Dijkplanten met uitsterven bedreigd IPBC Culinaire revolutie begon in Frankrijk Expositie in Koksijde-Bad van de Zeeuwse natuur PZC ZATERDAG 3 AUGUSTUS 1996 vrije tijd De Zeeuwse dijken zijn bij planten liefhebbers een begrip. Het kost wei nig moeite om enkele tientallen soorten op te sommen, waarvan het zwaartepunt van de verspreiding in Nederland juist op de Zeeuwse dijken ligt. Dat is in feite heel bijzonder, temeer als je realiseert dat de dijken als smalle linten door in tensief gebruikt agrarisch cultuurland schap lopen. Op het eerste gezicht lijkt op de Zeeuwse dijktaluds niet veel meer te verwachten dan in een gemiddelde Ne derlandse berm. Toch is de plantenrijkdom van de Zeeuwse dijken wel te verklaren. In de eerste plaats is er het microklimaat. Vooral op dijkhelligen die op het zuiden en westen gelegen zijn kan de tempera tuur in de zomer flink oplopen. De bo dem is over het algemeen kalkrijk, onder meer dankzij de vele schelpresten in de grond. Tenslotte zijn vrijwel alle dijken ooit zeewering geweest. Kalkrijke grond ontwatert snel en daardoor kan in het voorjaar de temperatuur van de bodem snel stijgen. De meeste typische dijk planten gelden dan ook als zuidelijke soorten, die in ons land de noordgrens van hun verspreiding bereiken. Een tweede factor die van groot belang is voor de plantenrijkdom is de manier waarop de dijken altijd beheerd zijn. Eeuwenlang was het gebruikelijk om de dijken te beweiden met rondtrekkende schaapskudden of jong rundvee. De schaapwachter en de koeienwachter wa ren tot na de Tweede Wereldoorlog ver trouwde verschijningen op de Zeeuwse dijken. Het grazende vee voorkwam dat de dijktaluds dichtgroeiden met stru weel. Bovendien zorgden zij voor de ver spreiding van zaden, die aan de vacht, of gewoon aan de poten, als verstekeling meereisden met de kudde. Maar de com binatie van stijgende loonkosten en lage vleesprijzen leidde ertoe dat over de dij ken rondtrekkend vee uit het land schapsbeeld verdween. En het is boven twijfel verheven dat typerende dijkplan ten als wilde marjolein, ijzerhard, moes- look en glad parelzaad daardoor in de problemen komen. De ruige anjer, het Zeeuws doornzaad, de Vlaamse peterse lie en de ruige weegbree staan zelfs op het punt om uit te sterven. Deze soorten zijn acuut bedreigd, maar ook voor plan ten als graslathyrus, knopig doornzaad, donderkruid en driedistel lijkt het eeen kwestie van tijd voordat ze in de geva renzone komen en vervolgens het loodje leggen. Dat het gevaar voor uitsterven geen aca demische kwestie is, bewijzen de soorten die nu al volledig verdwenen zijn. Frap- De uiterst zeldzame ruige anjer staat op het punt om van het toneel te verd w ijnen. foto Chiel Jacobusse De groeiplaatsen van de wollige distel werden tijdig veiliggesteld. pante voorbeelden zijn de wilgsla, die halverwege de jaren zeventig verdween, en de vroeger wijdverbreide kalketrip. die in 1964 voor het laatst in Nederland werd waargenomen. De laatste groei plaats van de - ooit in Zeeland verspreide - wilgsla verdween bij de dijkverzwaring langs de Verdronken Zwarte Polder bij Nieuwvliet. Maar de echte oorzaak is niet gelegen in zo'n éénmalige ingreep. Het rondtrekkende vee zorgde er in het verle den voor dat er altijd wel weer een nieuw plekje was waar de plant weer opdook. De kalketrip werd al in 1583 als Zeeuwse plant vermeld door de plantkundige Do- doens: Exit passim in Zelandiis et aliis maritimus. En dan is er nog het voorbeeld van het Calandklokje. Deze fraaie verwant van de akkerwinde werd in 1941 ontdekt op de dijk van de Calandspolder in het voor malige Noord-Sloe. In 1960 verdween de plant als gevolg van werkzaamheden aan de betreffende dijk. De oorspronke lijk even, zeldzame wollige distel hand haafde zich dankzij tijdige aankoop van de groeiplaats door het Staatsbosbeheer en de voortzetting van het traditionele beheer door de Stichting Zeeuwse Schaapskudde. Het is een lichtpuntje; maar voor de planten van de bloemdij- ken is veel meer nodig dan zo'n inciden teel succesje. Chiel Jacobusse Lodewijk XIV was een vraatzuchtig type. Dat bleek toen na zijn dood z'n lichaam werd gebalsemd. De maag van de dikkerd was driemaal zo groot als die van 'gewone' tijdgenoten. Charlotte von Pfalz had zich in een brief ooit al eens smalend uitgelaten over de schranspartijen van haar schoonbroer. Als Lodewijk het had over 'een lichte maaltijd' verzwolg hij vier broden, een fazant, een patrijs, twee dikke plakken ham, schapenvlees met knoflook, gebak, fruit en een partijtje hardgekookte eieren. Had Lodewijk XIV in de Romeinse tijd geleefd, dan had hij zich tijdens zo'n vreetfestijn even kunnen terugtrekken in het vomitorium, een kleine 'kotskamer' die direct naast de eetkamer lag. Nee... daar stak men niet even de vinger in de keel om ruimte te scheppen voor een nieuwe lading, in het decadente Rome ge bruikte men een pauwenveer om het vo meren te vergemakkelijken... Met dergelijke wetenswaardigheden wordt de bezoeker van de tentoonstelling Het Culinaire Gebeuren in de kerk Ster- der-Zee in Koksijde-Bad geconfronteerd. Naast de kerk biedt een smoezelige friet bakker - wiens verschijning alleen al braakneigingen oproept - zijn kleffe waar aan. Binnen geeft de tentoonstelling een overzicht van 10.000 jaar eetgewoonten. Van de prehistorie tot nu, dus van de tijd dat men z'n voedsel kookte in dierenma- gen tot het geprepareerde voedsel dat astronauten meenemen in hun raket of shuttle. Landbouw Die tijdsafbakening is niet willekeurig. Immers, zowat 10.000 jaar geleden scha kelden onze verste voorouders over van de jacht en de visvangst op landbouw en vee teelt. Vanaf dat moment leefde de mens niet meer bij de gratie van de natuur, maar wendde hij de rijkdommen van die natuur in z'n voordeel aan. Er was sprake van een heuse omwenteling. De tijd die daaraan voorafging is slechts in grove lijnen te schetsen. Toen de aap achtige uit zijn boom klom en zich als 'aardbewoner' meldde, begon zijn zoek tocht naar voedsel op de grond. De herbi voor werd alleseter. Zijn eenzijdige plantaardige voedsel kreeg een extra di mensie: een slakje of een knaagdiertje tus sendoor bleek een welkome afwisseling. Later werd het jachtinstinct geperfectio neerd en werd de jacht op grotere dieren geopend. Het gebruik van werktuigen en de 'ont dekking' van het vuur boden vervolgens nieuwe mogelijkheden. Om te overleven moest het voedsel worden bewaard; dus moesten er voorraden worden aangelegd. Én had je buurman niets te eten, dan deel de je. Pas na de laatste ijstijd werden de natuurlijke omstandigheden minder bar. De plantengroei werd gevarieerder, de fauna ook. Mensen vestigden zich op vas te plaatsen, ze begonnen dieren vet te mesten voor de slacht en uiteindelijk deed ook het aardewerk z'n intrede. Op die ma nier werd voorzichtigjes de basis gelegd voor de huidige maatschappij. Standen Die maatschappij viel op den duur uiteen in standen... rijken en armen. De kloof was ook zichtbaar in de keuken. Die van de rij ken zou zich ontwikkelen tot wat we nu gastronomie noemen. En waar de grond het vruchtbaarst was aardde de rijkdom het best. De Sumeriërs bijvoorbeeld leg den zich op het vruchtbare land aan de Perzische Golf toe op schapen- en runder teelt. Het leverde hen behalve vlees ook boter en kaas op. Het volk kende vijftig soorten vlees. De Grieken daarentegen toonden zich een sober volkje, dat het zon- Foto boven: De tentoonstelling in Koksijde biedt onder meer een kijkje in een Chinese eetkamer. Links: In de negentiende eeuw was schraalhans keuken meester. fotografie Dirk-Jan Gjeltema 'haute cuisine'. En nu, in deze twintigste eeuw? Nu heeft zich in alle Westerse lan den een ongehoorde belangstelling voor eten ontwikkeld, niet in het minst uit zui vere genotsoverwegingen. „Door de tech nische hoogstandjes, het massavervoer en de wetenschappelijke hausse is de keuken een universeel gebeuren geworden!", valt ergens op een bordje in de tentoonstel lingsruimte te lezen. Die bordjes hangen er bij tientallen. En ze hebben stuk voor stuk leuke dingen te melden. Zo hangt er een recept voor 'met gehakt gevulde baarmoeder' ('maal pe per, komijn en de hoofden van twee preien en voegt het gehakt toe; dit alles doet men in een goed gewassen baarmoeder'). Leuk om te weten is ook dat Philips de Goede in 1475 tijdens een banket een pastei liet bin nenbrengen, die plaats bood aan 28 muzi kanten. Het 'Avondmaal der Moedwillige Vrijgezellen' begon op 24 december 1980 met Zeeuwsche oesters. En een mens ver orbert in z'n hele leven: vier ton, rund vlees, vier ton aardappelen, twee ton kip. een halve ton kaas. 20.000 eieren. 108.000 sneetjes brood. 80.000 koppen koffie, 11.000 liter frisdrank, 6813 liter bier, 1120 liter wijn en 7570 liter melk. En dat is goed voor een halve liter darmgas per dag. die wij besmuikt dan wel met verve de wereld in toeteren. De samenstellers van de ten toonstelling (onder hen medewerkers van de vermaarde hotelschool Ter Duinen in Koksijde) betreuren slechts één ding zeer. zo blijkt uit de tekst op één van de infor matiebordjes: 'In de Romeinse keuken maakte men veelvuldig gebruik van een kruid dat. tot spijt van velen tot op he den niet werd teruggevonden. Zij noem den het 'geil makend kruid Wout Bareman Tentoonstelling Het Culinaire Gebeuren Kerk Ster-der-zee aan de Koninklijke Baan in Koksij de-Bad Dagelijks open behalve maandag) van 14 00 tot 18.00 uur. Tot 31 augustus rijk de kurk introduceerden. Goed om te weten is overigens dat de wijntraditie ou der is dan de Romeinen, al ontdekten die wel dat de wijnstok vooral goed gedijde in Frankrijk, het toenmalige Gallia. De dich ter Homerus bezong de wijnstok al in de tiende en elfde eeuw voor Christus. En ver der staat vast dat de wilde druif voor het eerst werd veredeld op de zuidelijke flan ken van de Kaukasus. Daar werd 7000 of 8000 jaar geleden al wijn gemaakt. Na de val van het Romeinse Rijk duurde het eeuwen voor een nieuwe eetcultuur ontstond. Die vond z'n oorsprong in de middeleeuwse kloosterkeuken. De kloos terlingen introduceerden nieuwe land bouwtechnieken waarmee de monniken hele moerassen omtoverden tot vrucht bare landbouwgrond. Lekebroeders en - zusters onderhielden boomgaarden en groenten- en kruidentuinen. Bovendien waren abdijen naast oorden van gebed en arbeid ook veelzijdige culturele smelt kroezen waar in de bibliotheken de ge schriften over de antieke en de Arabische keuken zorgvuldig werden bewaard en ge- conpieerd en waar nieuwe technieken werden verruimd en verfijnd. En de ont dekkingsreizen deden later de rest. Zo werd de kalkoen door de Jezuiten uit In dia naar Europa gebracht. De 'tomatl' van de Azteken was een klein goudgeel vruchtje dat in de achttiende eeuw door de Italianen werd ontwikkeld tot een sap pige, rode tomaat, Mais werd volksvoed- sel in Noord-Italië en Roemenie, nadat Spaanse zeelui het bij gebrek aan beter bij terugkeer uit Amerika als voedsel ontdek ten. En de 'chocolatl'. die de Spaanse ver overaars tijdens een feestje bij de Azteken kregen aangeboden, werd in Europa geïn troduceerd als chocolade. In de zeventien de eeuw begon de culinaire revolutie. Van uit Frankrijk. De nieuwe verfijnde Franse keuken zou in heel Europa toonaangevend worden en in de negentiende eeuw uitgroeien tot de der de rijkdommen voor de tafel moest doen. Van Homerus weten we dat de Grieken het hielden op brood met kaas en olijven, waarbij met water verdunde wijn werd ge dronken. Vanaf de tweede eeuw voor Christus leerden ook de Romeinen wat •rijkelijk tafelen' is. Ze kenden al snel een drie-gangen menu waarin veel, zo niet al les, draaide om de vele soorten vis, gevo gelte en kaas. Vanuit alle hoeken van het immense Romeinse Rijk werden nieuwe producten aangevoerd. Kersen van bij de Zwarte zee, perziken uit Perzië, smaakma kers als peper en kaneel werden aange voerd uit het Verre Oosten en Arabië. En de Romeinen zorgden ook voor de alge mene verspreidng van de wijndruif. Om streeks 25 voor Christus verscheen het eerste kookboek van de hand van Apicius: De Re Coquinaria. Koks ontpopten zich in die dagen tot heuse kunstenaars. De eer ste verfijnde keukencultuur was geboren, maar... verdween met de ondergang van het Romeinse Rijk weer net zo snel. Op dat moment sloegen de barbaren weer toe! Overigens rekent Het Culinaire Gebeuren af met de misvatting dat de Romeinse eet- en drinkgewoonten ronduit decadent wa ren. De vreet- en zuippartijen grepen en kel plaats in het late keizerrijk met ont- Ook aan astronautenvoeds el wordt aandacht besteed op de expositie in Koksijde spoorde heersers als Caligula en Helioga- balus. Nee, de ware Romein at met stijl en nam een strenge tafeletiquette in acht. De tafelmanieren vonden hun oorsprong in de religieuze symboliek. Net als in de tem pel diende men bij het avondmaal (cena) een speciale toga te dragen, de tosa cena- toris, een wit gedrapeerd kleed met een paarse band. Elke Romein die het zich kon veroorloven, beschikte over een eigen wijngaardje, want... zonder wijn, geen Ro mein! De houdbaarheid vormde echter een pro bleem. Om het verzuren te voorkomen werd aan het brouwsel zeewater, hars, teer of marmerpoeder toegevoegd. Het ver pestte de smaak. Jamer voor de Romei nen, maar eigenlijk werd de wijn pas goed houdbaar toen Portugese monniken in de zeventiende eeuw via de abdijen in Frank-

Krantenbank Zeeland

Provinciale Zeeuwse Courant | 1996 | | pagina 29