Gevangen
in gastvrij
Nederland
kerst dinsdag 24 december 1996 33
Gelukkig, een wat ouder iemand
Thomas, 13 januari 1987
In zijn bangste dagen ziet de
28-jarige Iraniër Amir
Mazloom Bohram nog maar
één keuze: de marteldood of
zelfmoord. Maar in zijn cel is
niets voorhanden, waarmee hij
de hand aan zichzelf kan slaan.
Stoppen met eten, dat is zijn
enige wapen. En dat heeft hij
nu gedaan.Iedere keer dat ik
bewakers hoor, ben ik bang dat
ze me komen halen. Ik breng
mijn dagen en nachten door
met angst, en die angst
vernietigt mij."
Gisteren kwamen mensen die
de deur van mijn cel
openmaakten. Ik kreeg trillingen
in mijn lichaam en ik zweette
verschrikkelijk. Van angst wist ik
niet hoe ik de afstand tot de
celdeur moest overbruggen." Toen
ze hem weer naar zijn cel
brachten, voelde hij zich vreselijk.
,,Van angst kreeg ik duizelingen.
Moe en hopeloos wist ik niet meer
wat ik moest doen. Het voelde
alsof ik in mijn graf lag en dat er
2.000 ton aarde op mij lag."
Amir Mazloom Bohram beschrijft
zijn gemoedstoestand in een brief.
Die is niet afkomstig uit een
duistere kerker in Iran, maar uit
een helverlichte cel van de Willem
Il-gevangenis in Tilburg, één van
het groeiend aantal inrichtingen
waaiïn Justitie asielzoekers
bewaart die zich tegen uitzetting
verzetten. De brief is afgedrukt in
een krantje waarmee vrijwillige
hulpverleners deze maand de
'keiharde realiteit van de
vluchtelingendetentie' onder de
aandacht brengen.
Amir Mazloom Bohram ging in
hongerstaking nadat hem voor de
zoveelste keer was meegedeeld
dat hij zo snel mogelijk op het
vliegtuig naar Iran zou worden
gezet. „Ik kwam naar Nederland
omdat ik dacht dat men hier mij
een kans zou geven om te leven.
Maar na verloop van 20 maanden
merkte ik dat niemand daar
belang aan hecht." In Iran, dat
weet hij zeker, wordt hij 'meteen
vermoord' of erger: zal hij
uiteindelijk de marteldood
sterven. „Het is allemaal
afgelopen voor mij
Murw
Met het strenger worden van het
Westeuropese asielbeleid,
profileert 'het land van de
vrijheid' zich steeds
nadrukkelijker als een val die
geen ontsnappen meer mogelijk
maakt. Vluchtelingenorganisaties
spreken van een geruisloos en
steeds soepeler draaiende
'opsluitings- en
dep ortatiemachine
„Pottenkijkers en critici worden
zo veel mogelijk geweerd." Want
Justitie ziet asielzoekers liever
murw dan weerbaar gemaakt.
Nog niet zo lang geleden ging
Nederland heel wat coulanter om
met vreemdelingen die hier
vrijheid zochten. Toen de
Armeniër Alexander
Derbedrosian (57) uit Irak zeven
jaar geleden met vrouw Shamiran
(44) en vijf opgroeiende kinderen
op Schiphol landde, reisde hij
meteen door naar de Armeense
gemeenschap in Almelo, stapte
daar een politiebureau binnen, en
vroeg asiel aan. Het onthaal was
allervriendelijkst. „Als je in
Bagdad naar de politie ging werd
je misschien wel tien keer
geslagen. In Almelo lachten ze, en
ze stelden ons gerust: hier kun je
vrijuit praten."
Het gezin Derbedrosian woont nu
ruim vij f jaar in een Vlissingse
buitenwijk, lang genoeg om een
Nederlands paspoort op zak te
dragen. In zijn Noord-Irakese
geboorteplaats Zakho had
Alexander Derbredrosian een
baan als assistent-geneeskundige,
wat in de praktijk neerkwam op
huisarts, tandarts en
verpleegkundige ineen. Totdat de
Kurdische partij zich zo dreigend
begon op te stellen dat hij met zijn
vrouw, en zijn twee eerste, nog
heel jonge kinderen, naar Bagdad
verhuisde. Zelf spreek hij van een
vlucht. Want het gezin moest alles
achterlaten: het eigen huis, de
eigen familie en de eigen kerk.
Toeristenvisa
Naarmate de tijd vorderde
beperkte de moslim-samenleving
in Bagdad ook steeds meer de
mogelijkheden om het christelijk
geloof in vrijheid te beleven.
Derbedrosian werd gedwongen
zowat ieder vrij uur, ook 's nachts,
te werken voor Saddam Huseins
Ba'th-partij: patrouilleren in de
wijk, het partijgebouw bewaken,
vechten in de oorlog tegen Iran.
Uiteindelijk zag hij kans met zijn
hele gezin weg te glippen. De
Nederlandse ambassade stelde,
net toen de grens even open was,
welwillend toeristenvisa
beschikbaar.
Liever was hij naar de Verenigde
Staten, Canada of Zweden
uitgeweken. Daar heeft hij
familie. Maar hij kon daar in
Bagdad geen visa voor
bemachtigen. Nederland leek hem
zo'n slechte keus nog niet.
Godsdienstvrijheid, democratie,
een goede koningin.
waarschijnlijk zou hij er zelfs
werk vinden. Helaas, waar hij hier
ook navraag deed, in
ziekenhuizen,
tandartspraktijken, apotheken,
het Rode Kruis, overal hoorde hij
dat ze hem te oud vonden. Zelfs
vrijwilligerswerk krijgen lukte
niet, ook niet toen hijdank zij een
driejarige cursus basisvorming, al
een aardig woordje Nederlands
sprak.
Hij voelt zich in Vlissingen tussen
vier muren gevangen. Dat geldt
zeker niet minder voor zijn vrouw.
Sinds ze in Nederland is, sukkelt
Shamiran met haar gezondheid.
Ze mist de contacten die ze in
Bagdad nog wel had, Ze maakt een
benauwd gebaar naar haar keel.
„Ja, er zijn zoveel gevoelens
waarover ik niet meer kan
praten." Maar klagen, nee. „Onze
toekomst is voorbij", zegt
Alexander Derbedrosian. „Maar
we zijn blij omdat onze kinderen
zich hier vrij kunnen ontplooien.
Ze behoren tot de beste leerlingen
van de klas, ze roken niet, en ze
drinken niet."
Universiteit
De oudste, inmiddels 25 jaar, is
bijna klaar met haar opleiding
mode-ontwerpster. Eén van zijn
zoons werkt als loodgieter. Een
andere is bijna klaar om een eigen
zaak te beginnen, Eén van zijn
dochters kwam al eens in het
nieuws toen ze een buurjongetje
redde van de verdrinkingsdood.
Volgend jaar gaat ze economie
studeren aan de universiteit. En de
jongste, net 14 geworden, aardt
naar zijn vader. Later wil hij
dokter worden.
De Nederlandse cultuur sluit
wonderwel aan bij de christelijke
Armeense leefwijze. Toch gaan
Alexander en Shamiran
Derbrosian in Vlissingen vrijwel
alleen met Arabisch sprekende
moslims om. „Daar kunnen we
hier heel goed mee overweg."
Liefst zouden ze ook met
Nederlanders omgaan. Maar die
gaan niet in op hun herhaalde
uitnodigingen. „Op zondag, in de
kerk, vragen we de mensen: kom
eten, drinken, beetje praten. Onze
deur is altijd open, zonder
afspraken. Maar bijna nooit komt
er iemand. Nederlandse mensen
wonen in hun eigen leven. Ze
willen geen contact met
buitenlanders maken. We kunnen
zo weinig praten dat we de
woorden die we uit boekjes
leerden weer vergeten. Wij leven
tussen vier muren. Maar toch zijn
we blij."
Henk Postma
Thomas is al in de Kuip geweest,
in de Arena en het
Heerenveen-stadion. Alleen om er
te kijken natuurlijk. Maar ooit
hoopt hij er als voetballer te staan.
Als prof. En dan bij Ajax; 'in het
centrum, dan scoor je lekker veel'.
Dat doet Thomas nu ook vaak,
doelpunten maken. „In deze
competitie al méér dan
vierentwintig, geloof ik."
Ze noemen 'm wel eens O vermars,
die is óók tenger en snel. Thomas
Ennik voelt zich daardoor een
beetje gevleid. Maar hij zou liever
Litmanen zijn, dat is zijn grote
idool.
Rups
Ajax is voor hem nog heel ver weg.
Thomas speelt nu in het groen-wit,
in Kloetinge El. Ze zijn pas
kampioen geworden; 11-1 tegen
SSV. Toen deden ze rups - achter
elkaar over het veld kruipen. En
wapperen met hun shirtjes, zoals
ze dat vaak op de televisie zien.
Winnen doen ze bijna altijd. Of het
nu tegen Kapelle is,
Heinkenszand, Robur,
Wolfaartsdijk of Nieuwdorp,
overal waar die van Kloetinge El
verschijnen, worden
indrukwekkende uitslagen
genoteerd: 19-0, 22-0. Dat is niet
alleen dankzij Thomas.
„Misschien ben ik wel een beetje
goed", maar hij kan er zo een
heleboel opnoemen die mogelijk
nóg beter zijn: Maxime,
Tijmen en Arjan.
„Maxime is de verdediging
en die pakt veel ballen, waardoor
de keeper niks te doen heeft.
Tijmen egoot wel eens, maar kan
goed overspelen hoor. En A?jan,
die geeft van die hoge lobjes en
schiet lekker met zijn wreef."
Thomas vindt van zichzelf dat hij
goed kan koppen. En 'uitspelen
ook; staat er een ventje voor je en
dan gewoon d'r langs'. Hij speelt
op links. Dat is wel eens lastig,
'want ik kan niet zo goed
doorgeven en voorzetten met
links'. En 'met mijn lichaam d'r
voor' is ook een probleem, 'want ik
ben een beetje klein, hè?'
Hij oefent wel eens met zijn vader.
Die heeft veel verstand van
voetballen. Want de vader van
Thomas speelde ooit voor Olde
Veste. „Daar schept hij wel eens
over op." Thomas ouders gaan
vaak mee naar het voetballen. Dat
vindt hij leuk. Maar als ze langs de
lijn staan, 'zeggen ze wel eens te
veel'. Dat hij beter moet
overspelen, of zo. Dan doet
Thomas net of hij niks hoort.
Leuke club, Kloetinge. Ze geven er
mooie shirtjes ('niet van die ouwe')
en hebben er hartstikke goeie
trainers ('soms best wel streng').
Twee keer in de week is het
trainen: rondjes lopen ('dat is
saai'), penalty's schieten,
kopoefeningen, partijtjes èn
tactiekbesprekingen; „dat we
naar voren moeten en ons terug
moeten laten zakken."
Gezellig
Tennissen vindt Thomas ook leuk.
En zeilen. Samen met zijn broertje
Maarten van twaalf heeft
hij een zeilboot.
Daarmee gaan ze als het
mooi weer is naar het Veerse Meer.
Hartstikke leuk, maar voetballen
is toch het leukst. En waarom?
„Nou, gewoon, dat is gezellig,
tenminste, als je wint,"
Profvoetballer ('maai' ik weet niet
of ik dat kan') worden is zijn grote
ideaal. Thomas blijft net zo lang
bij Kloetinge tot 'Ajax me
ophaalt'. En als dat niet gebeurt,
nou, dan wordt hij dokter. Of gaat
hij naar de sportacademie.
„Eigenlijk weet ik het niet. Ik ben
nog maar klein, ik weet nog niet
zoveel."
Willem van Dam
Op bijna verontschuldigende
toon vertelt ze over het
afgelopen jaar. Alsof ze het zelf
nauwelijks kan geloven dat ze zo
gemakkelijk een baan heeft
gevonden. Inmiddels zou Corry de
Jonge uit Middelburg niet meer
anders willen. „Als ik een week
niet werk, mis ik de mensen; ik
moet er niet aan denken hele
dagen thuis te zitten", vertelt de
gezinsverzorgster.
Corry was een zogenoemde
herintredende vrouw: vroeger wel
gewerkt, maar dat is lang geleden.
Vorig jaar besloot ze dat ze aan het
werk wilde, al wist ze dat het voor
een vrouw op middelbare leeftijd
niet gemakkelijk zou zijn. Ze
schreef een open sollicitatie naar
Thuiszorg Walcheren, maai" kreeg
te horen dat er geen vacatures
waren. „Later werd ik door hen
gebeld, of ik iets voelde voor een
Melkertbaan." Met het
arbeidsbureau en de thui szorg
werd geregeld dat ze een jaar lang
zestien uur per week aan de slag
kon. Ze kreeg een cursus, werd
thuishulp A en ging in de
gezinsverzorging werken. „Later
belden ze weer: of ik een reguliere
baan wilde. Nou, daar hoefde ik
niet over na te denken."
„Het lijkt wel een succesverhaal",
beaamt de Middelburgse. „Ik heb
gewoon geluk gehad. Winkels of
kantoren nemen alleen jong
personeel aan; maar hier krijg ik
juist »/aak te horen, als ik voor het
eerst bij iemand thuis kom:
'Gelukkig, een wat ouder iemand'
Een beetje levenservaring telt
toch mee."
Een baan is belangrijk, wordt
vaak gezegd. Corry kan dat,
inmiddels bevestigen. „Ik zou niet
meer anders willen. Het geeft me
een heel prettig gevoel. Je wordt
zelfverzekerder; je merkt dat je
wordt gewaardeerd, door de
leidinggevenden, door de cliënten.
Het is ook best een
verantwoordelijke baan: je moet
bijvoorbeeld de gezondheid van
de mensen in dé gaten houden. Als
er problemen zijn met een cliënt,
bespreek je dat met de
leidinggevenden."
„We doen meer dan alleen het
huishouden", vervolgt ze. „De ene
keer ga je met een oudere meneer
naar het ziekenhuis, de volgende
dag doe je een baby in bad of ga je
met een mevrouw in een rolstoel
naar de winkel. Het maakt dat je
over jezelf gaat nadenken: dat je
zelf altijd gezond bent geweest.
Dat ga je meer waarderen."
Arjen Nijmeijer
fotografie Ruden Riemens