noemt hij dat. „Ik ben een esthetisch en li terair gesproken controver siële figuur geweest, het doelwit van scheldpartijen en ridiculisering in de me dia, ook soms van lof Ik ben op de korrel genomen in de vloedgolf van roddels in New York en Europa en heb enorme hoeveelheden ener gie besteed om dat alles het hoofd te bieden. Ik heb ech ter van mijn leven gehou den." In 1994 is hij zelfs nog weer terug in Venetië ter gelegen heid van het verschijnen van 'Profane vriendschap'. Het zijn mooie momenten in een leven dat. zich onafwend baar naar een einde spoedt. Goede dagen wisselen de steeds talrijker wordende slechte af. Sterven aan aids speelt zich in een soort stilte af. Het past niet in een Ame rikaanse traditie, zo onder vindt hij. Aan het eind is er berusting. „Ik kan niets aan het verle den veranderen en ik geloof ook niet dat ik het zou doen. Ik vernacht niet begrepen te worden. Ik hou van wat ik geschreven heb: de verhalen en twee romans. Als ik wat ik geschreven heb zou moe ten loochenen om me van deze ziekte te kunnen be- vrij den zou ik het niet doen. Theo Hakkert Harold Brodkey: Het verhaal van mijn dood. Aidsdagboek - Vertaling: Paul Syriër - Uitge verij Vassallucci, 143 blz., f36,90.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1997 | | pagina 19