Camera's houden ons overal in de smiezen PZC Negen maanden later was daar Elise Tinke, 16 september 1990 Voor gelovige mensen is het een hele geruststelling dat de Almacht over ze waakt, ze in de gaten houdt. Moeite met Zijn alles vermogende invloed hebben ze niet, maar het ligt echter stukken anders als de mens in Zijn voetsporen treedt en soortgenoten voortdurend in de peiling gaat houden. Het recht op privacy is grondwettelijk verankerd, edoch de laatste jaren wordt er hard en vaak aan de ankerketting gerukt. Video-camera's houden ons in toenemende mate in de smiezen. Het electronisch oog waakt in winkels, benzinestations, banken, postkantoren en bedrijfscomplexen. Langs drukke en gevaarlijke wegen controleren fototoestellen en camera's de verkeersstromen. Regelovertreders gaan onverbiddelijk op de bon en het beeldmateriaal dient als bewijs. Dat neringdoenden hun waren in de peiling houden en huiseigenaren hun onroerend goed willen beschermen is voor het merendeel der Nederlanders wel acceptabel. Dat opsporingsdiensten gebruik maken van radar-, foto- en filmapparatuur evenzo, maar als in openbare gebouwen en op straten en pleinen ook gefilmd mag worden en die filmbeelden vervolgens digitaal of anders worden opgeslagen, dat ervaren mensen toch als een inbreuk op hun persoonlijke levenssfeer. Tippelzone Vier jaar geleden dacht de Groningse burgemeester H. Ouwerkerk de overlast van (mogelijke) prostituanten in het A-kwartier te kunnen aanpakken door de kentekens van auto's, die zich in de tippelzone ophielden, te geregistreren. De autobezitters zouden dan vervolgens een brief thuiskrijgen waarin hen ontraden werd om zich in de toekomst in de buurt op te houden. Ouwerkerks opzetje ging niet door, omdat de Wet Persoonsregistratie (waarin gesteld wordt dat gegevens uit rijksregisters - dus ook de kentekenregistratie - slechts onder voorwaarden aan derden worden verstrekt) met voeten werd getreden. In de Italiaanse miljoenenstad Milaan gaat men overigens stukken rigoureuzer te werk dan het gemeentebestuur in Groningen wilde. Klanten van prostituees in de Domstad gaan daar resoluut op de plaat. De foto's met de kentekenplaat van de auto en een bekeuring worden zonder pardon naar het huis van de prostituant gestuurd. 'Big Brother is watching you', schreef de Britse schrijver George Orwell in de jaren '40 in zijn weinig opbeurende toekomstroman 1984. Zijn hoofkarakter Winston Smith werd ook in de gaten gehouden, via ogen in propagandaposters, 'teleschermen' in huis en op het werk. Orwell schreef: „Je moest leven - je leefde, uit gewoonte die instinct werd - in de veronderstelling dat elk geluid dat je maakte werd afgeluisterd, en, behalve in 't donker, elke beweging werd nagegaan. Zover is het nog niet, maar de Registerkamer, de rijksdienst die de privacy van de burger bewaakt, krijgt de laatste tijd te maken met een toename van klachten van mensen die menen, dat de alom aanwezige camera's een inbreuk vormen op hun persoonlijke levenssfeer. Hangen de electronische ogen niet aan gevels, muren, palen of stellages, dan zijn er nog de mobiele camera- ploegjes en video-fanaten die zonodig reality-tv moeten maken en waar geen slachtoffer (van branden, ongelukken of andere rampen) voor veilig is. Waar bloed vloeit ronken de camera's der commerciëlen die, om in de woorden van Orwell te blijven, alle moeite betrachten om 'proolontspan-producten' te maken. Rommel die als nieuws en ontspanning aan het beeldbuisproletariaat wordt gevoerd. Maar het electronisch oog reikt nog verder. In september dacht de Rotterdamse stichting Class Youth Information een methode te hebben gevonden om leraren die leerlingen onheus bejegen op hun fouten te kunnen wijzen. Simpel een leerling een zogenaamde vingercamera meegeven en de betrokken leerkracht stiekem op de gevoelige band vastleggen. De Registerkamer trok aan de bel en verbood het heimelijk filmen van onderwijsgevenden. De aanslagen op de persoonlijke levenssfeer van mensen gaan echter door en verder. Dure appartementen-complexen veranderen, omwille van de veiligheid van bewoners, in electronisch bewaakte en beveiligde vestingen. Er wordt gefilmd in parkeergarages en op - terreinen. Werkgevers houden als ware Grote Broertjes hun werknemers in de smiezen. Aan de permanente observatie valt bijkans niet meer te ontkomen. De vraag is echter: Wie observeert wie? Onschuldige vakantiekiekjes van naakte kinderen op Franse nudistencampings belanden geruime tijd later in (kinder)pornobladen, misbruik van privacy-gegevens is aan de orde van de dag. In België - door de affaire-Dutroux inmiddels een land in staat van totale overspannenheid - wil de overheid de politiediensten in de toekomst laten assisteren door postbodes. Die moeten dan op hun rondes letten op verdachte figuren en de politie tippen als ze dergelijke types signaleren. Postbode Jules als het alziend oog. Hoeveel gekker kan het nog? Privacy De Amerikaanse auteur Ira Levin liet in 19 91 in zij n thriller Sliver een schatrijke vent de bewoners van een duur appartementencomplex in New York permament schaduwen. De privacy van de bewoners ging volledig verloren. De romanfiguur Pete Henderson had zich deze volledig toegeëigend en ging voor God spelen. Booswichten - als de man die zijn dochter misbruikte - vermoordde hij, bewoners die achter zijn geheim dreigden te komen werden eveneens het levenslicht ontnomen. De door Levin getekende nachtmerrie lijkt bijkans werkelijkheid te worden. Reden ook voor de Registerkamer om een onderzoek te beginnen naar het mogelijk onwettig gebruik van video-camera's. Het onderzoek moet bovendien leiden tot een aantal regels waaraan bedrijven en overheden moeten voldoen om mensen in openbare ruimten te mogen filmen en die beelden vervolgens op digitale of andere wijze op te slaan. De snelle ontwikkeling op dit gebied noopt tot regelgeving die de burger meer waarborgen biedt voor de bescherming van de persoonlijk leefssfeer. Conny van Gremberghe Tinke Quaak, zes jaar, houdt niet van droevige dingen. „Ik vertel alleen leuke dingen, hoor, want anders is er voor jou ook niks aan." Nu ze het erover heeft: ze weet er ook geen. Een zieltje zonder zorg, zo komt ze over. Net als haar grote broer Tristan, die kleiner is. „Leuk hè, Tristan wordt bijna acht, hè Tris." Zo is het, Tristan kan het beamen. Je kunt wel zien dat Tristan ouder is. Hij kan al schrijfletters en Tinke schrijft nog los. Bovendien heeft Tristan al twee grote voortanden, terwijl Tinke alleen nog vanonder heeft gewisseld. „Maar ze zitten wel los. Iedereen krijgt een fietsenrek, dat is helemaal niet erg." Als Tinke zichzelf moet omschrijven, doet ze het zo: „Ik ben bruin en ik heb heel donkerbruin haar. Maar ik zeg altijd maar zwart haar, dat is makkelijker." Nogmaals, ze houdt niet van moeilijk doen. Latei- wordt ze zuster, danseres of dienstmeisje. „Of allemaal, dat kan ook." De motivatie geeft ze erbij. Ze heeft een tante die zuster is, ze zit op ballet en het dienstmeisje heeft ze een keer in de Wouwse Tol gezien. „Het was niet in een cafeetje maar in een hotel. Dat meisje had hele mooie kleren aan en ze was heel aardig en ook bruin. Sri Lanka Dat Tristan en Tinke bruin zijn, komt doordat ze in Sri Lanka geboren zijn. Papa en mama hebben hen opgehaald toen ze nog maar héél klein waren. „Maar we weten er wel veel van want vorig jaar zijn we in Sri Lanka op vakantie geweest. Het zand was erg warm onder je voeten en we gingen iedere dag in het zwembad zwemmen. Tristan heeft een slang om zijh nek gehad en hij heeft op een krokodil gezeten. Wat denk je déarvan!" Ze hebben trouwens ook allebei op een olifant gereden en in het Sri Lankees leren tellen. „Ekke, dekke, tuna, atre, paha, dahaje", ratelt Tinke en dan nog eens, op dicteersnelheid. „Zo, dan kun jij het ook." Vertrouwd Of ze in de toekomst nog eens naar Sri Lanka zullen gaan? Tinke hoopt van wel. „Op vakantie, maar dan alleen als papa en mama meegaan. En opa en oma. Die waren er vorige keer ook bij en dat was gezéllig..." De toekomst vult Tinke het liefst maar in met vertrouwde beelden en begrippen. Dat Tristan politie, ambulancemedewerker of brandweerman wil worden, komt goed uit. „Dan kan ik misschien, als ik zuster word, samen met Tristan gaan werken." Het lijkt haar allemaal heel prima te combineren. „Zal ik eens wat laten zien?" Tinke sleurt een blauwgrijs-met-witte kat op schoot. „Dit is Basil. Die neem ik stiekem mee naar bed en soms komt hij zelf. Het mag niet, maar ook een beetje wèl." Tinke neemt Basil alleen maar mee voor de gezelligheid, niet omdat ze bang is, of zo. Even tevoren heeft ze al een ernstige verklaring afgegeven waarin ze duidelijk maakte dat spoken en heksen niet bestaan. „En koeien met een hanekam bestaan ook niet, alleen als je ze verzint.Gekke dingen, die wil Tinke wel verzinnen. Dingen waar je om kunt lachen, maar huilen is ook niet verkeerd. „Als je niet kunt huilen, kun je ook niet leven." En verder wil ze niet gaan. Het moet tenslotte leuk blijven. Miekc van der .Jagt Negenendertig is ze nu. En kom niet aan met clichés als 'een mens is zo jong als hij zich voelt', want Rita Schijvenaars-de Rijk weet wel beter. De biologische klok tikt genadeloos door. Ze is verpleegster, heeft daarbij nog zeven jaar in de kraamzorg gezeten - ze kan de cijfers zó oplepelen. „Na je dertigste neemt de vruchtbaarheid heel snel af", doceert ze. Rita heeft het aan den lijve ondervonden. Want op haar eigen kindje heeft ze wèl vijf jaar moeten wachten. Elise, want zo heet het mensje, is voor haar en haar man Martien niets minder dan een Godsgeschenk. Ergens heeft ze het altijd geweten, dat het niet zó gemakkelijk zou gaan. Of misschien was het meer de angst; juist omdat de kinderwens van jongs af aan heel sterk aanwezig was. „Ik heb zelf een heel gelukkige jeugd gehad, met vijf broers en zussen. Dat wilde ik dóórgeven." „Rond mijn twintigste kwam opeens de gedachte op: misschien is het me niet gegeven. In mijn eigen omgeving, ook in mijn werk, zag ik wat voor verdriet kinderloosheid kan brengen. Niet dat ik er hele dagen mee bezig was, maar toch..." Toen Rita 30 was, trouwde zij met Martien. Na drie jaar stopte ze met de pil. Dat het niet gelijk raak zou zijn, had ze ingecalculeerd, maar elke maand wéér was er de teleurstelling. Na twee jaar zaten ze bij de huisarts en vrij snel daarna bij de gynaecoloog. Een lange reeks onderzoeken volgde. „Er zijn bij ons allebei kleine dingetjes die het nèt iets moeilijker maken. Nog afgezien van mijn leeftijd. Ook kunstmatige inseminatie mislukte. Zelfs de IVF, waarbij in het laboratorium een rijpe eicel en zaadcellen bij elkaar in een vloeistof gebracht worden, slaagde niet." Rita is behoorlijk nuchter, maar het was toch al zo ver dat ze overal baby'tjes zag, en wandelwagentjes, en kinderkleertjes. Een nieuwe techniek, ICSI, bracht licht in wat een uitzichtloze situatie leek. „De zaadcel wordt daarbij rechtstreeks de eicel ingebracht, Het was in één keer raak." Negen maanden later was daar Elise. Op het geboortekaartje staat een tekst van Toon Hermans, die precies trof hoe Rita en Martien dat beleefden: De één noemt het 'wonder'/De ander noemt het 'lot'/Wie weet hoe 't. heet/mag 't zeggen. De één zegt 'tis 'n wonder/De ander zegt: God/Maar d'r is niemand/die 't uit weet te leggen. Ondeine van der Vleuten fotografie Ruden Riemens

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1996 | | pagina 31