Kunstenaars balanceren op de rand kerst dinsdag 24 december 1996 32 Je voelt je wel een beetje afgedankt Jelle, 15 maart 1988 Prince die het woord Slave op zijn gezicht kalkt uit on wede met zijn platenmaatschappij, Frank Zappa die een eigen maatschappij begint om naar eigen inzicht te kunnen werken en vogelwij verklaarde schrijvers als Salman Rushdie. Drie lukraak gekozen voorbeelden uit een lijst die veel langer zou kunnen zijn. Ondenkbaar veel langer. Een lijst waarvan? Van kunstenaars die kampen met de grenzen van hun vrijheid. Materiële grenzen bijvoorbeeld (platenmaatschappijen willen toch graag geld verdienen), of politieke grenzen. Of een combinatie daarvan. Iemand als Zappa had niet alleen regelmatig artistieke twisten met zijn platenbazen, maar ook de heren en dames politici in het Land van de Vrijheid konden hem niet met rust laten. Bizarre senaatsdiscussies (door de muzikant zelf op plaat verwerkt) over de (on)toelaatbaarheid van zijn teksten getuigen van dat laatste. Om over de gevolgen van Rushdie's Duivelsverzen maar te zwijgen. Artistieke vrijheid - een lastig ding. Maar laten we het onderwerp niet te vrij benaderen. Afbakenen, zoals de regels der journalistiek dat voorschrijven, en liefst ophangen aan een 'aktuele kapstok'. En, omdat dit toch de Zeeuwse Courant is, een provinciaal tintje geven graag. Oké. Het spanningsveld tussen vrijheid voor de kunstenaar enerzijds en de broodnodige inkomsten anderzijds, wordt het onderwerp daarom. Want de Wik zit eraan te komen, een nieuwe bijstandsachtige uitkering voor aankomend kunstenaars. Felle tegenstanders: de kunstenbonden FNV en CNV. Vanuit Zeeland i s het de Middelburgse kunstenaar Kees de Valk die er namens de eerstgenoemde bond fel tegen ageert. ..Autodidacten worden door de Wik niet erkend", zegt hij. ..En juist die mensen worden vaak grote kunstenaars. Bijna beledigend is het, de regelgeving die eraan komt. Afbraak." Onafhankelijk Autonomie ('zelfregering', aldus de Van Dale), een eigen atelier en werken op de vrije markt. Dat is, zo meldt een onderzoek van de Katholieke Hogeschool Tilburg, toch wat het gros van de kunstenaars wil. Onafhankelijk van eisen van subsidieverstrekkers, los van eisen van de markt. Dat is vrijheid Helaas blijkt dat een voor vrijwel niemand haalbare kaart. Slechts zo'n tien procent van de kunstenaars zou op de vrije markt succesvol kunnen functioneren. Het overgrote deel heeft behoorlijke moeilijkheden bij het uitoefenen van het vak. Vooral onder jonge kostwinnende kunstenaars zou dat spelen. Geen geld voor materiaal, geen geld voor goede ateliervoorzieningen, dat soort zaken. Kunnen ze wel lekker werken, dan, zo meldt het onderzoek, hebben de kunstenaars een 'inkomensgenietende partner'. Daar zouden echter nogal wat bezwaren aan kleven. Zo doemt al snel het beeld op van een 'chique hobby' en geruggesteund door het inkomen van de partner kan het werk voor marginale prijzen worden gesleten en zo de markt verpesten. Kees de Valk zweeft qua inkomsten, zo zegt hij. 'ergens in het midden'. Zijn vrouw heeft een winkeltje, zelf zit hij op bijstandsniveau. Of hij veel met geld bezig is? „Ik word er knettergek van. Af en toe heb ik een goede opdracht. Dan kan ik weer even ademhalen." Onlangs nog heeft hij zijn atelier op moeten zeggen omdat zijn dochter geen studiefinanciering en OV-kaart meer kreeg. „Ik kan niks hebben. Ik zit echt op de rand." Ook bij Kees de Valk staat de autonomie voorop. Hij richt zich niet op subsidies, zegt hij, en rept over 'subsidiefuiken' die slecht zijn voor de eigen ontwikkeling. Er zijn kunstenaars die geen volwaardig werk meer maken, maar subsidiegevoelig werk. Ga naar het Stedelijk en naar de toonaangevende galeries en je ziet precies wat er scoort. Ik vraag ook wel eens subsidies aan, maar wordt soms afgewezen. Omdat ik niet modieus werk. Alhoewel, en dit is geen politieke uitspraak, de subsidieverstrekking in Middelburg best goed geregeld is. Het is niet zo modieus, men kijkt naar kwaliteit." Sterfhuis De Wik zal weinig verbetering brengen, denkt de vakbondsman. Het is een 'uiterst minimale' regeling, zegt hij, een 'sterfhuisconstructie'. „Het komt neer op achthonderd gulden per maand. Het is Godsonmogelijk om daarvan te leven. Het is echt een ai-moedige startersregeling. Je mag vier jaar in de Wik zitten en dan is het afgelopen. Terwijl de regeling mensen zou moeten leiden naar een renderende beroepspraktijk. In vier jaar? Daar doe je gemiddeld tien jaar over, wanneer je het heel goed doet." Volgens De Valk hadden de kunstenaars een structurele regeling willen zien. „Zit je in een dip. dan krijg je steun. Zoiets. Maar dat gebeurt niet. Nu zullen kunstenaars allerlei bijbaantjes moeten zoeken. Dan krijg je een geringere en slechtere produktie, want bijbaantjes kosten energie. Ik denk dat steeds meer kunstenaars zich van de overheid zullen afkeren. Ik heb ook de stellige indruk dat steeds minder mensen aanspraak maken op subsidies. Waarom zou je je artistieke vrijheid opgeven voor die paar rotcenten?" Groot probleem in Nederland is volgens De Valk dat de staat altijd voor de kunstenaars heeft gezorgd. „Het duurt lang voordat er iets anders voor in de plaats komt. Je hebt hier ook geen klimaat van particuliere verzamelaars, doordat de staat monopolist is In Duitsland bijvoorbeeld is dat beter. Daar heb je verzamelaars en rijke particuliere fondsen." Maar, net zoals een kunstenaar zich niet op subsidiepotjes moet richten, moet die zich ook niet aan de markt conformeren, meent hij. Want het gevaar van kneuterigheid ligt op de loer. 'Werkjes voor boven de bank' maken, omdat die zo lekker verkopen. Bovendien, zo valt te lezen in het boek Kunstmanagement: hoe bestaat het?! van D. Noordman, is het opereren op die vrije markt ook niet voor iedereen weggelegd. Want kunstenaars zouden ook steeds meer zakenman moeten zijn, aan 'image-building' moeten doen om zich op die markt te 'positioneren'. 'Het aanbod van kunst is zo groot en de kunstorganisaties met een monopolie verdedigen hun gevestigde belangen met zo veel verve', schrijft de auteur, 'dat nieuwkomers zich ook in zakelijk opzicht moeten bewijzen. Kwaliteit van de produkten is wel een noodzakelijke, doch geen voldoende voorwaarde om een bestaan in de kunsten te verwerven'. Marco van Barneveld Als het over auto's gaat; of over skelteren op het schoolplein, maar vooral op de stoep waar de putjes zo'n lekker lawaai maken - dan komt Jelle los. Vaak is hij wel een beetje in zichzelf gekeerd, maar over zijn favoriete onderwerpen en bezigheden praat hij graag. En hij kan prachtig voorlezen uit een boek waarin de meeste woorden zijn vervangen door kleine tekeningen. Hij wijst dan met zijn vinger plaatje voor plaatje bij: „De poes loopt naar de mand.Zo leert hij van juffrouw Henny lezen op de school voor zeer moeilijk lerende kinderen. Hij is er trots op, wil het hele boek wel doornemen. „Jelle is acht, maar hij functioneert op het niveau van een kind van vier", heeft zijn moeder gezegd. Eigenlijk stemt dat maar ten dele overeen met de werkelijkheid. Want als Jelle in de auto zit, herkent hij elke plek en ieder gebouw. Zijn visuele geheugen is veel sterker dan dat van een vierjarige. Wat er aan de hand is met Jelle? Dat is na zes jaar testen en onderzoeken nog altijd niet vastgesteld. Zijn vader en moeder John en Liesbeth van Veen, maken zich, ieder op de eigen manier, wel zorgen. Aan Jelle gaan die voorbij. Hij is een lief, tevreden kind. Dat hij anders is dan de meeste andere kinderen beseft hij niet. Hij heeft op De Sprienke in Goes gezeten, maar dat was, vindt hij niks voor hem. „Allemaal kinderen in rolstoelen zaten daar. Maar op de reguliere basisschool De Zuidburch in Middelburg ging het toch ook niet. Een logopedist van de disfatische stichting had gezegd dat speciaal onderwijs niks voor Jelle was, maar met die visie viel niets aan te vangen. Hij werd met speelgoed in een apart hoekje gezet omdat hij anders de klas alleen maar ophield. Vandaar dat Jelle toch maar naar de school voor zeer moeilijk lerende kinderen is gegaan en daar gaat het nu goed. Hoewel, zijn moeder fronst wel eens als ze ziet dat hij ook manieren van de 'niet- lieverdjes' overneemt. Maar ja. je kunt de invloed van de omgeving niet uitbannen. Jelle was een gewone baby, niks bijzonders. Pas in de loop van zijn eerste levensjaren werd duidelijk dat hij langzaam was, niet meekwam met zijn leeftijdgenoten. Op het consultatiebureau waren ze niet overbezorgd, maar toch. Hij belandde toen hij twee en een half was in het medisch circuit. Het ene onderzoek volgde na het andere. De werking van zijn hersens was vertraagd. Hoe dat komt? Er wordt nu genetisch onderzoek gedaan, maar het kan best zijn dat nooit exact wordt vastgesteld wat Jelle mankeert. Zijn vader John kijkt liever niet te ver vooruit. Hij had wel graag eens langs het voetbalveld gestaan om Jelle bezig te zien, maar de regels zij n te ingewikkeld voor zij n zoon „Dat is dan zo en ik maak me niet te lang vooruit zorgen." Zijn moeder Liesbeth breekt zich wel het hoofd over de verdere toekomst. Ze denkt vaak na over de vraag of Jelle ooit zelfstandig kan functioneren. Liesbeth en John houden allebei goed in de gaten dat hun elfjarige dochter Dorien genoeg aandacht krijgt, want zij mag niet de dupe worden. Jelle heeft daar allemaal geen weet van. Hij maakt niet zo makkelijk contact met andere kinderen, is dingen gauw zat. Hij speelt graag op zichzelf, in zijn eigen wereldje. En ja, hij heeft een beeld van later. Buschauffeur wil hij worden. Iets met auto's in ieder geval. A.J. Snel fotografie Ruden Riemens Dat oudere werkzoekenden ondanks hun ervaring bij werkgevers meestal een gesloten deur vinden. Dat steekt hem nog het meest. En wat heet ouder 44 is hij, Adri van Bakel uit Vlissingen. Nog minstens rijf tien goede werkjaren voor zich en popelend om weer aan de slag te kunnen. Sinds zijn zeventiende werkte Adri bij de Schelde; in de loop van 27 jaar was hij opgeklommen tot teamleider van de groep elektrotechniek. Het was op een dag in maart dat de afdeling in de kantine werd bijeengeroepen. Een aantal mensen moest blijven, de rest kon weer aan het werk. „De mensen die achterbleven kregen te horen dat ze werden ontslagen, dat er daar en daar een opvangteam was en dat ze voor de rest van de dag naar huis mochten." Sinds 1 april zit Adri thuis. Nou ja, thuis: twee of drie ochtenden per week gaat hij naar de Start Diensten, de arbeidsbemiddeling voor de ontslagen medewerkers van de Schelde. „Ze zijn behulpzaam en aardig, maar het is moeilijk, er is met veel werk. Ik heb al zeker vijftig sollicitatiebrieven geschreven. Eigenlijk zoek ik weer iets in mijn eigen vakgebied, maar ik heb ook in de commerciële hoek gesollici teerdvertegenwoordiger bijvoorbeeld." Een slecht jaar dus? „Een tegenvallend jaar, dat wel. In het voorjaar heb ik wat rondgefietst, klusjes in en om het huis gedaan. Maar op een gegeven moment ben je uitgeklust. Een vakantiegevoel van vrij zijn heb je niet, en je wereldje wordt toch wat kleiner. In het begin denk je nog: 'ik vind wel een baanMaar als je dan eens belt om te vragen waarom je bent afgewezen, en ze zeggen het natuurlijk niet direct, maar je voelt dat het vanwege je leeftijd is; dan voel je je wel een beetje afgedankt." Ook het dagelijks ritmë verandert. Hij wordt niet meer automatisch elke dag op dezelfde tijd wakker „Het tempo ligt lager, je leest rustig de krant, ontbijt op je gemak; behalve als ik naar Start ga. daar sta ik 's ochtends om negen uur." Dat werkgevers meestal kiezen voor jonge, goedkope werkkrachten, is volgens hem een grote fout. „Ik denk dat ze zich verkijken op de ervaring die oudere werk nemers meebrengen. In elk geval geeft hij de zoektocht naar een baan niet op. „Ik heb natuurlijk weinig keus, maar het ligt ook niet in mijn aard om mijn hand op te houden." Arjen Nijmeijer

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1996 | | pagina 32