Ook het
graf van
Sartre heeft
hij gezien
kerst dinsdag 24 december 1996 25
Nu is de bijbel mijn wapen
Lize7 december 1989
De jaren des onderseheids
kwamen met verlies en
winst. Toen Leonard Prast,
leraar Nederlands aan een
middelbare school in de
provinciestad R., de dertig
naderde, legde hij het geloof
der vaderen af. Hij was
opgevoed in de kring van
strenge reformatoren en
volgde zoals velen van zijn
generatie de route die loopt
van twijfel naar ongeloof.
Stilaan was hij de regels die
hem van huis uit waren
gegeven als knellender gaan
ervaren en hij brak met zijn
religieus verleden. In het jaar
van de grote droom van Martin
Luther King, zei hij het de
zwarte predikant na: ,,Free at
last. Free at last." Het 'Thank
God Almighty' liet hij
uiteraard weg.
Het verlies van oude
zekerheden leverde hem
behalve een gevoel van vrijheid
ook een vacuüm in het gemoed op.
Hij ondernam een zoektocht om
compensatie te vinden, want
zonder waarden voelde hij zich
onthand. Hij keek eens om zich
heen en zag hoe mensen voor een
nieuwe geloofsbeleving hun
toevlucht zochten in spiritisme,
theater of voetbal, fenomenen die
hem niet konden boeien. Hij zag
ook nieuwe gelovigen die zich
hadden bekeerd tot het
existentialisme en hun
aanbidding richtten tot Heidegger
en Sartre. Kijk, dat stond Leonard
Prast wel aan. Een leer vol
willekeurige zingeving, zonder
geldige maatstaf waaraan de
mens gemeenschappelijke
waarden kan ontlenen. Een geloof
dat de aanhanger veroordeelt tot
absolute vrijheid in keuzen. Het
leek hem pure winst. De waarde
zat hem in de ongebondenheid en
de afwezigheid van normen. Hij
had weer iets om zich aan vast te
klampen: de wetenschap dat elk
houvast ontbreekt omdat steeds
opnieuw keuzen gemaakt moeten
worden. En wat ook zo mooi was
van de Grote Meester in Parijs: die
wenste de dood buiten zijn
gedachtenwereld te plaatsen
omdat die het leven beperkt. Bij
alle pessimisme was dat een
ontspannend aspect.
Zijnsgebieden
Zijn werk stelde hem in staat de
profetie te verbreiden. Tenslotte
stond hij dagelijks voor de klas en
kon hij zijn gehoor literaire wegen
wijzen, die in de richting liepen
van het evangelie van de vrijheid.
De theoretische kant ervan was
niet zo simpel over te dragen. Hij
kreeg er zelf maar moeilijk vat op
want het ging onder meer over
twee zijnsgebieden waarover hij
beter kon mijmeren dan lesgeven.
Maar de praktische omzetting van
het pas verworven -isme viel hem
licht en dat gold ook voor de
leerlingen die hem waren
toevertrouwd. Zij kleedden zich
graag in het zwart, luisterden
gi'etig naar liederen van Juliette
Gréco en wisselden onbekommerd
van partner. Er bestond een sterke
hang naar samenzijn in vrijwel
duistere ruimten die waren
behangen met visnetten en waar
de clruipkaars niet misstond. Daar
werd met grote meewarigheid of
zelfs weerzin van gedachten
gewisseld over de
beklagenswaardige bourgeoisie
die te dien tijde in de ban van het
bankstel was, televisie keek en
benepen boeken las.
De schooljaren werden in die
dagen onderbroken door wat wel
werd aangeduid als werkweken.
Grote groepen scholieren vonden
onderdak in daartoe bestemde
gebouwen die allemaal op de
Veluwe leken te staan. Daar
belandde ook Prast met aanhang.
En daar begon een periode die hij
zich zou gaan herinneren als het
grote oponthoud in zijn bestaan.
De zeden waren los, de deelnemers
aan de werkweek hadden het
gevoel dat ze niets konden
verliezen. Zo zag ook de
zeventienjarige Margot het. Ze
toonde zich dagenlang aanminnig
tegenover de man van wie ze
alleen maar Nederlands moest
leren. Hij raakte zeer door haar
bekoord en bleef onkundig van het
feit dat ze met haar klasgenoten
een weddenschap had gesloten
dat ze 'deze bejaarde kon
verleiden'. Toen het daar van
kwam, hield hij het voor echte
liefde - zonder hoge hakken - en
hij waande zich op een wolk.
Aardigheidje
Daar donderde hij de volgende
dag met een rotklap af. Om te
beginnen diende hij zich te
verantwoorden tegenover de
conrector, die in het geheel niet
gecharmeerd bleek van zijn
lustige hang naar vrijheid.
Daarna kwam hij het meisje
Margot onder ogen, die hem
onthulde dat het maar een
aardigheidje voor één enkele keer
was geweest en dat hij zich echt
niet hoefde te houden aan zijn
dure eed dat hij terstond zou
scheiden om op lossere basis met
haar het leven te delen. Daarna
werd bij door een leerling met
rijbewijs thuisgebracht. De
leiding van de school had hem
laten weten dat hij vier weken
overspannen zou zijn en daar
hield hij zich aan.
Zijn vrouw ontstak, toen ze van
zijn faux pas vernam, in woede en
die bekoelde niet. Ze bleef spreken
Over geschonden vertrouwen. Zo
vond hij zich na korte tijd terug op
een zolderkamer die hij voor
teveel geld kon huren. Hij wendde
voor dat het hem wel beviel, een
tweede studentenbestaan op een
jongenskamer. Maar inwendig
vrat hij zich op van spijt. Vooral
ook omdat zijn kinderen Mathieu
en Marcelle hem voor een stomme
rotstraal versleten en de
bezoekregeling consequent
veronachtzaamden.
Na drie jaar kwam aan zijn
eenzaamheid een eind. Hij
ontmoette Els en hertrouwde.
Samen bonden ze zich. Aan hun
dochtertje Kim, aan een
hypotheek voor het eigen huis, een
doorlopend krediet om af en toe
een nieuwe automobiel te kopen
en aan diverse verenigingen in
sportieve en ideële sferen. Aan
hun dagelijks werk, dat ze hard
nodig hadden om hun x'edelijke
mate van welstand te bestendigen.
Ze waren en bleven tevreden met
hun keuzes en beslissingen.
Montparnasse
Dit jaar is Prast vervroegd
uitgetreden. Als dat niet volgens
voorschrift was geweest, had hij
het tóch wel gewild. Samen met
Els kon hij nu voor twee weken
buiten de schoolvakanties naar
Parijs. Ze hebben alle plekken die
men daar hoort te bezoeken,
opnieuw bezocht. Ook de
begraafplaats van Montparnasse.
Daar hebben ze gestaan op de plek
waar het lichaam van Saidre rust.
De gepensioneerde
onderwijsgevende heeft ex-
teruggedacht aan de bezweiïng
van de Franse filosoof dat die de
dood niet in zijn leven zou
toelaten. Plij heeft ook in
herinnering geroepen hoe de grote
geleerde immer volhardde in het
standpunt dat hij niet in één huis
zou wonen met zijn gezellin
Simone de Beauvoii', met wie hij in
ménages van ver-schillende
omvang en saxnenstelling het
leven deelde. Sartre en De
Beauvoir delen nu wel één graf.
De aanblik exvan had een
bevrijdende werking.
AJ. Snel
Laatst, toen ze bij haar vader in
de auto zat, zei ze: ,,Pap,ikkan
eigenlijk best heel veel, hè?"
Lize de Jonge kan héél goed zingen
en paardrijden. En lezen. Over het
hondje Tim. Of over Dribbel, óók
een hondje. Met rekenen is ze al
ver - op school doen ze nu twee
tegelijk tellen; twee, vier, zes, acht
- wel tot de twintig.
Lize kan een paar dingen nxet. Zij
zit in een rolstoel. Dat komt omdat
zij is 'geboren met gebroken
jDenen'. Daar wordt ze wel eens
mee geplaagd. Roepen andex'e
kinderen: 'ha, ha, jij zit in een
rolstoel'. Of zeggen ze: 'je kan niet
eens lopen, je lijkt wel een baby'.
Dat vindt zij niet leuk, daar wordt
ze soms verdrietig van. Maar ze
doen het niet zo vaak, hoor. En die
andex'e kinderen kunnen weer niet
wat zij wèl kan. Héél hard in een
rolstoel sjezen bijvoorbeeld. Dat
kan Lize zó hard, dat haar vader
haar soms niet eens kan
bijhouden. Weet je wat ze ook
heeft? Een fiets. ,,Met zeven
versnellingen en een echte bel.
Veel vriendinnen
Ze is spontaan, lacht veel en heeft
een grote bos blond, krullend haar.
Lize zit in groep dxie van de
Cederhof in Middelburg. Haar
schoolfoto's zien? Daar staan een
paar 'vechtjongens' op, maar de
meeste kinderen van haar klas zij n
aardig. Lize heeft veel 'beste
vriendinnen'; Veerle, Lieve en nog
een paar anderen. En zij heeft nog
een grote vriendin ook. Die is al
heel oud. Nou ja, oud - veei'tien.
In haar kamer hangen kleurxijke
posters. En een paar tekeningen,
die zij zelf heeft gemaakt; die ene
daar, van een bi'uidspaar, die
vinden haar vader en moeder ook
zo mooi. Zal zij een geheim
vertellen? Ze is verliefd. Op een
jongetje dat haar hielp bij het
graven van een tunnel in de
zandbak. Die tunnel was wel een
kilometer diep. Lize heeft hem
eens een briefje geschx-even. Maar
jongens schrijven nooit terug. Dat
vinden ze niet stoei'.
Langste manen
Ze is negen keer geopex-eerd. En
misschien, als haar voeten nog
schever gaan staan, moet ze over
een poosje weer naar het
ziekenhuis. Maar dat is niet leuk
om over te praten. Paardx'ijden,
dat is een aardiger onderwerp. Dat
doet Lize sinds een maand of wat
elke zaterdagmiddag op manege
Paardoes in Vlissi ngensamen met
nog een aantal andere kinderen
die gehandicapt zijn. Lize rijdt op
Lady, 'die hele mooie, die de
langste manen heeft'. Daar wordt
zij altijd opgezet door haar vader.
„En als hij in de kantine zit te
kijken, doet hij soms zo - steekt hij
zijn duim omhoog omdat ik het zo
goed kan."
Zingen doet ze ook graag. Lize is
lid van een kinderkoor. Daar
zingen ze allemaal 'liedjes in een
andere taal; van een echt
mensenkoor of zoiets'. Later, als ze
groot is - zangeres worden, dat
lijkt haar wel wat; zingen in een
bandje. Dan kan ze ook een
instrument bespelen. Blokfluit,
dwarsfluit of gitaar. „Daai'over zit
ik nog te piekeren." Een blokfluit
heeft ze al. Een gitaar ook. Daar
zitten de snaren verkeerd op. Maar
dat geeft niks, „Want als er een
liedje van Paul de Leeuw of zo op
de radio is, kan ik het toch
meespelen." Danseres, dat is ook
mooi. „Nee, niet écht dansen
natuurlijk, rolstoeldansen. Dat
kan toch ook?"
Willem van Dam
De metamorfose is compleet.
Ooit liep hij, in België, met
een wapen op zak. Ooit? Het is
nauwelijks drie jaar geleden. Wie
de uitgeweken Vlaming Didier
Loix (36) nu tegenkomt, valt om
van verbazing. Fris geknipt, een
blije lach op het gezicht én...
gekleed in een smetteloos uniform
van het Leger des Heils. „Toen
iemand me vroeg of het Leger niets
voor me was, was m'n eerste
reactie: Man, daar ben ik veel te
slecht voor! Ik had Gods liefde al
eerder geproefd, maar daarna was
ik toch weer in m'n oude rol van
crimineel vervallen. En als ik
ciïmineel zeg bedoel ik echt de
harde misdaad. Ik heb vroeger
echt ólles gedaan wat God
verboden heeft."
Op 1 november van dit jaar trok hij
het uniform aan. Sindsdien zet hij
dagelijks de pet op en trekt
enigszins zalvend rond. Wie een
schouder nodig heeft, kx'ijgt hem
direct aangeboden. Was hij voor
z'n komst naar Terneuzen nog een
tijdje exploitant van een
peepshow in Brussel, nu deelt hij
de schalen met brood uit tijdens de
kerstmaaltijd.
„Toen ik 16 jaar was, wilde ik me
koste wat kost waarmaken.
Iemand zei me toen, dat er maar
tweemogelijkheden waren: pooier
worden - en dus poenschepper - of
crimineel. Uiteindelijk koos ik
voor het laatste. Ik werd
ingehuux'd voor de gekste klussen.
Restaurants afpersen,
afrekeningen in het milieu. Eind
jaren tachtig moest ik kiezen: als
ik de top wilde bex-eiken, moest ik
me nóg harder gaan opstellen." Op
dat moment passeerde hij
toevallig een winkeltje in
Tongeren. In de etalage werd het
boeddhisme 'gepropageerd'. Toen
hij er binnenstapte, deinsde de
vrouw tei'Ug en riep: 'Oh Heer,
Satan„Op dat moment was ik in
Gods handen."
Even nog ging het mis. Z'n vrouw
vertrok, nam hun dochtertje mee,
hij verloor z'n huis en.keex-de
terug in het milieu. Voor even.
Nauwelijks twee jaar geleden
keerde hij tex-ug in de armen van de
Heer, En verhuisde hij naar
Terneuzen. Een tijdje was hij daar
te bewondex'en als stx'aatzanger
(gospels). Hij werkt inmiddels aan
z'n tweede cd. Tussen de bedrijven
door overigens. Want Strijdkreet
en Kerstpot slojrpen nu het
grootste deel van z'n energie op.
„Toen had ik enkel een wapen op
zak, nu is de bijbel m'n wapen!
Wout Bareman
fotografie Ruden Riemens