Zonder dromen
ben je er geweest
Poëzie, geplukt voor de jongere garde
PZC
Hong Yings roman
over Peking, juni 1989
kunst cultuur
19
jeugdboek
Taalmuziek
van Hans Vlek
thriller
Boeddhakus
van Tasker is
verfrissend
vrijdag 24 januari 1997
De Chinese schrijfster Hong Ying maakte in juni 1989 mee hoe
tanks het Plein van de Hemelse Vrede opreden en
demonstrerende studenten neerschoten. In haar autobiografische
roman Zomer van verraad beschrijft ze de hoop op democratie en de
erotische euforie van die dagen. „Er waren veel orgieën in Peking.
Mensen werden niet alleen om politieke redenen opgepakt."
Haar naam betekent schaduw van de
regenboog vertelt ze, terwijl ze de
woorden op het omslag van haar boek
aanwijst. Toepasselijk. Hong Ying werd
geboren in 1962 in de provincie Sichuan,
op het Chinese platteland. De tijd van de
grote hongersnood. Ze groeide op terwijl
de culturele revolutie woedde en ontwor
stelde zich aan de achterlijkheid en ar
moede van haar familie door in Peking
letteren te gaan studeren. Voorjaar 1989
maakte ze de bloedig neergeslagen revo
lutie mee op het Plein van de Hemelse Vre
de.
Een revolutie waarbij het niet alleen om
politieke maar ook om seksuele vrijheid
ging, blijkt uit haar roman Zomer van
verraad, die vertaald werd door Mark
Leenhouts. Hij is als tolk bij het interview
aanwezig. Want hoewel ze sinds 1991 in
Londen woont met haar Chinese echtge
noot, spreekt Hong Ying gebrekkig En
gels. Ik leef in Londen als een kluizenaar.
Ik lees, ik schrijf en luister veel naar mu
ziek. Zonder muziek zou ik het niet uit
houden."
Het is moeilijk je voor te stellen dat deze
tengere jonge vrouw, keurig gekleed in
een wit wollen truitje en een korte zwarte
rok, geen doorsnee kantoormeisje is,
maar de schrijfster van een vrijmoedige
erotische roman. Des te opmerkelijker als
je weet hoe preuts het hedendaagse China
is.
Minnaar
'Zomer van verraad' begint in de nacht
dat Lin Ying - Hong Yings hoofdpersoon -
wegvlucht van het Plein van de Hemelse
Vrede. De nacht van 3 op 4 juni 1989, de
nacht die de wereld schokte. Ze zoekt
haar toevlucht bij haar minnaar. Als ze
hem eindelijk bereikt, uitgeput en in pa
niek, blijkt hij het bed te delen met een an
der.
Lin Ying vlucht verder, en wordt geholpen
door een vage vriend, met wie ze al snel
een relatie krijgt. Dubbel verraden voelt
ze zich als blijkt dat deze Jiangjiang door
haar ex is ingeseind om haar op te vangen.
In razendsnel tempo gaat Lin Ying van
verbijstering naar provocerend zelfbe
wustzijn. Het boek eindigt met een orgie
in een studentenflat in Peking. Een poli-
tie-inval onderbreekt dit feest van wel
lust. Maar in tegenstelling tot haar vrien
den en vriendinnen schiet Lin Ying niet in
de kleren als de politie binnenkomt. Met
haar naakte lichaam daagt zij het gezag
uit. Als enige. Opnieuw verraden.
'Glimlach
Gevraagd naar het autobiografische ge
halte van haar boek glimlacht Hong Ying
een beetje ironisch. „Mijn hoofdpersoon
is dapperder geweest dan ik. Ik ben niet
geai'resteerd, zoals veel anderen. Enkele
van mijn vrienden zijn opgepakt vanwege
zedeloos gedrag. Er zijn in Peking onder
studenten veel orgieën geweest in die tijd,
de politie heeft vaak invallen gedaan.
Mensen werden niet alleen om politieke
redenen opgepakt."
Over de concrete gebeurtenissen op het
Plein van de Hemelse Vrede praat Hong
Ying liever niet. „Waar het om gaat is dal
er vermoord is en dat er geschoten is.
Maar nu lijk ik veel radicaler dan ik ben.
Ik ben een schrijfster, geen activiste. De
studenten hadden ook hun verantwoor
delijkheid. Hun middelen, zoals honger
stakingen, sloegen soms door." Later licht
ze haar terughoudendheid toe. Hong
Yings familie - moeder, pleegvader, twee
broers en drie zussen - woont nog in Chi
na. „Naar mijn weten is dit het eerste en
enige boek van een Chinese auteur over de
gebeurtenissen op het plein. Ook Chinese
auteurs in het buitenland durven het niet
aan. Het is een heel gevoelig onderwerp."
Met opzet koos ze de veilige romanvorm.
Zomer van verraad kwam niet in China
uit. Wel in Taiwan, maar onder pseudo
niem en in een beperkte oplage. In de ge
lijknamige televisiedocumentaire, ge
maakt door Rob Hof. wordt een beeld
gegeven van de intens benauwende sfeer
waarin Hong Ying opgroeide.
De armoede. De conciërgementaliteit. Ie
dereen let op iedereen, de hele dag wordt
er ruzie gemaakt, geschreeuwd en gekon
keld. Ruimte voor privacy is er niet. Agen
ten van een speciale brigade penetreren
ieder huishouden. 'Oefen zelfkritiek uit',
bijt een agent Hong Yings verblufte, afge
peigerde moeder toe.
Eenzaam
Haar situatie als kind van analfabete ou
ders was moeizaam, vertelt de schrijfster,
en naargeestiger dan uit de televisiefilm
blijkt. Niet alleen werd haar familie met
de nek aangekeken, ook binnen het gezin
was Hong Ying het zwarte schaap. Ze
schreef erover in haar autobiografie
Daughter of hunger. Net af en nog niet ge
publiceerd.
„Ik heb me altijd anders gevoeld. Pas op
mijn achttiende begreep ik hoe dat kwam.
Hong Ying: „Ik leef in Londen als een kluizenaar."
foto Peter Boer
Ik was het kind van een minnaar van mijn
moeder. De 'oom' die altijd naar me kwam
kijken bleek mijn vader. Iedereen wist
het, behalve ik. Mijn jeugd heeft me een
zaam gemaakt, maar ook gevoelig, en
vastbesloten om mijn lot in eigen hand te
nemen." Haar achtergrond heeft Hong
Ying wellicht ook de excentrieke moed
gegeven om het klimaat van seksuele vrij -
heid in het Peking van eind jaren '80 te be
schrijven. Op de vraag waarom ze het be
langrijk vond om dat te doen, lacht de
schrijfster vrolijk. „Ik ben altijd heel ver
ontwaardigd geweest dat mannen in Chi
na een schare concubines konden nemen
en onbelemmerd hun plezier konden zoe
ken. Het communistische sausje dat de
Chinese machthebbers over deugdzaam
gedrag hebben gegoten heeft vrouwen al
leen nog maar verder in een hoek gedre
ven. Ik zag hoe vrouwen van mijn genera
tie opgroeiden: trouwen, kinderen
krijgen, een goede echtgenote zijn. Ik heb
altijd geweten dat ik dat niet wilde.Haar
echtgenoot, sinoloog, is een stuk ouder
dan Hong Ying. „Ik hou van oudere man
nen, misschien omdat ik nooit een echte
vader heb gehad. Dat weerspiegelt een
heel Chinese situatie, want Mao werd al
tijd voorgesteld als de vader des vader
lands. Daardoor hebben Chinese vrou
wen vaak veel te hoge verwachtingen van
hun mannen. Ze zijn op zoek naar de vrij
heid en het respect die goede vaders hun
dochters zouden moeten geven." Hong
Ying droomde als kind al van een leven
waarin mensen kunnen schrijven, praten,
ongehinderd van gedachten wisselen.
Maar, zegt ze in de documentaire: „De
droom van democratie vloeide in juni '89
weg met het bloed van de studenten."
Haar eigen droom van vrijheid vloeide
weg toen ze zag hoe de Pekingse Lente
eindigde. Vrienden rapporteerden over
elkaar om hun eigen hachje te redden.
Brieven en dagboeken werden verbrand.
Of ze nog een droom over heeft? Hong
Ying, glimlachend maar gedecideerd: „Je
moet als mens altijd dromen blijven hou
den, anders ben je er geweest."
Inge van den Blink
Hong Ying- Zomer van verraad - Meulenhoff
Amsterdam, f 29,90; de gelijknamige docu
mentaire van Rob Hof wordt op 9 april, uitge
zonden door de RVU.
Slurp slurp doet de
kat, lekker is dat: il
lustratie van Thé
Tjong-Khing in Ik zie
je wel, ik hoor je wel
van Miep Diekmann.
Voor zijn bloemlezing Met gekleurde billen zou
het gelukkiger leven zijn peuterde Jan Coillie uit
enige duizenden bundels '250 onvergetelijke
gedichten' voor jongeren vanaf twaalf jaar. Miep
Diekman bundelde haar eigen beroemde peuter- en
kleuterversjes in Ik zie je wel, ik hoor je wel.
Niet eerder en ook niet daarna schrijf je zoveel ge
dichten als tussen je twaalfde en achttiende.
Toch ontwikkelen de meesten - eenmaal twaalf - een
afkeer voor het lezen van poëzie. Volgens Jan van
Coillie omdat ze zich niet herkennen in de poëzie die
ze in het vervolgonderwijs aangeboden krijgen:
naast onnozel kindergesnap te moeilijke gedichten
voor volwassenen. In zijn bloemlezing Met gekleurde
billen zou het gelukkiger leven zijn brengt hij daarom
poëzie die jongeren op het lijf geschreven is samen
met verstaanbare gedichten van 'grote' dichters. Zijn
selectie is het resultaat van vier jaar lang alle gepu
bliceerde Nederlandstalige poëzie van de twintigste
eeuw lezen.
In die zee-om-uit-te-drinken vond hij 250 gedichten
die een overgang mogelijk maken van kinder- en
jeugdpoëzie naar poëzie voor volwassenen. Ze zijn
afkomstig van 122 dichters. Een kwart van hen (on
der anderen Daniël Billiet, Johanna Kruit, Willem
Wilmink) geniet vooral bekendheid met gedichten
voor kinderen en jongeren. 'Kampioen' in het ver
woorden van wat pubers en adolescenten voelen is in
deze selectie Ted van Lieshout. Hij laat met tien ge
dichten alle anderen op een na ver achter zich.
Merkwaardig
Shel Silverstein is de enige die zich kwantitatief met
hem kan meten, maar de hoge positie van de Ameri
kaan op de ranglijst doet nogal merkwaardig aan.
Zijn humoristische verzen zijn eerder aan tienjarigen
besteed dan aan jongeren. Daarnaast is hij ook letter
lijk een vreemde eend in de bijt. Van alle opgenomen
dichters (een derde van hen uit Vlaanderen, de rest
uit Nederland) zijn hij en Roald Dahl (één versje) de
enigen uit een ander taalgebied dan het Nederlandse.
Het 'aanspreekbaarheidscriterium' betekende dat
van alle belangrijke dichters van na 1880 een aantal
(vermoedelijk) op voorhand buiten de bundel moest
blijven. Niets daarom(?) van J. A Dèr Mouw. Willem
Elschot, J. A Emmens, L. Th. Lehmann, E. du Per
ron, Wilfred Smit en Hans Vlek. Van de 'moeilijke'
dichters wel onder andere Herman de Coninck, Lu-
cebert (beiden met vijf gedichten); Cees Buddingh',
Ruiger Kopland, Paul van Ostayen, Paul Snoek (al
len met vier); Gerrit Achterberg, Hugo Claus, Chr.
van Geel, Hans Warren (ieder met drie) en (met twee)
Ida Gerhardt, Jan Hanlo, Gerrit KomrijJan van Nij-
len en Leo Vroman. Tussen de dichters die met één ge
dicht vertegenwoordigd zijn treft men onder andere
J. C. Bloem. Gaston Burssens, Maurice Gilliams,
J. H, Leopold, Martinus Nijhoff, J. C. Noordstar en
Ellen Warmond.
Jan van Coillie bracht de gedichten thematisch onder
in twaalf afdelingen die zo'n beetje samenvallen met
wat jongeren ervaren aan gevoelens bij zichzelf en in
hun relatie met anderen. Ondertitels als 'groeipij
nen'. 'verliefde liefde', 'familie', 'dood' en 'stad en
land' hebben geen uitleg nodig. Minder vanzelfspre
kend is zijn voorkeur voor gedichten die een en ander
vooral mooi onder woorden brengen, maar inwissel
baar zijn voor veel andere. Op een totaal van 250 ge
dichten zijn de tweeëntwintig van Thera Coppens,
Ed Franck, Miriam van Hee, Gil vander Heyden, Va
lentine Kal wij, Lidy Peters, Bas Rompa en Diet Ver
schoor wel wat veel van het goede. Van ieder eentje
was genoeg geweest.
Voor de zo vrijgekomen plaatsen had hij dan een
'wild card' kunnen geven aan bijvoorbeeld Bart Cha-
bot, Jules Deelder, Diana Ozon, Tineke Zaadnoor-
dijk, een stuk of wat Maximalen, een paar 'grimmi-
gen' en aan - waarom niet - Loesje. Geen grote
dichters misschien, maar ook niet kleiner dan enkele
anderen. En zeker dichters die het moderne levensge
voel proberen te venvoorden van Anitas, Alto's,
Aso's, Barbiewijven. Dozen. Dweeps, Gabbers, Lin-
kertjes, Ordi's, Retro's, Sjonnies en hoe ze tegenwoor
dig allemaal nog meer mogen heten. Tenzij de indivi
duele leden van al die jongerengroepen op hun eigen
kamertje toch een Massakonijn zijn, komen ze in deze
bloemlezing weinig aan hun trekken.
Met gekleurde billen zou het gelukkiger leven zijn
(een regel van J. Bemlef) verdient thuis en op school
zeker een plaatsje op de plank. In een eventuele her
druk kunnen de lange gedichten die nu niet anders op
de pagina konden dan in een kleinere letter en zelfs
kolommen wat meer ruimte krijgen. En natuurlijk
heet Karei Schippers daarin gewoon K. Schippers.
Herinnering
De vroegste herinnering aan poezie zal voor veel kin
deren van na 1977 een versje zijn uit Wiele wiele stap
van Miep Diekman. Het bundeltje met 28 versjes voor
peuters maakte zoveel indruk, dat zowel de Griffel
als de Penseeljury het met Goud bekroonden. Thé
Tjong Khing illustreerde ook de twee vervolgdeeltjes
Stappe stappe step (met 24 kleuterversjes) en Ik en jij
spelen wij dat zeventien gedichtjes telt over de 'kresj
waar het weieens flink wil stuiven. In Ik zie je wel, ik
hoor je wel staan de drie boekjes (samen meer dan
300.000 verkochte exemplaren) voor het eerst bij el
kaar.
Jan Smeekens
Jan van Coillie: Met gekleurde billen zou het gelukkiger le
ven zijn. Altiora, Averbode; 304 pag.; met trefwoordenlijst
en register op auteur en titel: f 39,50.
Miep Diekman: Ik zie je wel, ik hoor je wel. Met tekeningen
van Thé Tjong Khing. Querido, Amsterdam; 103 pag.; f 25,-
Al op achttienjarige leeftijd debuteer
de Hans R. Vlek (geb. 1947) als dich
ter. Hij maakte snel naam, in 1967 noteer
de C. Buddingh' in zijn journaal: ..Volgens
mij wordt hij - ijs en weder dienende - een
van de belangrijke figuren in onze litera
tuur tussen nu en 2000." De voorspelling
kwam niet uit. In 1980 verscheen nog een
keuze uit zijn gedichten onder de titel
Geen volkse god in uw achtertuin. Het
leek Vleks afscheid van de poëzie. Maar
zes jaar later kwam hij plotseling terug,
en sindsdien verschijnt er regelmatig
werk van zijn hand. De nieuwste bundel
heet Hunnenhekel.
Het boek uit 1986 was getiteld De godde
lijke gekte, en onder die noemer laat zich
al zijn werk van de laatste tien jaar sa
menvatten. Het zijn geen gedichten vol
palen en perken. Nee. Vlek schrijft heel
grillige en uitbundige poëzie. Niets ver
loopt langs lijnen van geleidelijkheid, al
les gaat juist via woeste kronkelpaden.
Hij kan in één strofe bevlogen en nuchter
zijn. allerlei culturen, plaatsen en tijden
worden moeiteloos met elkaar vermengd.
'Stropdasstrijken is een kunst,/'n goed
gedicht slechts godengunst'. merkt hij in
een recent vers op. Want één ding wordt
wel duidelijk in deze vaak moeilijk te dui
den gedichten: hier is een dichter aan het
woord die de dichtkunst niet al te serieus
wil nemen.
Het is al vaker gezegd: Vlek wordt behal
ve door de goden óók een beetje door J. A
dèr Mouw geïnspireerd, de dichter van
'k Ben Brahman. Maar we zitten zonder
meid." Net als hij blijkt Vlek een groot
verbruiker van apostroffen: 'Denk niet da
'k 'r bemin/omdat de God der liefde 't Al
bestiert'. Voor beide auteurs is ook het sa
mengaan van het hoge en het lage. het ver
hevene en het platvloerse kenmerkend.
Een Hooglied voor Hyperion eindigt bij
Vlek als een klaagzang tegen badgasten:
'Ach forse herdersgod, we slachten u wat
schapen/die lui op badhanddoeken in uw
geestesoog slapen/en bronzen en brons
ten, en bruinen aan zee:/sleep ze ter Ha-
des, en neem hun bierblik mee.'
Hij biedt vermaak, maar ook lering. Een
Chinese schildering brengt hem tot de
vraag: 'en wat is dan tao, vlek?' Waarop
een poëtische uitleg volgt. Ook de vier
mooie gedichten op antieke munten heb
ben een didactische inslag: 'tussen duim,
en wijsvinger toeft men in/Rome, christe
lijk maar krijgshaftig, wreed,/en maakt
men de reis naar zijn eigen/spektakelfilm,
moeizame rijke zielsgebeden.' De lezer
wordt meegenomen naar Griekenland,
naar Irak, naar Perzië, naar Japan. Als het
maar vèr weg is van hier en van nu, lijkt
het wel. Hij schrijft: 'Graag geef 'k al 't
westers decadente/als commeciële sex,
supermarkten, geile/advertenties, beze
ten autoraces en de veile/tackles van 't
profvoetbal voor/de aanblik van oud-
arabiës architectuur.'
Maar al te goed naar een boodschap, naar
een diepere zin zoeken moet je bij deze
poëzie niet doen. De klank van de woor
den is, zo te zien, voor de dichter belang
rijker dan de betekenis van de woorden.
Soms zijn er zelfs nauwelijks nog woor
den overgebleven. 'Toeteleta tong te pe-
doem tong te/Boelelepo belepo ong ta ti
fa/Kung baberiba to toe tra sese', begint
een gedicht All that Jazz. In de greep van
de goddelijke gekte wordt Vlek steeds
meer een schepper van taalmuziek.
H W.
Hans RVlek: Hunnenhekel (Of: Nieuwe sche
deflora) - 64 pag./f29,90 - Querido, Amsterdam
De Boeddhakus is om veel redenen een
verfrissende, overtuigende thriller.
Peter Tasker koos als decor nu eens niet de
VS, Groot-Brittannië of Rusland, maar
Japan. Na de schier eindeloze stroom le
gal thrillers is het een opluchting om geen
rechters, officieren van justitie en advo
caten tegen te komen. Seriemoordenaars
en politiemensen zijn bij Tasker ook af
wezig. De intrige is origineel en de span
ning zorgvuldig opgebouwd.
De denkwijze, cultuur en samenleving
van landen als China en Japan blijven
voor eenvoudige stervelingen uit het Wes
ten iets mysterieus houden. Michael
Crichton en John Trenhaile voelden dat al
aan en schreven er een aantal, soms fraaie
thrillers over.
Toch bleef het land van de rijzende zon
een vrijwel onontgonnen gebied in het
genre. De in Japan gevestigde Britse jour
nalist Peter Tasker haalt die achterstand
in. Hij gebruikte zijn achtergrond als fi
nancieel analist en Japankenner voor een
smeuïg verhaal. Daarin staan een dubieu
ze sekte - die erg veel lijkt op een bij voor
beeld in Duitsland zeer omstreden kerk
genootschap.
Hoofdpersonen zijn de morsige privé-de-
tective Mori, de ambitieuze Britse be
drijf sonderzoeker Richard Mitchell en
diens raadselachtige baas Yazawa, sekte
leider Ono en Sneeuwvogel, de albino
topman van de yakuza (Japanse maffia).
Hoewel Mori, Mitchell en Yazawa niet
uitgesproken en -gedacht lijken over 'seks
op z'n Japans', is het net als het geweld
een goed gedoseerd sfeerelement in Boed
dhakus.
Na een spectaculaire ontsnapping vanaf
een eiland valt de afsluiting iets tegen.
Anderzijds is dit einde zo goed geconstru
eerd en hebben de karakters dermate veel
inhoud, dat een even goed vervolg in het
verschiet ligt. Bovendien maakt deze
thriller nieuwsgierig naar Taskers debuut
Silent Thunder, dat (nog) niet in het Ne
derlands is vertaald.
Arno Ruitenbeek
Peter Tasker - Boeddhakus; uitgeverij De Boe
kerij; prijs f39,90.