Altijd in de ban van de vader Viel er dan iets te begeren aan Doris Day? Alles voor de schoonheid PZC Boudewijn Büch: De Bocht van Berkhey -jsgrs kunst cultuur 16 bakker letterkundige kroniek Verhoevens buitenkant vrijdag 15 november 1996 Al vijftien jaar probeert Boudewijn Büch in een reeks romans de geheimen van zijn jeugd te ontraadselen Wanneer we op de flaptekst van zijn nieuwe boek De Bocht van Berkhey mogen afgaan, zou daaraan nu een einde zijn gekomen. Maar de raadsels zijn zeker niet opgelost. De roman eindigt niet voor niets met de woorden: 'Het uitzichtloze van het onuitroeibare verlangen'. Alles hangt met alles samen bij Boudewijn Büch. De populai re televisiepresentator en de Goe- the-specialist, de schrijver van eenvoudig leesbaar proza en de auteur van moeilijk toegankelijke poëzie: tussen al die op het eerste gezicht strijdige hoedanigheden bestaan verbanden. Op zijn eigen wijze bouwt hij zo aan een hecht oeuvre. Maar gelukkig is hij daar geen gevangene van geworden. Een nieuw boek van hem is niet louter een optocht van ouwe ge trouwen. Uit zijn pas verschenen roman De Bocht van Berkhey blijkt dat hij nog altijd onbevan gen te werk kan gaan. Het materiaal is bekend, maar hij heeft er met frisse blik naar geke ken. Het verhaal wordt van voren af aan verteld, de lezer hoeft niet te gaan bladeren in De Blauwe Salon of De kleine blonde dood om te achterhalen hoe dit of dat ook weer in elkaar stak. Al zit de nieu we roman dan met duizend lijnen vast aan wat de auteur verder on derneemt, je kunt het boek wel de gelijk 'los lezen. En wellicht zou dat zelfs de ideale manier zijn om het te benaderen. Alles wat je onvermijdelijk van de schrjiver weet, zorgt ervoor dat nieuwe indrukken moeilijk door dringen. Van 'Winkler Brockhaus keert weer naar Oppidum' maakt de lezer door zijn voorkennis au tomatisch 'Boudewijn Büch gaat terug naar Wassenaar'. Meteen geef je het werk een plaats tussen zijn andere autobiografische boe- kén. Je ziet weer eens hoe een merkwaardig geheel die vormen: er zijn overlappingen en verdie pingen, ze vullen elkaar aan en spreken elkaar tegen. Allemaal zijn ze variaties op het thema: hoe vind ik mijn weg in het labyrint in het verleden. Of concreter: hoe kom ik in het reine met mijn moei lijke jeugd, hoe kan ik die onmoge lijke maar dierbare vader door gronden. Nu Büch dit alles vanuit een ande re invalshoek benadert, er op een verrassende manier over schrijft, verdient hij eigenllijk ook publiek dat de vorige invalshoeken en de manieren van weleer kan verge ten. Wanneer je het boek zo tege moet treedt, wordt het geen herha ling van zetten. Nee, dan blijft een even liefdevolle als ontredderde zoektocht over, een verhaal dat je ontroerd en onthutst achterlaat. Hier wordt geschreven met de hoogste inzet. Er wordt gepro beerd waanzin te bezweren, de pijn van ooit geslagen wonden te stillen. Alles moet worden bloot gelegd, niets mag onduidelijk blij ven, wie weet biedt dat soelaas. De hoofdpersoon en de verteller is Winkler Brockhaus. Na bijna veertig jaar is hij nog niet los van Oppidum, de plaats waar hij zijn jeugd doorbracht Een boek van dominee Duizend in een antiqua riaat brengt de herinneringen op gang. Winkler kwam vroeger vaak bij de predikant, maar deze mocht onder geen beding met hem over Jezus praten. Dat verbod was af komstig van Winklers vader Rai- ner, hij meende: Jezus, die is het kwaad!De uit Duitsland afkom stige man heeft grote psychische problemen. De buren spreken van een 'oorlogsshocktoestand'. Zijn stemmingen wisselen voortdu rend, het gezin raakt erdoor ont- Boudewijn Büch: Innerlijke tweespalt. vader Wat is er precies gebeurd? In deze roman stelt Büch zich heel schuchter en behoedzaam op. Want door deze dingen bij hun naam te nomen, wordt iets moois vanzelf iets weerzinwekkends. De toespelingen zijn overigens duide lijk genoeg, of spelen me daar toch al die voorafgaande boeken par ten? De vader verklaart waarom zijn vrouw wil scheiden:Ze vindt wrichtAlleen met Wi nkler kan hij het goed vinden, regelmatig gaan zij er samen op uit om vlinders te bewonderen. Op de dag dat Rainer voorgoed verdwijnt - zijn echtgenote scheidt van hem en hij wordt ont zet uit de ouderlijke macht - bete kent dat feest voor de andere familieleden. Voor Winkler is het echter de ergste dag uit zijn leven, hij blijft altijd verlangen naar zijn dat ons huwelijk niet meer werkt. Dat ik eigenlijk met jou getrouwd ben." Dominee Duizend stelt sug gestieve vragen. En als Rainer met Winkler een dag naar Brussel wil, reageert zijn moeder boos: „Ja, ja, ja! Naar Brussel! Lekker ver weg, hè viespeuk! Denk je zeker vrije lijk je gang te kunnen gaan terwijl dat arme schaap geen kant uit kan." Het uitstapje gaat wel door, maar verloopt gespannen. Moeder heeft onze hele dag verpest, zegt de jon gen op de terugweg. Zijn vader reageert: „Je moeder heeft een he kel aan de liefde Op naar Huize Vrieskou!" Voor Winkler brengt alleen zijn vader warmte in deze vriekou. Maar de indruk blijft toch hangen dat Winkler óók een slachtoffer van hem is. Met de har de waarheid dat z'n vader hem op een verkeerde manier heeft liefge had, hem misschien wel heeft mis bruikt, kan Winkler niet leven. Daór ergens ligt het grote dilemma van zijn bestaan. Dit is de kwestie waarover hij altij d praat, maar die hij nooit onder ogen durft te zien. Tweespalt De schrijver heeft de innerlijke tweespalt van zijn alter ego mooi laten uitkomen. Aan de ene kant gaat hij in Namibië, op een eiland in de Indische Oceaan, in andere uithoeken op zoek naar zijn vader. Aan de andere kant maakt hij van de kleine wereld waar zijn jeugd foto Klaas Koppe zich afspeelde een reservaat. Zelfs de keuze van de plaatsnaam is geen toeval: Oppidum, dat is het Latijnse woord voor een versterk te stad, veilig afgeschermd voor invloeden van buitenaf. Winkeler wil twee dingen tegelijk: terug naar Oppidum èn zo ver mogelijk van Oppidum vandaan. Het is een plek met de heerlijkste herinneringen, die hij wil conser veren. Het is tevens een plek met de gruwelijkste herinneringen, die hij koste wat kost wil verdrin gen. Zo werd De Bocht van Berk hey een roman waarin je scherpe randen voelt, diepe afgronden ziet en bittere nostalgie proeft. Ten minste, als j e bereid bent j e te laten meeslepen en onderkent dat dit boek méér is dan schakel zoveel in Büchs levensverhaal. Hans Warren Boudewijn Büch: De Bocht van Berk hey. Roman- 176pag./f 29,90 - De Ar beiderspers, Amsterdam-Antwerpen. In de Nederlandse poëzie dreigt een grote nivellering te ontstaan. De verschillen tussen de oeuvres worden steeds kleiner. Zelfs tussen oorsponkelijk zo anders georiënteerde dichters als Kouwenaar en Eijkelboom zijn de overeenkomsten tegenwoordig groter dan de afwijkingen. Misschien heeft het met het groeiende isolement van de dichtkunst te maken, je bent als dichter afhankelijk van een klein publiek, één of twee critici kunnen over het lot van je werk beslissen. In elk geval lijkt het of de dichters in Nederland bang zijn het anders dan anderen te doen. De Vlaamse dichters hebben aanzienlijk minder last van dergelijke angsten. En daarom is op dit moment de poëzie van het zuiden opwindender dan de poëzie van het noorden. Op veilig spelen, is de leus van veel Nederlandse dichters. Wie niet waagt die niet wint, schij nen heel wat van hun collega's uit Vlaanderen te denken. Aan durf is er bij hèn geen gebrek. Leonard Nolens trekt zich niets aan van de regel dat je uiterst zuinig moet zijn op je woorden, hij schrijft verzen van een verbijsterende breedspra kigheid. Het werk van Peter Ghys- saert valt op door een ongekende zwierigheid. En in de gedichten van Luuk Grewez (geb 1953) ligt de nadruk op sierlijkheid: hij is schaamteloos op zoek naar het mooiste woord en de fraaiste wen ding. Uit zijn poëzie verscheen een interesssante selectie onder de ti tel Bandeloze gedichten. Dat klinkt nogal uitdagend: hier komt een dichter aan het woord die zich met aan banden laat leggen door de kleinzielige spelregels die onze poëzie beheersen. Leesgenot Het werk van Gruwez is lichtzin nig, sensueel, elegant. Voor stren ge poeziekenners zal dat reden zijn om foei, foei, foei te zeggen. Maar naar mijn smaak bieden de ze verzen juist veel leesgenot. Waar vind je verder nog een dich ter die alles geeft voor de schoon heid? Voor deze gelegenheid heeft hij zijn gedichten soms nog ver fijnder gemaakt dan ze al waren. Luuk Gruwez: Oogverblindende feestverpakkingen. In 'Oude mevrouwen' heette het vroeger: 'zij nippen aan iets geest rijks met vertrouwde/namen - Cointreau, Drambuie en Wam- bréchies'. Die dranken klinken al prachtig, maar hij bedacht een nog welluidender assortiment: 'Zij nippen aan iets geestrijks met vertrouwde namen - cointreau, cassis en cura^ao' Het valt niet te ontkennen dat Gruwez' werk regelmatig meer vorm dan inhoud is. Maar zijn feestverpakkingen zijn dikwijls oogverblindend. Neem deze on weerstaanbare strik. 'Marseille toen, dat was de wind/als streel zucht om een dameshals/op zo merbals met onweer na/en liefde tegen zacht tarief'. Of kijk eens naar deze charmante krul: 'Be zoek de hoeren van rue Saint-De- nis./De nimfen in hun rose direc toires/met gewatteerde boezem, borsten met pompons./De lellen foto Klaas Koppe met hun ondergoed vol speelgoed, /jarretelles en bretellen'. De bloemlezing bevat een beperk te keuze uit de bundels Ach, wat zacht geliefkoos om een mild ver driet en Een huis om dakloos in te zijn. Verder werden De feestelijke verliezer en Dikke mensen inte graal opgenomen. En er zijn zeven nieuwe gedichten op basis van ou de notities. Het flonkert en glins tert allemaal schitterend bij Gruwez. De lezer zal de dichter nazeggen: 'ik kan morgen best weer aan verwelken denken.' Ja, dit is andere poëzie. H.W. Luuk Gruwez: Bandeloze gedichten. Een keuze uit depoèzie 1977-1990. Ge redigeerd en van een nawoord voor zien door Georges Wildemeersch - 140 pag./f 29,90 - De Arbeiderspers, Am sterdam-Antwerpen Toen in 1980 de P.C. Hooft- prijs aan de Brabantse schrijver Cornelis Verhoeven werd toegekend voor zijn cultuurfilosofische proza, reageerde men vanuit het li teraire wereldje niet altijd vriendelijk. „Het leek wel alsof uit alle hoeken en kan ten leerling-journalisten werden opgetrommeld om die onbekende, roomse fi guurmet zijn wereldvreemde en dus reactionaire boekjes eens goed af te kraken", blikt hij nu bitter terug. Het is trouwens nooit meer goed ge komen met Verhoevens repu tatie. meestal verkiest men zijn boeken te negeren. Dat lot lijkt ook De glans van oud ijzer beschoren te zijn, een boek met herinneringen van af zijn geboorte in 1928 tot 1982 toen hij hoogleraar in de wijsbegeerte werd. Verhoeven is meer een man van de bespiegeling dan van de bekentenis, dat merk je ook in dit boek. De brede be schouwing krijgt dikwijls voorrang op het levensver haal. In het hoofdstuk 'Begin' zegt hij niets over zijn eigen begin, maar licht hij in wel gekozen bewoordingen toe: ..Wij zijn zelfs laatkomers in onze eigen geschiedenis. Het is grootspraak te zeggen dat wij erbij waren, als getuigen, toen wij werden geconcipi eerd, geboren, genoemd, ge doopt, besneden." Hij vertelt veel over het priesterschap in het algemeen, maar onthult erg weinig over de roeping die hij zelf ooit heeft gevoeld. En zo volgen er voortdurend ontwijkende manoeuvres waar je op uitsluitsel hoopt. Boerenzoon We krijgen in dit egodocu ment veel buitenkant, maar weinig binnenkant te zien. De feiten uit het leven van de boerenzoon uit Udenhout die in de oude talen, de filosofie en de godsdienstgeschiedenis afstudeerde worden beschre ven. Maar over zijn gevoelens krijgen we weinig te horen. Hij schrijft over zijn voor keur voor het Latijn, maar zwijgt over zijn liefdeleven. Toch beheerst Verhoeven het wel degelijk: die meest veel eisende, die meest intense vorm van schrijven die auto biografie heet. Dat demon streert hij in de twintig pagi na's dagboekaantekeningen die hij in 1972 schreef over het sterven van zijn vader. Niets blijft in dit hoofdstuk onderbelicht: de genegen heid niet, maar ook de wrevel niet. „We gaan vader zijn zwakte kwalijk nemen. Wé dreigen zelfs het aanstellerij te vinden als hij anderen wel en ons niet herkent, als hij verward is en zich niet ge draagt zoals wij van hem ver wachten." Vooral de notitie waarin Verhoevens vader de laatste adem uitblaast, heeft een grote kracht. Laconiek Natuurlijk kan een boek niet van bladzijde tot bladzijde zo gedreven zijn geschreven. Verhoevens meeste herinne ringen worden echter op een wel erg afstandelijke en laco nieke manier verteld. Hij lijkt te denken dat je over het pesoonlijke maar beter op onpersoonlijke toon kunt be richten. Met zo'n angstvalli ge houding loop je geen risio, maar boek je ook nauwelijks resultaat. De kans is daarom groot dat menig lezer het ant woord schuldig zal moeten blijven op de vraag waarmee de schrijver zijn relaas be gint: „Voor wie toch ga ik dit allemaal zitten opschrijven?" H.W. Cornelis Verhoeven: De glans van oud ijzer. Herinneringen 1928-1982-160pag.f 34,90-Am bo, Baarn. Een van mijn eerste liefdes gold Teresa Wright. Ze moet al ver in de twintig zijn geweest toen ik haar in 'Mrs. Miniver' zag, een oorlogsfilm uit 1942. Het was in een bioscoop in Leiden. Nog maar kortgeleden stelde ik vast dat die bioscoop aan de Beestenmarkt er nog steeds is. Bij het naar buiten stommelen, ik was een HBS'er toen, begreep ik zonder Teresa niet langer te kunnen leven. Herhaaldelijk keerde ik dan ook naar de vitrines terzijde van de kassa terug, om dicht bij haar foto te zijn. Het verhaal ging over de Slag om Engeland. Carol-Teresa was verliefd op de knappe Vincent, een piloot bij de RAF die al vrij snel van een missie niet weerom kwam. Het is waar dat de Verenigde Staten nooit een officieel Mi nisterie van Cultuur hebben ge kend. De 'culturele dictatuur' waarover vooral in Frankrijk ten aanzien van de Amerikanen altijd zo wordt geklaagd, was en is dan ook zeker geen staatsaangelegen- heid, maar een commerciële. Toch waren oorlogsfilms als 'Mrs. Mini- ver', die door de grote William Wy- ler geregisseerd was en tot een 'classic' werd, ongetwijfeld met politieke bijbedoelingen ont staan. Als kind in de oorlog had ik geleerd dat er in de wereld maar twee kampen bestonden: het kamp van de slechten en dat wa ren de Duitsers en het kamp van de goeden: de Britten en Amerikanen die ons van de slechten zouden be vrijden en zo ging het ook. 'Mrs. Miniver' bewees - zo kort na af loop van de oorlog - nog eens hoe puur en heldhaftig de goeden in die dagen naar de overwinning hadden gestreefd. Ik vroeg me aanvankelijk dan ook niet af hoe het kwam dat na de oor log de Amerikaanse filmindustrie er mee door ging het thuisfront als een volmaakte suikerspin voor te stellen. Want hoewel de oorlog niet meer hoefde te worden ge wonnen, werden in die films onze heldhaftige redders nog steeds voorgesteld als geslachtsloze rub berpoppen in een lauw kinderbad. Het symbool van deze met palm- olive gewassen onschuld was de zingende film-actrice Doris Day. In mijn ogen was Doris Day van geheel ander allooi dan Teresa Wright. Op Teresa werd je met je gehele ziel verliefd, Doris Day daarentegen was door de film- commercie het veld ingestuurd om er een beroep op de lagere harts tochten te doen. Viel er dan iets te begeren aan Doris Day? Ik was over alles wat seksualiteit betrof toch al slecht ingelicht. Bij het zien van zingende en de armen en benen bewegende modellen als Doris Day, die de dertig in die ja ren '50 toch al gepasseerd moest zijn, werd ik nog in mijn vermoe den gesterkt dat liefde onder men sen zijn beslag krijgt na de zoen onder de lantarenpaal en dat film sterren met hun kleren aan naar bed gaan, om de volgende morgen nog steeds gekapt, gewassen en gestreken weer op te staan. Slappe lach Hoe groot was de invloed van deze, toch voor de massa bedoelde, hy pocriete voorstelling van zaken op de jeugd van toen? Je zou er nog de slappe lach bij krijgen, bij de ge dachte dat Doris Day, de cleane heldin uit 'The Pajama Game' ('57) in een film zou optreden waarin ze het slachtoffer werd van 'seksuele intimidatie', een actuele obsessie. De obsessie in die jaren was de communistenjacht. Ze stond on der leiding van een senator uit Wisconsin, Joseph Raymond Mac- Carthy. De ellende die deze beze tene veroorzaakte in de wereld van kunst en cultuur, waar ieder een nog wel zo'n beetje links was en desnoods ook nog zogenaamd 'communist', was met geen pen te beschrijven. En toch: als de fat soensrakker MacCarthy zich in het heetst van zijn communisten jacht aan zijn secretaresse vergre pen zou hebben en wie weet, had daar in die jaren '50 geen haan naar gekraaid. Over zulke dingen sprak men eenvoudig niet. Het is de moeite waard het in '63 verschenen 'Heksen en heksen processen' van Kurt Baschwitz er nog eens op na te lezen, want we zijn weer zo ver. 'De geschiedenis van een massawaan en zijn be strijding', luidt de ondertitel van deze studie. Baschwitz beschijft de langzame opkomst van een waanidee - 'die en die moet wel een heks zijn, want...' - zoals dat waanidee dan oploopt tot een pan demonium en vlak voor de ont nuchtering eindigt in hangen en onthoofden De heksen die ver antwoordelijk waren voor de col lectieve angsten die Baschwitz be schreef, waren een paar eeuwen terug nog bezeten van gif en bui- tenwereldlijke machten. Wie daar tijdens zo'n proces op werd aange keken was zijn leven niet meer ze ker. Slavernij In de Verenigde Staten, het land dat zich in mijn jeugd al zo seksu- eel-antiseptisch voor deed, is nu de beer weer los. In het vanzelf sprekende streven de mores te ver beteren die in bedrijven en kanto ren tussen de mannelijke bazen en hun vrouwelijke ondergeschikten heerst en waarover al heel wat verhalen zijn los gekomen die gaan over de erotische slavernij waarin, ondanks het lichtende voorbeeld van Doris Day, nog heel wat vrouwen op de 'werkvloer' le ven, werden in dit purificatiepro- ces de grenzen van de redelijkheid al snel overschreden. In de USA stuiten we - na de 'heksen' van Sa lem in de 17e eeuw en Joseph Mac- carthy in de onze - als consequen tie van deze nieuwe heksenjacht dan ook weer eens op 'meedogen loze vergissingen' en 'spookachti ge intolerantie', zoals prof. Basch witz dat in '63 noemde. Hoewel de pure Teresa Wright en de preutse Doris Day als Amerikaanse export vervangen werden door patholo gische killerstypen als Rambo en TV-serials vol moord en ver krachting, de justitie in Arkansas nog een jonge vrouw in de hand en voetboeien slaat om de simpele reden dat ze in een proces niet wenst te getuigen, wordt in een verkrampte aanval van preuts heid een zes j arig j onget j e i n N orth Carolina wegens 'seksuele intimi datie' van school gestuurd, omdat hij zijn vriendinnetje op een harer wangetjes had gezoend. Een nieuw geval in deze categorie van 'spookachtige intolerantie' deed zich in de Staat New York voor. Een jongetje van zeven kuste zijn vriendinnetje en trok ook nog een knoop van haar jasje, 'omdat in een van zijn dierenboeken het beertje Corduroy hetzelfde had gedaan'. Het jongetje werd een week van school gestuurd. Basch witz zou de houding van dit schoolbestuur omschrijven als 'het toeslaan van een totalitaire macht op een weerloze minder heid'. De Franse essayist Jean- -Francois Revel noemde dat in zijn boek uit '76 'La tentation to talitaire', dat wilde zeggen de nei ging die veel mensen zonder over tuiging, onder wie voornamelijk intellectuelen, aan de dag leggen zich geestelijk te onderwerpen aan de eisen van een totalitaü- ge zag dat zijn macht dan meestal ook nog op een pseudo-idee ba seert. In New York kwamen ze in tussen wat tot bedaren. Het ventje mocht terugkomen. 'Seksuele in timidatie kan bij een jongen van zeven geen concept zijn', zo sprak een lid van het schoolbestuur be vrijdend. Een kraakheldere opvatting die op zijn beurt naar de flitspuit ruikt. Rudolph Bakker Doris Day met Gordon MacRae in de film By the Light of the Silvery Moon.

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1996 | | pagina 16