In een winters land dat
steeds weer verdrinkt
Excursie
naar de
Ijskelder van
Saeftinghe
reportage
zaterdag 11 januari 1997
Het Land van Saeftinghe. fotografie Lex de Meester
Het zal in de jaren veertig zijn geweest,
na de oorlog. Toen de tabak in België
maar een derde kostte van wat er op Zuid-
Beveland voor werd betaald. Drie
mannen uit het grensdorp Nieuw-Namen
scharrelden wat bij met tabaksmokkel.
Dat was in die tijd heel gewoon, al werd je
zwaar gestraft als je gepakt werd. Op een
ijskoude nacht in januari zouden de drie
een lading tabak leveren op een boerderij
in het Bevelandse Valkenisse. Ze zouden
bij het vallen van de avond een bootje-
pakken op het verste punt in het
Verdronken Land van Saeftinghe. Maai
er was veel ijsgang en de maan was vol.
Het water kwam veel sneller en veel hoger
dan normaal en twee van de drie
sukkelden het ijskoude water in, op zoek
naar het bootje, dat veel dieper lag dan ze
verwacht hadden. Degene die bij de tabak
achterbleef, hoorde geplons en verder
niets dan stilte.
Als door een wonder vonden de twee het
bootje, hielpen elkaar erin en zetten zich
aan de riemen. Hun kletsnatte jassen
bevroren aan hun lijven en kraakten bij
iedere beweging. De man die op de tabak
paste, had zich al neergelegd bij een
eenzame vriesdood in het pikkedonkere
Saeftinghe toen hij die riemen op de
ijsschotsen hoorde slaan. Hij klom in de
boot en zijn twee bijna bevroren collega's
roeiden een paar uur voor hun leven om
bij het lamplicht in Valkenisse te komen
en om niet ter plekke te bevriezen. De drie
brachten het er levend af. Dat ze,
aangekomen op Zuid-Beveland,
verraden waren en drie weken moesten
brommen in Middelburg, doet aan het
wonder niets af.
Richard Bleijenberg, gids in Saeftinghe,
vertelt het verhaal niet voor niets. Hij wil
maar zeggen dat mensen een eigen
centrale verwarming hebben als ze maar
bhjven bewegen. „Het was toen net zo
koud als nu, De Westerschelde lag vol met
ijs. De vloed bracht niks dan schotsen
binnen, grote brokken ijs en stroperig
ijswater. De wind woei, net als nu, uit het
oosten en dooi zat er nog niet in de lucht.
Eigenlijk zijn wij op net zo'n dag als toen
in Saeftinghe, behalve dat het nu dag is.
Niemand hoeft bang te zijn om te
bevriezen, want wij houden het droog
vandaag."
Krekenpatroon
Nu is niemand in het kleine gezelschapj e -
twee journalisten en twee fotografen -
bang dat er ook maar iets onaangenaams
zal gebeuren onder de capabele leiding
van Bleijenberg. Hij is in Saeftinghe kind
geweest, volwassen geworden en heeft er
zijn hart onderweg ook verloren. Hij kent
het grillige krekenpatroon, de vogels, de
geulen, het ven-aderlijke water, de sporen,
keutels en prentjes van de bewoners en
vooral de verhalen. Als Richard
Bleijenberg zegt dat we het droog houden,
dan vertrouwen we daarop.
Ondeiweg naar het verste punt. aan de
rand van de Ijskelder, vertelt de gids wat
we zien. „Dit zijn de keutels van de
grauwe gans, die de knolletjes van de
zeebies heeft gegeten totdat hij ze niet
meer uit de bevroren grond kreeg. Kijk,
vogels hebben geen nieren. De mineralen,
vooral kalk, zitten netjes op het puntje
van de keutels. Hier ligt een hoopje van
een vogel die groen heeft gegeten. Als
keutelbioloog kun je goed zien wat zich
hier de laatste week heeft afgespeeld."
Een halfuur gaans vanaf de dijk ontvouwt
zich een tafereel dat zelfs Bleijenberg nog
nooit heeft gezien. Over het ijs in een
brede geul komt de vloed aanrollen,
langzaam alsof het stroop is en geen brak
water wat er stijgt. Je hoort het komen.
Met een soort roffel spreidt de
Westerschelde zijn tentakels uit over het
land dat steeds maar weer, twee keer per
etmaal, opnieuw verdrinkt.
Bij de ingang van de Ijskelder houden we
halt. Het water stroomt nu met een
bloedgang naar binnen, platte schotsen,
grillige ijsbergen en papijs met zich
meevoerend Op een schots varen een paar
bonte strandlopertjes mee. Ze laten zich
niet afschrikken door het warm
ingepakte clubje op de kant. „Die
vogeltjes kennen geen mensen. Ze wonen
op de toendra's, gebieden waar nooit
iemand komt. Wat zouden ze bang zijn?
Ze hebben misschien hooguit eens een
beer gezien, en die laat hen met rust."
Schotsen
„Weet je trouwens hoe de Ijskelder aan
zijn naam komt? Nee?" Dan zal Richard
het eens vertellen. „In 1947, toen de
winter net zo koud was als nu, gingen de
vissers van Emmadorp vissen bij de Bank.
Toen ze terugkwamen vertelden ze
allemaal hetzelfde. Dat het precies een
ijskelder was, zo koud. Sindsdien, sinds
'47 dus, heet het de Ijskelder en kijk nu
maar hoe dat komt." We kijken en
huiveren. In de verte gooit het water de
schotsen op een hoop. Het wassende
water tilt het ijs op en legt het op stapels.
Zodra het water zakt, vriest alles aan
elkaar en blijft het liggen waar het ligt. Zo
duwt de Westerschelde de kreken
vol met ijs.
Op deze plaats, in deze vreemde stilte -
een buizerd in de verte en wat
gealarmeerd gedoe er omheen - zou je
verwachten dat er ieder moment een
mammoet op kan duiken, of een ander
prehistorisch ijstijdbeest. Even afgezien
van de Antwerpse industrie-silhouetten
en de varende flatgebouwen die in de
heiige verte voorbijschuiven, zou je je in
een andere tijd wanen. Niets dan ruigte,
ijs, water, sneeuw en keutels om je heen.
Maar Richard houdt de tijd wel bij. Hij is
gealarmeerd door de snelheid van de
schepen. Het water zou al af moeten gaan
maar de schepen ploegen nog teveel. En ja
hoor. het is weer net zo'n bijzondere dag
als die waarop de tabaksmokkelaars van
wal staken. Het water rijst wat langer,
misschien door een stuwing hier of daar.
Het komt zeker dertig centimeter hoger
dan verwacht en spoelt bij de twee minst
ervaren Saeftinghe-bezoekers de laarzen
binnen. Met nog een uur te gaan, is dat
niet prettig. Maar iedere mens heeft zijn
eigen centrale verwarming, weten we nu,
en als die mannen naar de overkant
konden roeien, kunnen wij de tocht naai
de dijk wel overleven.
Richard Bleijenberg toont zich een
voorbeeldig gids door de natte voeten de
weg te wijzen naar de gezusters Coene in
Nieuw-Namen. Die breien gevijven de
beste sokken van de hele wereld en wij
mogen ze kopen. In het café trekken we ze
aan en stoppen zorgvuldig de
bijgeleverde kluwentjes stopwol weg.
„We zouden het droog houden'", zegt de
gids. „Beloofd is beloofd."
Mieke van der Jagt
Richard Bleijenberg, gids in Saeftinghe.