Solo naar de top Vrouwen worden weer afhankelijk Bergbed winger Bart Vos reportage 31 Onderzoek gevolgen technieken voortplanting zaterdag 5 oktober 1996 Ni Als driemaal scheepsrecht is, moet het bergbeklimmer Bart Vos ditmaal lukken om moederziel alleen de top te bereiken van de Dhaulagiri, met zijn 8167 meter één van de hoogste bergen van de Himalaya. Twee eerdere pogingen mislukten. Vos is inmiddels naar Nepal teruggekeerd om af te maken waar hij in 1994 aan is begonnen. Als alles goed gaat, staat hij ergens in oktober 'lonely at the top'. Daags voor zijn vertrek spraken we hem. T Tdelheid drijft hem keer op keer naar -L«J 's werelds hoogste toppen en naar de toppen van zijn kunnen. „Omdat ik iets kan wat maar weinig mensen kunnen. Was dat anders, dan zou ik ermee stop pen." Hij heeft dat al eens overwogen, want eigenlijk houdt solo-klimmer Bart Vos helemaal niet van de bergen. Hij wordt er tenminste niet lyrisch van. „Ik kan veel meer genieten van het vlakke van een polder dan van het rafelige van de bergen. Nee, ik heb bergen nooit bijzon der mooi gevonden." Vos was de eerste Nederlander die de Mount Everest be dwong, de hoogste berg ter wereld. En ook beklom hij de meer dan achtduizend me ter hoge Cho Oyo. Maar zelfs op die top pen kon het uitzicht hem niet echt fasci neren. „Bovendien ben je er maar vijf minuten. Voordat je daar aankomt, zit je weken ge ïsoleerd. op die bergwand. Je brengt je tijd voornamelijk door met wachten en nog eens wachten. Tot de weersomstandighe den je gunstig gezind zijn. Maar mijn cre do luidt onveranderd: je kunt je beter te pletter vervelen dan te pletter vallenEin delijk verhef je je dan na vele ontberingen acht kilometer boven de mensheid. En daar sta je dan. Opeens bevangen door de klemmende vraag: 'Wat moet ik hier...?' 'Wat hoop ik hier te vinden...?" De in Eemnes wonende Vos is in Neder land de enige, die op eigen houtje klimt. En daarom weet hij als geen ander welke Bart Vos tijdens zijn tweede poging de Dhaulagiri te beklimmen. Bergklimmer Bart Vos aan de vooravond van zijn vertrek naar Nepal: „Ik heb bergen nooit mooi gevonden." foto Roland de Bruin ontberingen hem ten deel vallen. Een to taal isolement. Een gierende wind, 's nachts toenemend tot orkaankracht. Overdag temperaturen van min twintig, die na het invallen van de duisternis nog eens zakken tot min veertig. „Je stofwisseling staat onder dergelijke extreme omstandigheden bijna stil. Je voelt je een beetje verdoofd, duizelig. Als of je twee flessen whisky op hebt. Je weet dat als het fout gaat het dan ook echt fa liekant fout gaat, terwijl je boven de vijf duizend meter sowieso maar weinig tijd hebt. De tijd op een berg wordt een soort worst waarvan iedere dag een plakje wordt afgesneden. En op is op." Toch is hij weer gegaan. Gedreven door zijn enige zingeving; de weg naar de top. „Het mooi ste zou zijn een berg te beklimmen waar van de top voortdurend voor je uitschuift. Net zolang tot de berg samen met jou voorbij de horizon in het niets verdwijnt." Vos. die inmiddels enkele boeken op zijn naam heeft staan waarin hij boeiend over zijn klimmersavonturen vertelt, wordt ook gedreven door relatieve haast. Hij is nu 45 en over een jaar of vijf wordt het fy siek gezien waarschijnlijk allemaal wat moeilijker. ,.Ik heb toch al een beetje een harkerig li chaam en ben niet van plan met het klim men door te gaan tot ik dood val. Tot nu toe ben ik erg goed geweest in het net niet doodgaan." De solist onder de bergbe- dwingers heeft ditmaal gekozen voor de oostwand van de Dhaulagiri, letterlijk vertaald 'witte berg'. Hij richt zijn basis kamp in op de Mayangdi-gletsjer (4600 meter hoog)aan de voet van de Dhaulagi ri. Dan heeft hij tot ongeveer 20 oktober de tijd om zijn eigenlijke uitdaging aan te gaan. De eerste twee weken worden ge bruikt om aan de hoogte te wennen. Vos wil om die reden eerst een paar lagere top pen beklimmen. Vervolgens wordt de gletsjer verkend die toegang geeft tot de Dhaulagiri. Hij laat daar ook wat spullen achter, zoals een tent, een slaapzak en voedsel. De laatste twee weken zijn inge ruimd voor de feitelijke beklimming. In vier of vijf dagen wil hij de top bereiken: zonder gebruik te maken van zuur- stofflessen, walkie-talkies en vaste tou wen. „Die oostwand is nu nog maagdelijk. Nog niet eerder beklommen. Hij is steiler en moeilij ker dan de eerdere routes die ik heb gevolgd. De oostwand is bovendien be rucht om zijn slechte weer. De wind klapt er zo tegen aan. Maar als het mij lukt, geeft het een grote voldoening, ook al is dat maar voor een kort moment." Maar voorlopig houdt hij nog een slag om de arm. „Ik heb het gevoel dat ik zo'n beetje aan de voorkant van de bergsport zit. Uit dat oogpunt hoop ik dat het lukt. Maar zo niet, dan levert het in elk geval een mooier verhaal op voor mijn nieuwe boek." Pogingen De Dhaulagiri is nog nooit door Neder landers en ook nog nooit solo beklommen. Twee eerdere pogingen van Vos om daar verandering in te brengen, mislukten jammerlijk. In het voorjaar van '94 was hij voor het eerst aan de voet van de berg. Ondanks zware sneeuwval en lawines lukte het hem een bivaktent en voedsel, bedoeld als voorbereiding op de klim naar de top, te deponeren op een hoogte van 7250 meter. Later werd hij overvallen door een hevige storm. „Zodoende kon ik een week lang mijn bivaktent niet verla ten en uiteindelijk moest ik afdalen naar het basiskamp Het slechte weer ging over in de sneeuwval van de moesson en er zat niets anders op dan het basiskamp te ver laten." In het najaar van 1995 keerde hij terug naar Nepal. Ditmaal was Vos niet de enige klimmer die trachtte de berg te veroveren. De Nepalese overheid had acht expedities een vergunning verleend. Meer dan hon derd mensen verbleven aan de voet van de Dhaulagiri en probeerden via dezelfde route de top te bereiken met behulp van vaste touwen die een Japanse expeditie tot op grote hoogte door ervaren Sherpa's had laten aanbrengen. „Omdat deze weg voor mij geen sportieve uitdaging was, besloot ik een meer directe en daarmee moeilijker weg naar de top te volgen. Het weer en ook de ijs- en sneeu- womstandigheden waren beter dan het jaar ervoor. Op 12 oktober verliet ik mijn bivaktent voor de laatste zeshonderd me ter naar de top. "Na een paar uur zwoegen merkte Vos tot zijn stomme verbazing dat hij niet alleen was. „Wat bleek., een Wit- russin, lid van een Bulgaarse expeditie, had voorbij de plaats waar mijn route de 'normaalroute' kruiste het vaste touw verlaten en was mij achterna gegaan. Het was een onervaren klimster met ook nog een gebrekkige uitrusting. Ze volgde me zo hinderlijk, dat ze op de steile ijswand steeds met haar hoofd tegen de onderkant van mijn stijgijzers botste. Levensge vaarlijk. Als één van ons was uitgegleden, zou dat desastreus zijn geweest. Dan had den we het allebei niet overleefd. Op min der dan vijftig meter onder de top was ik gedwongen terug te keren. Voor mijn ei gen veiligheid en die van haar." Vos is een beetje een laatbloeier. Min of meer bij toeval kwam hij met de bergsport in aanraking. „Ik ben nooit zo sterk ge weest in het nemen van beslissingen en het bepalen van mijn keuzes. Mijn voor malige schoonouders hadden een huis in Zwitserland. De bergen vond ik op zich wel mooi, maar waar de sneeuw begon, hield het voor mij op. Ik wist niet wat een gletsjer was, laat staan een sneeuwveld." In 1977 volgde hij samen met een vriend flierefluitend een cursus van de Alpen vereniging. „We waren de oudsten", her innert hij zich. „Ik zelfs al 27. De hulpgid- sen die ons begeleidden schudden telkens meewarig het hoofd. Ze herkenden in ons geen echte klimmers. Toch lag het me wel Ik was handig, kon goed met touwen om gaan en flink afzien. En tot ieders verba zing werd ik een fanatieke klimmer, net zo fanatiek als ik in de jaren daarvoor bij vlagen filosofie had gestudeerd." Als kind stond Vos te boek als ó-sportief'. Een psycholoog kwam tot die conclusie bij een schoolkeuze-onderzoek. „Het was in de tijd dat Anton Geesink furore maak te, dus moest ik van thuis op judo. Maar al dat gestoei, ge wurg en vooral dat steeds maar weer moeten vallen, dat wende nooit. Na anderhalf jaar vertelde ik mijn moeder ook nog eens snikkend, dat ik het zo erg vond dat pappa nooit naar judo kwam kijken. Drie keer heb ik hem daar na zien zitten. Terwijl ik ijverig mijn pijn lijke buitelingen maakte, zat hij daar, half slapend en ook alleen. Pas toen mocht ik van judo af." Eenzaam Misschien was dat wel de basis voor zijn besluit om solo-klimmer te worden. Een zaam; op eenzame hoogte. Met hier en daar een handtekening in een rotswand gekrast. Dat soort visitekaartjes levert hem geen blijvende roem op. „Ik zal wel nooit wereldberoemd zijn. Dat is ook niet van levensbelang. Als je daar bovenop die top staat, dan word je even als een held be schouwd. Dat geeft een lekker gevoel, maar de dag erna kent niemand je meer. Dat houd ik ook graag zo. Dan hoef ik mijn vrije tijd niet te laten verontreinigen door anderen." Bart Vos heeft diverse beklimmingen in de West-Alpen, onder andere de Eiger-noordwand, op zijn naam staan Ook maakte hij verschillende zware solo- tochten, waaronder de zogenaamde Poi- re-route van de Mont Blanc en de noord wand van de Matterhorn. In 1982 nam hij deel aan de eerste Nederlandse Mount Everest Expeditie en bereikte toen een hoogte van 7850 meter. Hij was initiatief nemer van de tweede Nederlandse Mount Everest Expeditie en bereikte in 1984 als enige deelnemer de top van de Mount Everest. In 1987 beklom Vos de Cho Oyo (8201 meter). Tot de voet van de berg werd hij begeleid door een arts; de beklimming deed hij solo. In de periode 1988 tot 1992 reisde hij door Nieuw-Guinea. Hij trok doorde jungle en beklom in zijn eentje de hoogste toppen met namen als Carstenszpiramide, Juli- anatop en Idenburg. In het najaar van '93 trok Vos alleen door het grensgebied van Nepal en Tibet, wes telijk van de Mount Everest en beklom drie 'zesduizenders' en twee 'zevendui- zenders'; de Palung-Ri en de Pumori. In 1994 en in 1995 ondernam hij eensokr-ex- peditie naar de Dhaulagiri Rob Hirdes Nieuwe voortplantingstechnieken zoals IVF, waarmee onvruchtbare stellen toch eigen kinderen kunnen krijgen, hebben grote medische en sociale risico's voor vrouwen. De Britse die onlangs haar achtling verloor is slechts één voorbeeld. Een klein groepje heeft er profijt van, maar voor de meerderheid is het een bedreigende ontwikkeling. De afhankelijkheid van dergelijke complexe technieken is zó groot, dat het onze zelfstandigheid aantast. Belanghebbenden zoals artsen, onderzoekers, regering en farmaceutische industrie krijgen het voor het zeggen over het lichaam van de vrouw. „Schrikbeeld is de situatie waarbij het kind vanaf conceptie tot en met de 'geboorte' in het laboratorium en dus buiten het vrouwelijk lichaam wordt gemaakt. Het enige dat onderzoekers nog moeten vinden is een kunstmatige placenta." De van origine Indiase onderzoekster Jyotsna Gupta (48) deed jarenlang onderzoek naar de invloed van nieuwe 'reproductietechnieken' op de samenle ving en de autonomie en de emancipatie van vrouwen. Ze onderzocht de situatie in India en Nederland en promoveerde aan de Leidse Rijksuniversiteit op haar proef schrift 'New freedoms, new dependen cies; new reproductive technologies and woman's autonomy in India and the Netherlands' (Nieuwe vrijheid, nieuwe afhankelijkheid; nieuwe reproductie technologieën en de autonomie van vrou wen in India en Nederland). Gupta constateert dat zeggenschap en zelfstandig genomen beslissingen van vrouwen over het eigen lijf door dezd nieuwe voortplantingstechnieken wor den aangetast. „Het is een illusie om te denken dat met een toenemend aantal mogelijkheden om te kiezen ook de vrij heid van keuze toeneemt! Hoe complexer de technologie, hoe groter de afhankelijk heid van vrouwen van artsen, weten schappers en zorgverleners. En omdat ze ook weer artsen nodig hebben om gezond heidsrisico's te behandelen, worden ze nog afhankelijker. Vrouwen zijn consu ment geworden van nieuwe voortplan tingstechnieken en niet degenen die er controle over hebben." Geen keuze „Reageerbuisbevruchting - IVF - is niet echt een keuze: het is nog de enige moge lijkheid op een eigen kind. en mensen wil len alles geprobeerd hebben. Het recht om te kiezen wordt zo vaak een plicht om te kiezen. Kiezen wordt ook steeds meer een soort consumentisme in deze samenleving die door productie en marktdenken wordt gedomineerd. Straks kiezen we ook nog voor een jongetje of meisje, met blauwe of bruine ogen... Het zou beter zijn als vrou wen niet zo afhankelijk waren van nieuwe technologieën en medici; als zij over hun eigen lijf een afgewogen beslissing kun nen nemen op basis van goede informa tie." De onderzoekster wilde weten welke 'prijs' vrouwen voor nieuwe technologie- en moeten betalen: „Niet alleen financi eel, maar ook lichamelijk en geestelijk is er een hoge prijs van de medicalisering van voortplanting: vrouwen leveren hun zelfstandigheid in en worden overgele verd aan artsen. Behandelingen hebben bovendien gezondheidsrisico's en zijn een zware pychische last." Gupta ondervroeg Reageerbuisbevruchting - IVF - is niet echt een keuze: het is nog de enige mogelijkheid op een eigen kind. voor haar proefschrift honderden vrou wen in India en Nederland, maar ze sprak ook met artsen, onderzoekers en politici. Ze beschreef in haar omvangrijke boek de geschiedenis en nieuwste ontwikkelingen van voorbehoedsmiddelen en abortus, voortplantingstechnieken zoals reageer buisbevruchting (IVF) en genetische en andere onderzoeksmethoden om defecten aan het ongeboren kind op te sporen. Verschillen Over de verschillen tussen haar geboorte land en Nederland zegt ze: „Er zijn wel grote sociaal-economische verschillen, maar op andere punten zijn er overeen komsten: in beide landen is veel aandacht voor nieuwe voort plantingstechnieken en wordt daarnaar veel onderzoek gedaan. Bovendien: de ontwikkelingen hebben in beide landen veel invloed op de levens van vrouwen." In haar boek gaf ze aan welke politieke, culturele, economische en soci ale motieven van belangengroepen aan de ontwikkeling van nieuwe technologieën ten grondslag liggen en beschreef ze wel ke 'machthebbers' invloed uitoefenen op de levens en beslissingen van vrouwen. „Het is een illusie om te denken dat tech nologie vrij is van politieke en andere in vloeden. Integendeel: denk aan de ge- boortepolitiek van ontwikkelingslanden. Regeringen zijn gebaat bij anticonceptie om de groei van de bevolking in te dam men." „Ook in Nederland zijn er belanghebben den: denk aan de farmaceutische industrie die de pil en andere hormoonp- reperaten maken en verzekeringsmaat schappijen die gebaat zijn bij onderzoek op afwijkingen aan het ongeboren kind. De regering bepaalt ook wat wordt onder zocht, door wie. wat in het ziekenfonds pakket komt en wie in aanmerking komt voor behandeling. Op die manier heeft de staat een grote invloed. Hetzelfde geldt voor religieuze groeperingen die andere belangen hebben." „We moeten de nega tieve kanten van nieuwe technieken goed in de gaten houden en ervoor waken dat technologie ons leven compleet beheerst We moeten met zijn allen nadenken over de maatschappij die wij wenselijk achten. Daarom moet vóór de introductie van een nieuwe technologie een brede discussie over het nut en de gevolgen ervan op gang komen. Vrouwen moeten nadrukkelijk meepraten en invloed krijgen op beslui ten." Kraanwater „Als die discussie pas later tQt stand komt, is het al te laat. Technologieën wor den al heel snel routine. Kijk naar de 'pil', die een soort kraanwater is geworden, terwijl het wel degelijk een kunstmatig hormoon is dat invloed heeft op het li chaam van \Touwen en gevolgen heeft voor hun sociale positie. Mannen schui ven hun seksuele verantwoordelijkheden af onder het motto: 'Je slikt toch de pil?' Jonge vrouwen worden ook geacht altijd beschikbaar te zijn voor seks omdat ze de pil slikken. Maar over dit algemeen geac cepteerde middel is discussie nu niet meer mogel ij kDe Indiase onderzoekster is te genstander van medische ingrepen zoals IVF, vruchtwaterpuncties, echo's, vlok ken- en genetische tests, hoewel ze ook de voordelen 'voor een kleine groep vrou wen' onderkent. „Maar ik vind de ge zondheidsrisico's te groot: vrouwen kunnen zelfs sterven door een hormoon behandeling of een miskraam krijgen door een punctie. Prenataal onderzoek moet je alleen doen als er, in de familie bij voorbeeld, duidelijke aanwijzingen zijn dat er kansen zijn op een kind met afwij kingen." „Wat IVF betreft: ik ben bang voor mani pulatie van embryo's. Onvruchtbaarheid vind ik ook geen ziekte, het is een sociaal probleem. Het is toch te gek dat vrouwen een ingrijpende hormoonbehandeling on dergaan terwijl nota bene hun man on vruchtbaar is. Er zijn ook andere moge lijkheden zoals adoptie of inseminatie met zaad van een andere man: een eigen kind is niet zaligmakend. Als mijn eigen dochter IVF zou overwegen, zou ik haar uitgebreid informeren over de voor- en nadelen. De uiteindelijke beslissing zou aan haar zijn." Schokkend Gupta vond het schokkend te beseffen dat de commercie een steeds grotere rol speelt bij de ontwikkelingen rond voortplanting en geboortebeperking. „Hormoonprepa raten voor IVF zijn een enorme groei markt voor de farmaceutische industrie. Ook zijn er al preparaten op de markt waarmee toekomstige ouders zélf de ge zondheid van hun ongeboren kind kun nen screenen op genetische afwijkingen. Verzekeringsmaatschappijen staan klaar om met die informatie hun voordeel te doen. Dat heeft effect op ons allemaal: zo wel mannen als vrouwen. Over dergelijke ingrijpende ontwikkelingen moeten we goed nadenken en praten." „Kijk ook naar de toenemende invloed van commercie op wetenschap: steeds meer onderzoekers zijn wegens geldnood gedwongen samen te werken met het be drijfsleven. Met de genetisch gemanipu- leerde stier Herman tot gevolg. Die belan genverstrengeling is een slechte zaak. De overheid moet wetenschappelijk onder zoek betalen om onafhankelijkheid te ga randeren." Opvallend vindt Gupta ook de snelle opmars van de voortplantingstech nieken. „Het is nauwelijks bij te benen. Zelfs artsen weten niet alles, zo heb ik ge merkt in mijn interviews. En informatie is juist zo belangrijk om een afgewogen be sluit te nemen. Ik hoop dat mijn proef schrift een bescheiden bijdrage levert voor een brede discussie in onze samenle ving." Caroline Overbeeke

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1996 | | pagina 31