Aan de voet van de Vesuvius
Ontmoeting met
het heimwee
Napoli
in Bonn
Pierre-Jacques
Antoine Volaire:
Uitbarsting van
de Vesuvius,
1782.
Oog in oog met Van Goghs Spootnvegioagonseen gevoel van opwinding
geeft het wel.
In de reeks 'Die groszen
Sammlungen' toont de Kunst-
und Ausstellingshalle der
Bundesrepublik Deutschland in
Bonn momenteel
aflevering V: Napoli!
Een keuze van in totaal 130
voorwerpen, voornamelijk
schilderijen uit het Museo Nazionale
di Capodimonte in Napels, een van
de belangrijke kunstverzamelingen
van Europa.
Wie zich alleen laat lokken
door de extra-vet gedrukte
namen op catalogus en posters, El
Greco, Mantegna, Raffael en Ti-
tiaan, zal, vrees ik, teleurgesteld
worden. Die zijn in Bonn namelijk
wel héél pover vertegenwoordigd.
Maar wie eens dieper wil duiken in
de oude Napolitaanse sfeer, wie
een boeiend overzicht wil krijgen
van de barok en van andere, grote
en vooral kleinere, in deze contrei
en zelden getoonde meesters, zal
er geboeid uren en uren doorbren
gen.
Ik althans arriveerde er om half
vier en was bij sluiting om zeven
uur nog aanwezig. Had toen veel
moois en interessants en veel
merkwaardigs bekeken, en ook
veel waarvan ik dacht: waarom is
dat van Napels hierheen getrans-
porteerd! Vooral de letterlijke uit
smijter, een vuurspuwende Vesu
vius van Andy Warhol, banale mo
derne versie van het aloude spek
takelstuk dat Napels-bezoekers
van de 'grand-tour' mee naar huis
plachten te nemen. En waarvan
hier twee pracht-exemplaren van
de hand van Volaire (1729-1790)
hangen. Volaire, afkomstig uit
Toulon, wordt niet eens genoemd
achterop de catalogus (Warhol
wel, we zijn modern!) en toegege
ven, hij was geen schilder van gro
te rang, maar wat zijn die decora
tieve stukken plezierig om naar te
kijken. Mooi toch ook, met die te
genstelling tussen de helse vuurg
loed links en de bleke maneschijn
rechts. Niet minder fascinerend is
een derde werk van hem, een fan
tasiebeeld van Napels bij nacht,
met een uitgelaten groep tarentel-
la-dansers rond een laaiend vuur
aan zee. Prachtig, dat vissende
vrouwtje met haar spelend kind
links, in de bleke maan, want het
beproefde recept vuur versus
maan werd ook hier op spectacu
laire wijze uitgebuit.
Lokvogels
Doch laat ik bij het begin begin
nen, en bij de vetgedrukte lokvo
gels. Dix-ect bij binnenkomst
hangt de Mantegna van de affi
ches, ietwat verloren in de enorme
ruimte. Want hij meet slechts
25x18 cm en wordt geflankeerd
door twee kolossale marmeren en
gelen die kandelaai's torsen van
bijna drie meter hoog. Je zou zwe
ren: barok, maar ze werden in 1787
gemaakt. Het schildei'ijtje echter
dateext uit omstreeks 1460, het
verchïnkt naast die lege, pompeu
ze altaardecox-aties. Het is een lief,
schildex'kunstig nogal onbedui
dend profielportretje van een joch
met een pi'uilmondje: Francesco
Gonzaga. Zegt men. Het is mis
schien goed te bedenken dat de
toeschxdjving pas in 1896 plaat
vond, toen ene Frizzoni met zowel
de naam van Mantegna als met die
van Gonzaga kwam aandragen.
Even langs de andere grote namen.
Een gevoel van opwinding geeft het
wel, oog in oog met een schilderij te
staan waarvan de insiders het spoor
bijster zijn. Dat gevoel had ik bij het zien
van Van Goghs Spoorwegwagons, dat
voortaan in Avignon heel keurig in een
nieuw museum hangt. De
SpoorwegwagoJis werden 'naar de
natuur' geschilderd op het station in
Aries, waarVan Gogh toen woonde. Dat
was in augustus 1888. Laten we er
dadelijk nog even op terugkomen dat
onze nationale Van Gogh-expert Dr. Jan
Hulsker al in '78 niet wist waar hij de
Spoorwegwagons moest zoeken, toen
bij Meulenhof zijn volledige opsomming
verscheen van alle werken die Van Gogli
ooit gemaakt had. En zeggen we er ook
meteen bij dat deze Spoorwegwagons
het enige doek is dat zich van Vincent in
de Provence bevindt, de wereld waarin
hij zich zo wonderbaarlijk ontplooide.
Tot mijn vex'bazing zag ik bij
mijn laatste bezoek aan het
Van Goghmuseum in Amsterdam,
nu alweer maanden geleden, dat
de in '90 in het Nederlands ver
taalde Brieven van Van Gogh er
afgepiijsd stonden en niet alleen
daax: De vier helgele deeltjes in de
ramsjIk schrok er minder van
omdat ik bij hun vex-schijnen in
dat Van Goghjaar er nog 'het volle
pond' voor had betaald. Er zijn
ex-nstiger redenen ons ongerust te
maken over die ramsje. Een ervan
is dat zo'n eeuwfeest rond een man
als Van Gogh achteraf bekeken -
maar het was op dat moment de
goede verstaanders natuurlijk ook
al duidelijk - niets met 'kunst' of
'kunstbegrip' te maken had, maar
met een kunstmatig opgewekte
massahysterie waarbij mensen
zich in horden lieten opjagen en
bereid bleken een kort moment al
lemaal hetzelfde te denken en te
doen. En dat de prachtige bxieven-
vextaling van Hans van Crimpen
en Monique Bex-ends-Albert niet
meer dan voedsel bleek voor deze
afgerichte horden. Toen de massa
demonstratie ten einde was. ble
ven de keurig vertaalde blieven op
hun beurt immers als aangekloven
karbonades tussen de vertrapte
feestneuzen achtei'.
Brief
In het museum in Avignon worden
nog geen bij de tentoongestelde
kunst behorende T-shixts en sleu
telhangers verkocht. En oog in oog
met de weer opgedoken Spoor-
wegwagons dacht ik aan een brief
die Vincent aan zijn broer Theo
schreef, een maand voor hij op dat
station in Aries de treintjes schil
derde. Het is brief 642 in de gele
Van Crimpen-Berendsvertaïing
en de opmerking komt helemaal
aan het eind. Hij gaat over de
dood. „Ik voor mij geef toe dat ik er
heletnaal niets van af weet", be
gint Vincent en hij gaat dan door:
„Maar de aanblik van de sterren
zet me altijd aan het dromen, even
gemakkelijk als ik tot dromen
word aangezet door de zwarte
stippen die op een landkaart de
steden dorpen aangeven. Waar
om, denk ik dan, zouden die lich
tende punten aan het firmafcent
minder toegankelijk voor ons zijn
dan de zwarte stippen op de kaart
van Frankrijk? Als we de trein ne
men om naar Tarascon ofRouen te
gaan, dan nemen we de dood om
naar een ster te gaan. Iets wat in
deze redenering zeker waar is, is
dat wij tijdens ons leven niet naar
een ster kunnen gaan, evenmin als
we na onze dood de trein kunnen
nemen. Enfin, het lijkt me niet on
mogelijk dat cholera, nierstenen,
tering en kanker hemelse vervoer
middelen zijn zoals stoomboten,
omnibussen en treinen aardse ver
voermiddelen zijn. Rustig van ou
derdom sterven is dan te voet
daarheen gaan."
Tot zover de brief van Vincent aan
Theo. Als je, zoekend naar een op
merking over dat herondekte doek
in Avignon, zo iets leest, begxdjp je
dat de hele godganse Nederlandse
literatuur op de jonge Gerard Reve
na het meer verdiend in de ramsj
ten onder te gaan dan de brieven
van Van Gogh.
Het nieuwe museum in Avignon
heet Fondation Angladon-Dubru-
jeaud, onmogelijk om uit te spre
ken weliswaar, maar als eerbetoon
bedoeld aan het echtpaar waar
van de collectie afkomstig is. Een
beetje ingewikkeld is het wel: me
neer Jean Angladon-Dubrujeaud
- hij stierf in '79, zijn vrouw in '88 -
erfde de verzameling van zijn
vader, die hem op zijn beurt had
geërfd van een neef. de toen be
roemde mode-ontwerper Jacques
Doucet (1853-1929). Doucet was
een origineel kunstverzamelaar, al
liet hij zich ook wel adviseren door
beroemdheden als de dichtex-sur-
realist André Breton en de in zijn
dagen hoog aangeschreven auteur
André Suarès. Tot zijn indruk
wekkende collectie behoorden
niet alleen een omvangrijke bi
bliotheek, maar ook meubelen en
schilderijen als La Charmeuse de
serpents van Le Douanier Rous
seau en Les Demoiselles d'Avig-
non van Picasso. Veel daarvan was
al verkocht of aan musea geschon
ken, toen Jean de collectie van zijn
vader erfde. Toch zien we nu in
Avignon in het herenhuis-met-
cour op nummer 5 in de Rue La-
boureur behalve de melancholie
ke, want zo van-veraf uitgebeelde,
'Spooi-wegwagons' werken onder
meer van Cézanne, Picasso, Modi-
gliani, Sisley, Manet, Degas, De-
x-ain en Vuillard.
Verwachting
Over Van Goghs doek veronder
stelt Madame Anne-Maxde Peyl-
hard, dat is de conservatx-ice van
het nieuwe museum, in haar cata
logus dat de trein die Vincent in
Arles schilderde 'hem met het Pa
rijs van broer Theo verbond, op
het moment bovendien dat Gau
guin had toegezegd een paar we
ken later in het Gele Huis bij hem
te komen wonen, een moment
waar Vincent met zoveel hoop en
vei-wachting naar uitgekeken
had'. Het toont dezelfde karakte-
ristieken als de bex-oemde kermis
wagens (De kermisklanten in de
Hulsker-terminologie) die Van
Gogh diezelfde augustusmaand
van 1888 schilderde en die in Pa
rijs in het Louvre te zien is.
Komen we nog even op Dr. Jan
Hulsker terug, de expert die niet
alleen de Spooiwegwagons kwijt
was, maar ook het klooster van
Saint-Paul-de-Mausole in St. Ré-
my aanzag voor een kerk in de
buurt van Auvers, een onbegrijpe
lijke vergissing voor wie ogen in
zijn hoofd heeft. De 'gaffe' werd
door John Rewald, een groter ex-
pert, hersteld, welke rectificatie
Hulsker in een hex-ziene editie van
het Verzameld werk in '79 overi
gens eerlijk heeft opgenomen.
Waarom wist Dr. Hulsker in '79
niet waar De Spoorwegwagons
zich bevonden? De Italiaanse en
ook in het Frans vertaalde popu
laire Rizzoli-editie van het totale
werk stamt uit '71 en vermeldt het
doek als behorende tot de bij de
welingelichte kringen alom be
kende vex-zameling-Doucet. Ook
Francois Chapon, conservator van
de Bibliotheque Doucet, die in '84
zijn biografie over de artistieke
modekoning schreef, spreekt
daarin over Le petit train of er van
enig raadsel geen sprake is. Maar
toegegeven: ook de Duitsers Wal-
ther en Metzger, die Chapon ken
nelijk niet gelezen hadden, zoch
ten nog in '93 bij het samenstellen
van weer een verzameld werk op
hun beurt naar de spoorwagons
vergeefs.
Het doet er weinig toe. In Avignon
is de kans groot dat we er zonder
horden oog in oog met de treintjes
staan Het is een ontmoeting met
het heimwee, met een eenzaam
man die van een reis naar de ster
ren droomde. „Nemen we de dood
om naar de sterren te gaan",
schreef hij in zijn biief. Hij koos
die weg in Auvers, uit vrije keus.
„De droefheid is van altijd", be
kende hij broer Theo op zijn sterf
bed.
Rudolph Bakker
Gioacchino
Torna: Luisa
Sanfelice in de
gevangenis,
1874.
Een aardige voorstudie van een
jongen die een kaars aanblaast (ex-
zijn er meer van) die uiteindelijk
leiden zou tot Greco's meester
werk, de haast diabolische 'Alle-
goi-ie', versie 1585 ixx de National
Gallex'ies of Scotland, Edinburgh.
Twee slappe Titiaans, een wel heel
beroerde boetende Maria Magda-
lena en een ongeïnspireex-d routi
neportret van Philips II.
Dan is er nog van Raffael een ex-g
zoetelijke Madonna op de wande
ling, een van de talrijke ateliex-co-
pieën moet men zelf toegeven, en,
ja. een magnifieke, forse, geteken
de voorstudie voor een Mozes.
Mindere goden
Toch zijn, zoals gezegd, die gx-ote
namen de reis naar Bonn niet
waard. Het zijn de mindere goden,
ja, zelfs de zo goed als onbekende
namen die maken dat men ui-en
geboeid blijft en verrijkt naar huis
keexi.. Zo hangt er een schitterend
en verbluffend werk van Artemi
sia Gentileschi (1593-1653) dat zij
op ongeveer twintigjarige leeftijd
geschilderd zou hebben: 'Judith
onthoofdt Holofernes'. Magi
straal opgezet, een ware slacht
partij, die twee kloeke vrouwen
met hun boex-innenarmen (de mo
dellen hadden, zoals zo vaak in die
tijd, licht gebruinde handen door
werken in de buitenlucht). Ze lda-
ren het karwei met grote weex-zin
en doox-zettingsvermogen. Judith
wil liever haar pi-achtige blauwe
kleed niet bevuilen en vreest de
spatten van het bloed dat over-
vloedig langs de matrassen dx-uipt.
Artemisia leerde van Cax-avaggio,
wiens Judith uit 1598 dateert (de
Holofernessen lijken wel twee
lingbroers), maar overti-of hem in
alle opzichten. Vergelijk alleen al
eens dat sijpelende bloed. Bij Ca
x-avaggio lijkt het een sierstiïk.
Artemisia zorgt voor gx-uwelijke
realiteit. Wat een schilderij. Jam
mer dat daarnaast die onbezielde
en ex-g vei-vuilde 'Vex-kondiging'
van haar hangt.
Verder: een juweel van een minia
tuur; voorstellend een dame in
profiel, 1545, door Clovio. Twee
mansportretten, door Lotto en Del
Piombo. Een genretafex-eel van de
Zeeuwse schilder Van Reymers-
waele, 'Twee vrekken'. Een kolos
saal (260x340 cm) en razend knap
geschilderd visstilleven van Gi
useppe Recco waarop je nietuitge-
keken raakt, een heel spiritueel en
elegant zelfportret van Solimena
en een fascinerende 'Dronken
Silenus' van Ribera.
'Abscheulich!' oox-deelde Jakob
Burckhardt in 1885, en hij had ge
lijk, maar wat een grandioze crea
tie is het niettemin. Ondanks en
paar lelijke bedorven plaatsen (de
linkerarm van Silenus, met de en
tourage vooral).
Goya's
Ook hangen er een paar frappante
negentiende-eeuwei-s, als Gioac
chino Torna (1836-91) met de eer
lijke, niet sentimentele uitbeel
ding van het lot van de zwangere
Luisa Sanfelice in de gevangenis.
(1874. de ware geschiedenis speel
de zich in 1799 af). En niet te ver
geten: de 'Gova's', portretten van
Kai-el IV van Spanje en Maria Lui
sa van Pax-madie niet van de hand
van Goya bleken te zijn, maar
voortreffelijke, doox-leefde kopie-
en door Augustin Estève (1753-
1820). Had men in 1970 de betaal
wijzen xxiet gevonden, dan zou
men ze nog als Goya's beschouwen
en bewonderen. Een waax-schu-
wing, zeker in een omgeving waar
het van de toeschrijvingen we
melt.
Er is meer: Renaissancebx-onzen
naar antieke voox-beelden, wand
tapijten, onder andere een enorm,
negen bij viereneenhalve meter
beslaand prachtstuk naar ont
werp van Berend van Orleyer zijn
ikonen, kerkelijke kostbaax-he-
den, er is porselein, en er was een
echte, foeileüjke Napolitaanse
kerststal, achttiende-eeuws, met
meer dan 120 figuren. Maar die
werd zoals gebruikelijk na Drie
koningen afgebroken. Al het an
dere blij ft nog tot 2 maart tentoon
gesteld.
Hans Warren
Bonn, Kunst- und Ausstellingshalle.
Napoli' Dinsdag en woensdag 10-21
uur. Andere dagen 10-19 uur Maandag
gesloten.
Links: Artemisia Gentileschi: Judith onthoofdt Holofernes, 1612-'13. Rechts: Cai-avaggio: Judith, circa 1598.