kunst cultuur Khmer kan zich meten met de wereld Tien eeuwen kunst pit het oude Cambodja vrijdag 21 februari 1997 Boven: Boeddha, be schermd door een veelkoppige slang, 11e eeuw. Rechts:Rajendrade- vi, 12e eeuw. Links: Hoofd van Jayavarman VII, 13e eeuw. Onder: Worstelaars, 10e eeuw. Toen omstreeks 1870 de overblijfselen van de tempels van het oude koninkrijk Cambodja in het oerwoud ontdekt werden, stonden de Westerse archeologen en kunstkenners perplex. De Khmer beschaving was in de vijftiende eeuw ten onder gegaan en in vergetelheid geraakt. De gebouwen bleken gedeeltelijk ingestort en overwoekerd door de jungle, veel van het beeldhouwwerk was deerlijk beschadigd. Ook al was niet iedereen direct enthousiast over die 'Brahmaanse beelden', geleidelijk drong het besef door dat vooral de beeldhouwkunst en de architectuur van de Khmer van buitengewoon hoog gehalte was, ja, dat de hoogtepunten ervan zich konden meten met het beste wat de mens in de loop der eeuwen, waar dan ook, had gepresteerd. Toch heeft het betrekkelijk lang geduurd eer het grote publiek een goed overzicht van deze kunst kon krijgen. Dat wordt thans voor het eerst geboden met de prachtige tentoonstelling Angkor et dix siècles d'art khmer in het Grand Palais in Parijs. Dat de keuze op Parijs gevallen is (later gaat deze expositie ook naar Was hington, Tokyo en Osaka) ligt voor de hand. Ten tijde van de herontdekking van de tempelcomplexen was Cambodja een Frans protectoraat (sinds 1864). Vanaf 1888 behoorde het tot wat Frans Indo- China heette, Opgemerkt moet hier wor den dat door de plaatselijke bewoners'ge- deelten van de complexen nog steeds gebruikt werden voor religieuze doelein den, maar er was natuurlijk geen sprake van dat de tempels door hen onderhou den, laat staan hersteld konden worden. De Fransen hebben zich al snel ingezet voor de bestudering, het behoud en de res tauratie van deze immense, steeds verder vervallende kunstschatten, en zo kwam het ook dat er als tegenprestatie beelden in steen en brons, friezen en allerlei ande re vooiwerpen naar Parijs weden overge bracht. Daar zijn de meeste uiteindelijk terechtgekomen in Musée Guimet. De an dere uit de tempels 'losgeraakte' beelden, die in Cambodja bleven, vonden onder dak in het nationale Museum van Phnom Penh. Kunstroof Aanvankelijk zijn daarbij fouten ge maakt. Vroeger nam men het bij archeo- logsiche ontdekkingen vaak niet zo nauw, en sterke verhalen over kunstroof komen niet alleen uit Egypte en Zuid-Amerika. Vooral wanneer het een beroemdheid be treft, blijkt zo'n verhaal onuitroeibaar. Cambodja heeft zijn 'affaire Malraux'. Andrë Malraux (1901-1976), beroemd schrijver en politicus, zou als een ware koppensneller in de jungle tekeer zijn ge gaan, en talloze beelden hebben onthoofd om die mee naar Europa te nemen. Enkele daarvan zouden zelfs in Guimet terecht gekomen zijn. De werkelijkheid is minder spectaculair, al gaat Malraux beslist niet vrijuit, en is er lang een beetje geheimzinnig gedaan. Hij had archeologie en Oosterse talen gestu deerd en was al op 19-jarige leeftijd ge trouwd. In 1923 trok hij met zijn vrouw Clara naar Cambodja met een vergunning om de tempels te bestuderen. Met nadruk was hem onder ogen gebracht dat hij niets van wat hij eventueel ontdekte mee mocht nemen, en welke straffen daar op stonden. Malraux heeft zich daar niets van aange trokken. Hij ging aan de slag met een handzaagje, met beitels, zelfs met hefbo men. Hij had al zeven beelden verminkt en laten inpakken eer hij werd betrapt en gearresteerd. De beelden werden natuur lijk direct in beslag genomen. Malraux heeft deze faux-pas nooit ruiterlijk toege geven (In La voie royale geeft hij zijn ei gen, geromantiseerde visie), maar het voorval is tekenend voor de periode: in de jaren twintig van deze eeuw was zelfs voor iemand als de archeoloog Malraux wat je in de jungle aantrof vogelvrijRaap maar op, neem maar mee, ja, sla er des noods een aantrekkelijk stuk af als het ge heel te groot is. Wanneer je bedenkt wat er allemaal aan gericht is, door de elementen en door de mens, vanaf het eerste verval omstreeks 1400 tot en met het optreden van de Rode Khmer omstreeks 1970, is het een wonder dat er nog zoveel is gespaard, en dat te genwoordig toeristen in groten getale de tempelcomplexen op vrij gerieflijke manier kunnen bezoeken. Topstukken In het Grand Palais worden dus voor wie die verre reis niet ondernemen kan of wil de topstukken uit de musea van Parijs en Phnom Penh getoond, en wel in chronolo gische volgorde. De beschouwer krijgt een goed inzicht in de, op het eerste ge zicht wat verwarrende, opeenvolging van invloeden en stijlen, die maar liefst tien eeuwen omspannen. Hij doet er misschien verstandig aan zich eerst summier op de hoogte te stellen van de Hindoeïstische en Boeddhistische iconografie. Cambodja is de eeuwen door overwegend Hindoeï- Hans Warren Expositie: Angkor et dix siècles d'art khmer - Grand Palais in Parijs, tot 26 mei 1997. Dage lijks 10-20 uw, woendag 10-22 uur, dinsdag ge sloten. Catalogus gebrocheerd Fr 350; SBN 2 7118-3454-9. Tot 13 uur reserveren, telefoon: 0033149875454. Souplesse Maar opeens is er dan weer zo'n verras send fragment als 'De Worstelaars', een lijf-aan-lijf gevecht met een dynamiek en een souplesse dat de beste Griekse sculp turen naar de kroon steekt. Merkwaardig is ook dat er te allen tijde beelden in oude stijlen zijn vervaardigd ter vervanging van verweerde of bescha digde exemplaren. Iets dergelijks kennen wij in West-Europa bij de kathedralen. Ook daar is het dan lang niet altijd ge makkelijk om een omstreeks 1600 ver vangen, maar al weer verweerd gotisch beeld van een origineel te onderscheiden. Op de strenge Angkorstijl is een tijd ge volgd waarin een mildere, geïdealiseerde menselijke schoonheid de beelden ken merkt en bezielt. Merkwaardigerwijs zijn dit overwegend Boeddhistische kunst werken, zowel portretten als godenbeel den. Ik denk dan bijvoorbeeld aan de beeltenis van koning Jayavarman VII, uit omstreeks 1200, en aan het knielende beeld van een 'Tara' die mogelijk de ge laatstrekken van Jayavarman's gemalin, Jayarajadevi draagt. Sculpturen die tot de mooiste behoren die ik ken en die dan ook terecht affiche en catalogus sieren. Heel indrukwekkend zijn ook nog de Boeddha, elfde eeuw, op de slangentroon en het eveneens uit de elfde eeuw stam mende monumentale fragment van een liggende bronzen Vishnoe. Hoofd en schouders zijn twee meter lang, het hele beeld moet meer dan zes meter zijn ge weest. Zelfs in deze desolate staat is het prachtig. Uiteraard staan er ook minder mooie din gen. Vooral de figuren van reusachtige poortwachters zijn lomp en lelijk. Er is geen enkele grote cultuurperiode van de mensheid die niet van dat soort inzinkin gen en ontsporingen toont. Maar als ge heel is deze expositie een topper die een reis naar Parijs meer dan waard is! stisch geweest, maar ook het Boeddhisme heeft er zeer veel aanhangers. In de beel dende kunst vindt soms een versmelting plaats, en vooral wanneer beelden ver minkt raakten, hun attributen verloren, staat men wel eens voor een raadsel. Ook de geleerden zijn het vaak niet met elkaar eens, blijkt uit de commentaren. Bij de oudste beelden en reliëfs ziet men duidelijk invloeden uit India (Gupta), zo wel in de gelaatstrekken, de behandeling van het haar, als in de erotische charme van de vrouwenlichamen. Zoals de ma j es- tueuze levensgrote Durga, eerste helft 7e eeuw. Prachtig is ook de, helaas deerlijk beschadigde, Krisjna die de berg Govard- hana stut. In deze zogeheten pre-Angkor-perióde werden al vrij vroeg vrijstaande beelden vervaardigd, en over het algemeen heb ben die een verheven-milde, maar toch menselijke uitstraling, Een fraai voor beeld is een staande Boddhisattva. Een paar eeuwen later, zo tegen 900, ont staat wat nu de Angkorstijl wordt ge noemd, die door menigeen als het hoogte punt van de Khmerkunst wordt beschouwd. De beelden, vooral de Hin doeïstische, zijn dan in zekere zin echte 'godenbeelden', ontmenselijkt, heel streng en hiëratisch, glad. Vooral de grote, nogal plompe standbeelden van Shiva en Vishnoe met hun starre glimlach, nog ge accentueerd door de wat geaffecteerd werkende streepsnor, maken op mij een stereotiepe, soms zelfs machinale, onbe zielde indruk. Ook de veelgeprezen sier- friezen uit die periode, met him priegelige krullen en snorkels en overvloed aan tafe relen zijn vaak louter decoratief.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1997 | | pagina 17