Dat hoge
kontje hoort
thuis op het
Deltawater
Verliefd op de hoogaars
Open Dag
Stichting Behoud Hoogaars
houdt open dag zaterdag 16 no
vember in Middelburg. 10.00 tot
17.00 uur. op een terrein tussen de
Dutch Cleaning Mill en Houthandel
Pontmeijer aan de Kleverskerkse-
weg. Vanaf de gedenknaald bij de
Spijkerbrug vaart speciaal voor de
ze gelegenheid een stoombootje
naar het terrein en weer terug.
Voor de kant vijf varende monu
menten: twee jachthoogaarzen,
twee hengsten en een klipper. Op de
kant de hoogaars YE 36. Verder:
tentoonstelling van scheepsmodel
len van de Middelburger Han Reijn-
hout; tal van stands, uiteenlopend
van Stichting Botterbehoud tot het
blad De Spiegel der Zeevaart; vis
eten; netten boeten; alle schepen
zijn te bezichtigen, ook de YE 36.
reportage
zaterdag 9 november 1996
De liefde voor de hoogaars gaat niet door de maag, die zit in je
hoofd. Het vissersschip waarvan er rond de eeuwwisseling nog
honderden over de Zeeuwse wateren zwierven, wordt nu gekoesterd
door enthousiaste liefhebbers. Vissers kijken, op een enkeling na, met
minder nostalgische gevoelens op het afgesloten hoofdstuk terug.
Hoewel, als ze eenmaal achterom kijken naar het verleden, dan komt
er wel iets boven van het gevoel dat de liefhebbers bindt. De Zeeuwse
hoogaars is met haar lange rechte voorsteven en haar slanke lijn,
eindigend in een oplopende kont, ook zó typisch voor de Delta
wateren. Niemand kan daar meer omheen, mede dankzij de
inspanningen van de 'slechts' zes jaar oude Stichting Behoud
Hoogaars. Volgende week zaterdag houdt de stichting een open dag in
Middelburg rond de restauratie van haar YE 36, een open dag van
varende monumenten voor vissers èn buitenlui.
De Yerseke 36, de Jacob Andries, staat
op het droge. Aan het zicht onttrok
ken door een blauwe tent van plastic.
Theo Kloet en twee van zijn maten zitten
in hun 'kantine', een stalen container pal
naast de tent. De flesjes staan op de werk
tafel. „Laat dat er maar buiten. Ze moch
ten eens denken." Even houden de
mannen, vrijwilligers van de Stichting
Behoud Hoogaars, pauze.
De blauwe tent bolt op door de snoeiharde
zuidwestenwind. Kloet - het type van ru
we bolster, blanke pit - neemt een laatste
slokje bier. „Kom maar mee."
Het heilige der heiligen waar de YE 36
even buiten haar element moet verkeren,
gaat op een kiertje open. Anders gaat de
wind er met de tent vandoor. Deze hoog
aars is de trots van de Stichting. De voor
malige mosselzeilboot, gebouwd in 1900
bij de Thoolse scheepswerf Van Duiven-
dijk, is de enige, nog varende originele
'oplopende kont'. Er is nog wel één ande
re, authentieke vissershoogaars, de ARM
17 (Vrouwe Adriana), maar die ligt stil
mooi te zijn in de Museumhaven van Zie-
rikzee. De ARM 17 schijnt ook in slechte
staat te verkeren, volgens kenners.
Met de YE 36 zal dat niet gebeuren, zolang
de Stichting Behoud Hoogaars bestaat.
Via een wankele ladder gaat het naar bo
ven. Hoogaarzen lijken notendopjes op
oude foto's. Het is nauwelijks voor te stel
len dat vissers met die scheepjes de brede
Zeeuwse wateren durfden te bevaren, óók
bij een felle zuidwestenwind die zich goed
laat voelen in de werkplaats van Kloet.
Eenmaal boven aangekomen, op de
drooggelegde Jacob Andries, oogt het
heel anders. Het scheepje van de oude fo
to's oogt zelfs groot, met zijn lengte van
bijna 15 meter en zijn breedte van 5 meter.
En het is één bonk stevigheid, 'gesneden'
uit puur eikenhout.
Van Duivendijk bouwde de YE 36 in 1990
voor de visser Jan Bliek uit Veere. Werkte
keningen zijn er niet voor gemaakt. Al
leen de basismaten moesten bekend zijn
„Net zo n schip als dat van Minneboo. al
leen anderhalve meter langer en een halve
meter breder", luidde ongeveer de stan
daard-opdracht, waarmee scheepsbou
wers aan de slag gingen. De techniek van
het bouwen was een kwestie van overle
vering, van vader op zoon. Daar hoefden
geen computermodellen aan te pas te ko
men.
Pioniers
Nadeel van die traditionele werkwijze is
nu. dat er nauwelijks iets bekend is over
de bouw van de oude hoogaarzen. De
mensen die het kunnen weten, zijn bijna
allemaal gestorven. Hun geheimen heb
ben ze meegenomen naar het hierna
maals.
Gelukkig voor de liefhebbers van heden
hebben nijvere onderzoekers in de loop
van deze eeuw de oude kennis vastgelegd.
De Antwerpenaar Jules Van Beylen. de
voormalige conservator van het Scheep
vaartmuseum in de Sinjorenstad, was een
voorloper. Hij trok al kort na de Tweede
Wereldoorlog op zijn brommertje Zeeuw
se visserhaventjes af, gewapend met een
notitieblokje, meetlint en fototoestel. Vis
sers vonden hem een rare. want wie keek
er nou toch om naar relikwieën uit een
slechte tijd? Maar Van Beylen zette door
en hij wist met zijn publicaties over
Zeeuwse vissersschepen anderen te en
thousiasmeren
Eén van die enthousiastelingen, ook ie
mand van het eerste uur, is de Middelbur
ger Han Reijnhout. Hij las een boek van
Van Beylen in de jaren zestig. Een gevoeli
ge snaar werd bij hem geraakt. En Van
Beylen en Reijnhout ontwikkelden een
vruchtbare vriendschap
„Ik tekende altijd al wel bootjes. En een
vriend van me bouwde ook bootjes. Na het
lezen van het boek van Van Beylen wilde
ik dat ook gaan doen. En Zb origineel mo
gelijk. Ik ben naar 't oppertje aan de haven
van Arnemuiden gegaan, waar al die oude
vissers zaten. Wat sigaren mee van mijn
vader. Dat werkte. Ze vertelden: 'dat zat
zo en zo', en 'die en die tuigen gebruikten
we en zo maakten we onze netten'."
Reijnhout wist een schat aan informatie
te verzamelen, waarvan Van Beylen en la
ter ook de Stichting Behoud Hoogaars
gretig gebruik hebben gemaakt. Onder
meer voor de restauratie van de tuigage
vandeYE 36. „Ach, je moet altijd wat wij
ze mannen rond je verzamelen. Ik nam
mijn model dan mee. En ik praat dialect,
dan kom je er wel."
Terwijl de hoogaarzen op ware grootte
bijna allemaal al vervangen waren door
stalen kotters, bouwde Reijnhout zijn
schaalmodellen. Eén op tien. En hij nam
geen genoegen met 'ik geloof dat het zo
wel ongeveer in elkaar zat'. Nee, hij moest
het naadje van de kous weten. „Want",
vertelt Rei j nhout, „ze moeten kunnen vis
sen. Ik wil niet zomaar een model maken,
dan zit er geen verhaal aan.
Op tafel bij hem thuis, in de huiskamer,
staat de Tholen 60. Veel andere modellen
zijn tijdelijk verhuisd naar het Stedelijk
Museum in Vlissingen, voor de expositie
over oude Zeeuw-se scheepswerven. De
TH 60 is evenals de YE 36 bij Van Duiven-
dijk gebouwd. Reijnhout pakt het bestek
van het schip erbij, niet meer dan één vel
letje. Dirk van Duivendijk heeft hem ge
holpen bij de bouw van het model. „Ik bel
de hem dan. als ik het niet meer zo goed
wist. Of schreef hem een briefje. Zo zijn
wij er samen uit gekomen."
Modelbouw wordt onderschat, vindt
Reijnhout. „Hetiseen miskende vorm van
kunst." Maar dat geldt niet alleen voor de
modelbouw. Ook bouwers van hoogaar-
Visser Job Bout van de Tholen 65 weegt
zijn bot-vangst af. Dat ging per tobbe, 20
kilo. fotocollectie Han Reijnhout
Vernieuwing
Dat waren slechte tijden, maar Meul-
meester heeft ook goede tijden meege
maakt, door steeds maar te vernieuwen.
Van de hoogaars naar een tweedehands
botter uit Den Helder. En in 1962 liet hij
voor ruim 100.000 gulden een nieuwe kot
ter bouwen bij De Klerk in Kruispolder
(Zeeuws-Vlaanderen) Bescheiden: „Ik
was een beetje vooruitstrevend." Hij was
de eerste Zeeuwse visser die achter de
platsvis, tong en schol aanging. Een voor
beeld dat weinigen konden volgen. De Ar-
nemuidse vloot telt nog slechts negen kot
ters, tegen vele tientallen houten schepen
in vroeger tijden. Van de negen overgeble
ven kotters varen er drie onder de vlag van
J Meulmeester CV.
Voor Meulmeester valt het niet moeilijk te
kiezen tussen heden en verleden. En toch:
„Het is wel leuk om te zien, een hoogaars.
Het trekt wel. Zo van: 'daarhebikooknog
op gevaren'. Een mooie tijd, achteraf. Je
was jong, je wilde vooruit, je nam alles
mee." De herinneringen komen boven.
„Eén van de mooiste modellen hoogaars
was van Meerman in Arnemuiden. Ze
werden op zicht gemaakt De voorsteven
werd eerst gezet. Dan lag het hele beeld
van het schip vast. Het kon gebeuren dat
er bijna geen zeeg (een ronding) in zat. Je
kreeg dan een platte hoogaars Als er wel
een zeeg in zat, dan kreeg je een hoger
schip Dat waren de mooiere."
De liefde die toch uit die woorden spreekt
Kloet zou het óók zo kunnen zeggen. Hij
gaat voor de YE 36 staan. De drooggeleg
de hoogaars steekt rondborstig omhoog
„Ik ben behept met dit schip, dit troetel
kind. Moet je eens goed kijken' Het ziet er
bijna aërodynamisch uit. En dat vooreen
ding van negentig jaar oud Dat ik daar
lekker aan mag modderen.
Werkzaamheden in het ruim van de YE 36, met op de voorgrond vrijwilliger Theo Kloet van de Stichting Behoud Hoogaars.
foto Lex de Meester Harmen van der Werf
De Yerseke 36, Jacob Andries
zen waren naar zijn oordeel 'een beetje
kunstenaars'„Ze werkten in van die nau
we loodsjes. Je snapt niet dat er zoiets
schitterends als een hoogaars uit zo'n
schuurtje kon rollen. Die mensen waren
meer dan vaklui
Lijnolie en teer
Klaas Tenwolde is secretaris van de
Stichting Behoud Hoogaars. In het dage
lijks leven ambtenaar bij de provincie, in
zijn vrije tijd verwoed liefhebber van 'het
schip met die typische ronding'. Hij houdt
echt van datJa, hoe moet je het zeggen?
Stap op de YE 36, je voelt het, je ruikt het,
die heerlijke geur van lijnolie en teer. Al
mogen we dat niet meer gebruiken. Je
ruikt het nog."
De hoogaars hoort bij Zeeland, zoals de
Lange Jan bij Middelburg. Tenwolde ly
risch: „Als je dan met de YE 36 op de Oos-
terschelde vaart, dan voel je hoe het ge
weest moet zijn. Je valt droog op een
zandplaat, dat is gewoon hetzelfde als een
eeuw geleden. Het Oosterschelde-water,
het silhouet van Zierikzee in de verte. Als
of de tijd even stilstaat."
Tenwolde heeft 'altijd al iets gehad' met
oude schepen, met platbodems. Bij de
Stichting die ruim 600 donateurs en ze
ventig vrijwilligers telt, heeft hij zijn
thuishaven gevonden. „Het gaat er ons
om een visserijcultuur in leven te houden,
die eeuwenlang in Zeeland heeft bestaan.
Er zijn afbeeldingen van hoogaarzen be
kend uit de zeventiende eeuw." De oudste
is er één van de Gentse kunstenaar Jan
Porcellis (1584-1632). Mosselvisser op de
slikken.
Visserijcultuur'? De Arnemuidse visser J.
Meulmeester (74) praat niet zo. Hij heeft
na de oorlog nog op een hengst (ook een
foto Marian Martin
platbodem) en op een hoogaars gevaren.
Niet voor zijn plezier, maar om brood op
de plank te krijgen. Meulmeester denkt
met gemengde gevoelens aan die tijd te
rug. „Je wist niet beter. In de haven van
Veere lagen wel zo'n dertig vissersscheep
jes. Botters, Lemmer jachten, hengsten,
hoogaarzen Ik heb eerst bij mijn vader
gevaren, op een hengst. In 1951 ben ik
voor mezelf begonnen. Ik had geen cent,
maar ik kocht een hoogaars van m'n zwa
ger. De ARM 15. de Vrouw Jannetje, naar
mijn vrouw. En het geld, 8.000 gulden,
leende ik van particuliere mensen. Voor
vissers bestonden toen nog geen banken."
Puur spierkracht
's Nachts trok de vloot weg naar de Oos-
terschelde, meestal om garnalen te van
gen. Tegen een uur of twee, drie 's middags
keerden de vissersschepen terug om te
markten. „Wij moesten wel elke dag te
rugkomen, want we hadden niks geen
koeling." Alles moest op de hand. De net
ten werden met een lier tot de verschan
sing uit het water getrokken. Het aan
boord halen van de netten moest puur op
spierkracht gebeuren. Vier man sterk. En
dan de garnalen zeven, uitzoeken en ko
ken. Vis werd bijna niet gevangen. Zijn
hoogaars had een Kromhout-motor van
40 pk, met één cilinder; te weinig om ach
ter de vis te gaan.
Ongezellig moet het trouwens niet ge
weest zijn in die dagen. Na het markten 's
middags bleven bijna alle vissers uit Ar
nemuiden toch in Veere hangen. Ze gin
gen bij elkaar buurten, zwalkten door het
oude stadje,Ik ging wel 's woensdags met
de fiets en later op de brommer naar huis.
Eerst vroegen ze dan: 'Is er zwarigheid
thuis Zo ongewoon was dat." Een tradi
tie was ook om vrijdags met de schepen
van Veere naar Arnemuiden te varen.
„Dat is na de oorlog nog een poosje zo ge
bleven. De hele Molendijk en de werf van
Meerman lagen vol. 's Maandags om één
uur voer iedereen weer uit, via het Ka
naal."
Lang heeft Meulmeester zijn hoogaars
niet gehouden. Het waren geen schepen,
waarmee erg veel te verdienen viel. Hij
heeft een opschrijfboekje meegenomen.
Met alle besommingen uit die jaren „Wij
besomden in goede weken hooguit vier-
tot vijfhonderd gulden. We moesten dat
met z'n vieren delen en alle onkosten
moesten er nog af. Het was aardig wat
vergeleken met de jaren vóór de oorlog. Ze
verdienden toen helemaal niets."
Aan boord was het, in één woord, primi
tief. Op de ARM 15 sliepen ze met z'n vie
ren in het vooronder op twee bedden van
stro, die overdag dienst deden als bank.
Het schip moest meerdere keren per jaar
op de kant. Pokken eraf bikken. Anti-
aangroei middelen waren er nog niet. En
teren, veel teren, om het hout in goede
conditie te houden.
Het roer van een hoogaars wordt vervangen op de Vlissingse Zeehondenwerfnaast het Arse
naal. foto Dert